MAANDAG 20
JANUARI 1930.
het van harte eens, maar hij hoopt, dat het College zijn
belangstelling ook in daden zal omzetten. Over de demping
van het Levendaal en de Mare is in den loop der jaren reeds
veel gepraat en jaarlijks keert die zaak bij de behandeling
der begrooting terug. Men vindt het blijkbaar een punt om
over te praten, maar bij dat praten wil men het dan ook
laten. Spreker is echter overtuigd, dat elke Leidenaar hart
grondig verlangt naar het dempen der stinkende grachten.
In het Leidsch Dagblad van Zaterdag jl. vestigt een van de
lezers in een ingezonden stuk nog eens de aandacht op den
onhoudbaren toestand; hij zegt, dat het een opluchting zal
zijn en een bevrediging zal geven in de stad, als het Leven
daal eindelijk eens zal worden gedempt.
Spreker betreurt het, dat deze en andere werken, voor de
werkverruiming van zoo groot belang, naar de toekomst
worden verschoven. Het nieuwste is de laatste jaren geweest,
dat de demping van het Levendaal werd opgehangen aan den
enormen kapstok, die «uitbreidingsplan" heet. Spreker vreest,
dat er de eerste jaren van die demping niets zal komen.
Het uitbreidingsplan blijft, mede in verband met alles wat
daardoor moet worden uitgesteld, veel te lang uit; het wordt
meer dan tijd om daarover nu eindelijk een besluit te nemen.
Juist doordat allerlei belangrijke zaken naar het uitbreidings
plan verschoven worden, kan men niet sterk genoeg aandrin
gen, dat het College eindelijk deze zaak stevig ter hand neemt;
de aanvaarding van het uitbreidingsplan zal ten goede kunnen
komen aan de werkverruiming. De Voorzitter heeft in zijn
jongste Nieuwjaarsrede medegedeeld, dat die zaak zeer binnen
kort ter hand genomen zal kunnen worden; spreker zal er
nu dus niet meer van zeggen, maar hoopt, dat dit zeer
binnenkort zal zijn. Wanneer het uitbreidingsplan is vastge
steld, zal dit door doorbraken, grachtdempingen, wegenaanleg
en nieuwen bouw op onderscheiden gebied werk geven; dan
moet echter de zaak aangepakt worden zooals in verband
met de tijdsomstandigheden noodig is, niet al te partieel en
van den kleinen kant bekeken. Men moet het dus niet in
kleine gedeelten doen, maar men moet de uitvoering van het
uitbreidingsplan forsch aanpakken, hetgeen niet alleen voor
de werkverruiming, maar ook voor het aanzien van de stad
goede gevolgen zal hebben.
Verder wijst spreker op de rioleeringsplannen. Destijds,
toen men er nog niet aan begonnen was, heeft spreker meer
malen voorgesteld de uitvoering te vervroegen; daarop is men
wel ingegaan en er wordt wel aan gewerkt, maar toch niet
met voldoenden spoed. De data van aanbesteding en uitvoe
ring wijken in werkelijkheid sterk af van de data, die op
het programma van uitvoering stonden; was dat programma
gevolgd, dan zou men ten aanzien van de rioleering op dit
oogenblik verder zijn dan nu het geval is. Het hoofdriool
en wijk Haarlemmertrekvaart; datum van aanvang 1 Juli
1929; daarvan is op het oogenblik nog geen sprake; er is
nog zelfs geen aanbesteding geweest. Dit zou opgeleverd
moeten zijn 1 Januari 1930; deze datum is ook reeds gepas
seerd. Het stamriool Noorderstraat en Koolstraat; aanvangs
datum 1 September 1929; oplevering 1 April 1930; voor
stamriool en wijk Stationsweg en Rijnsburgerweg zijn deze
data 1 Januari 1930 en 1 November 1930; voor stamriool
Koestraat, Oude Vest 1 April 1930 en 1 November 1930;
overwulving Uiterstegracht e. o. 1 Juni 1930 en 1 Februari
1931; Zuidelijk rioolgemaal met persleiding 1 November 1930
en 1 Augustus 1931.
De heer Splinter zegt, dat men iets achter is, maar niet veel.
De heer van Stralen zal een verdere opsomming achter
wege laten, maar hieruit kan men zien, dat dit »iets" wel
iets meer is en dat het aanbeveling verdient om zich te
houden aan den opzet en om deze zaak zoo krachtig mogelijk
aan te pakken, door b. v. met dubbele of met grootere ploegen
te werken.
Nu zegt het College, dat er op het gebied van de werk
verruiming reeds veel gebeurt, maar dat er geen grondwer
kers beschikbaar zijn. Gedurende het geheele jaar 1929 zijn
echter aan de Arbeidsbeurs grondwerkers beschikbaar geweest,
in November en December dagelijks zelfs 20 a 30; de werk
krachten voor de uitvoering van dit werk waren dus wel
aanwezig.
Wanneer nu tengevolge van het uitbreidingsplan in ver
schillende deelen van de stad grachten gedempt moeten wor
den, komt daar dan tegelijk het rioleeringsplan in die wijk
tot uitvoering Of werkt men eerst het rioleeringsplan volgens
het vastgestelde schema af en dempt men daarna de gracht
Spreker acht het practischer om, wanneer de rioleering wordt
aangevat en het uitbreidingsplan geeft grachtdemping aan,
dat tegelijk te doen.
Spreker komt tot den Leidschen Hout, welke z. i. een
prachtig object voor werkverruiming is. Dit object wordt
echter niet voldoende uitgebuit, want er zouden veel meer
werkloozen te werk gesteld kunnen worden. Spreker vraagt,
waarom deze zaak niet krachtiger wordt aangepakt. Volgens
de stukken wil men Leiden als woonstad aantrekkelijk maken
en nu is een van de middelen daartoe het maken van een
boschplan met behoorlijke waudelgelegenheden. In plaats van
de zaak krachtig aan te pakken
De heer Goslinga voegt spreker toe, dat dit gebeurt. Spreker-
ontkent dat, gezien het feit, dat er gemiddeld slechts een 40
a 50 man tewerkgesteld wordt.
De heer Goslinga voegt spreker toe, dat de deskundige
zegt er niet meer te kunnen hebben. Als leek kan spreker
dat niet onmiddellijk bestrijden, maar hij heeft toch den
indruk, dat het feit, dat niet meer arbeiders tewerkgesteld
worden, voornamelijk zijn oorzaak vindt in een tekort aan
geld. Hij vestigt er de aandacht op, dat de Raad van Beheer
in verband met de beschikbare geldmiddelen het voornemen
heeft om alleen het kleine plan uit te voeren. Bepaalt men
zich inderdaad tot dat kleine plan en doet men niets anders
dan terreinen egaliseeren, slooten dempen en boomen planten,
din is dit slechts een klein deel van het geheele complex
werken, dat men zich voorstelt daar uit te voeren. Naar
spreker meent te weten, is het ook de bedoeling op dit terrein
sport- en speelterreinen aan te leggen. Het denkbeeld van
den heer Bosman, door hem in een voorstel belichaamd, om
een of meer sportvelden aan te leggen, juicht spreker toe.
Spreker weet niet of de heer Bosman het oog heelt op terrei
nen, die een onderdeel vormen van den Leidschen Hout, of
op andere terreinen. Is het eerste het geval, dan is het voor
stel van den heer Bosman niet duidelijk. Maar bovendien,
terwijl de heer Bosman dan voorstelt alleen die terreinen
aan te leggen, bedoelt spreker met zijn voorstel om te komen
tot uitvoering van het geheele boschplan, met inbegrip van
de sport- speelterreinen.
De Voorzitter zegt, dat de terreinen, door den heer Bos
man bedoeld, naast den Leidschen Hout liggen en daar niet
bij behooren.
De heer van Stralen zegt zich te hebben laten vertellen,
dat dit geheele complex in gereedheid gebracht en geëxploi
teerd zou worden door den Leidschen Hout. Spreker bedoelt
met zijn voorstel, om geld van gemeentewege beschikbaar te
stellen, opdat een zoo groot mogelijk aantal ar beiders bij den
Leidschen Hout te werk gesteld kan worden. De deskundigen
van den Leidschen Hout kunnen er toch geen bezwaar tegen
maken, dat een zoo groot mogelijk aantal arbeiders daar wordt
geplaatst, ook voor het gereed maken van de sportterreinen,
waarop het voorstel van den heer Bosman doelt.
Spreker verzoekt hier zijn rede te mogen onderbreken.
De Voorzitter schorst hierop de vergadering tot des avonds
te uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering
op Maandag 20 Januari 1930, des avonds te 8^ uur.
Thans zijn afwezig de heeren Vallentgoed en Romijn.
Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de
begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor den
dienst 1930.
De heer van Stralen zet zijn rede voort en zegt een voor
stel te hebben ingediend om door middel van de tewerk
stelling van meerdere arbeidskrachten aan den Leidschen
Hout den aanleg daarvan zooveel mogelijk dienstbaar te maken
aan de werkverruiming. Er moet z. i. op eenigerlei wijze
een uitspraak van den Raad komen of het gewenscht is, dat
de gemeente zich ter bevordering'van de totstandkoming van
den Leidschen Hout financiëele offers getroost in den vorm
van een bijdrage in de kosten. Burgemeester en Wethou
ders zeggen in de stukken, dat er bijdragen van particulieren
worden ontvangen, maar spreker meent, dat dit niet. in die
mate het geval is, dat deze zaak geheel aan het particulier
initiatief overgelaten zou kunnen worden. Het is bekend, dat,
na den eersten stroom in het begin, de bijdragen minder zijn
gaan vloeien, en aangezien voor de uitvoering van het bosch
plan een veel grooter bedrag noodig zal zijn dan op dit
oogenblik beschikbaar is, is er, naar spreker meent, alleszins
aanleiding voor de gemeente om een bijdrage te schenken.
Het argument, dat aan den Leidschen Hout niet meer
arbeiders dan een 50-tal tewerk gesteld kunnen worden,
heeft op spreker niet veel indruk gemaakt. Als dat juist was,
zou het, gezien de uitgestrektheid van de terreinen, al heel
poover zijn, maar tevens een teleurstelling beteekenen, waar
in het begin is vooropgesteld, dat de aanleg van den Leid
schen Hout een mooie gelegenheid zou scheppen om arbei
ders tewerk te stellen.
Burgemeester en Wethouders zeggen ook, dat er ,huns