228
MAANDAG 2 DECEMBER 1929.
dat vele menschen er anders over denken dan de heer Dudok.
Spreker wijst op den Wagnerschouwburg te Amsterdam, die
door Staal gebouwd zal worden, na meervoudige opdracht,
op het Minervaplein in Amsterdam, waar Ir. Blaauw winnaar
was, op het Allebéplein te Amsterdam, waar Boterenbrood
de winnaar was; in principe was het daar ook een zuivere
meervoudige opdracht. Ook voor de tehuizen voor oude lieden
te Schiedam en Rotterdam heeft men een meervoudige op
dracht gekozen. Verdere voorbeelden uit de practijk weet
spreker niet; alleen weet spreker, dat een ziekenhuis in Delft
ook in meervoudige opdracht door Kraan te Oegstgeest is
gebouwd.
Het College heeft spreker, die als verantwoordelijk Raads-
en Commissielid een oordeel moet vellen over deze zaak, niet
voldoende en zelfs onjuiste inlichtingen verschaft. Spreker
heeft aan een groot bouwmeester in Nederland gevraagd,
wat deze in verband met het Raadhuis den juisten gang van
zaken acht, enkelvoudige of meervoudige opdracht. Spreker
zal diens naam niet noemen, omdat men niet mag verlangen,
dat iemand, die hem heelemaal niet kent, zijn geheele ver
trouwen aan hem geeft en niet weet, hoe hij zijn meening
straks zal overbrengen, hem dat toestaat. Die bouwmeester
nu zeide: in de meeste gevallen is een enkelvoudige opdracht
heel goed. Spreker dacht al, dat het verkeerd ging en dat hij
zijn meening behoorde prijs te geven, wat hij na deskundige
voorlichting gaarne doet, maar die bouwmeester voegde er
aan toe: bij het Leidsche Raadhuis is het in verband met
het behoud van den ouden gevel zoo'n moeilijk en gecom
pliceerd vraagstuk, dat ik een kleinen prijskamp noodzakelijk
acht, doch alleen in nauw contact. In dit speciale geval achtte
deze bouwmeester het echter onmogelijk om te zeggen: dat
is de man in Nederland, die dit vraagstuk kan op
lossen. Men kan hier z. i. niet anders doen dan aan de
knapste menschen te vragen een voorloopig ontwerp te gevejn.
Dit behoeft niet te zijn, zooals Burgemeester en Wethouders
de minderheid der commissie in de schoenen schuiven, een
uitgewerkt project. Men moet alleen kunnen zeggen: hier is
de grond, waarop gij bouwen kunt, en wilt gij daarvoor voor
loopig project maken?
Resumeerende komt spreker tot de conclusie, dat, indien
Burgemeester en Wethouders van af het begin de zaak
objectief en niet eenzijdig hadden behandeld, de heer Dudok
niet zoo boog te paard zou zijn gaan zitten als thans het
geval is. Met cijfers kan men zoo iets niet aantoonen, maar
dit is toch de indruk, dien spreker persoonlijk heeft gekregen.
Ook vraagt spreker zich tenslotte af, waar de monumentale
gebouwen zijn, die de heer Dudok heett gemaakt. Men kan
er verschillend over oordeelen of het columbarium te Wester-
veld een monumentaal gebouw is. Er is ook gewezen op de
scholen te Hilversum. Spreker wil gaarne toegeven, dat andere
architecten misschien zullen zeggendat zijn schitterende
bouwwerken, maar het zijn z. i. tenslotte toch maar scholen
en geen monumentale bouwwerken. Er zijn in Nederland
toch andere bouwmeesters, die monumentale werken hebben
geleverd. Spreker zou het een ramp vinden voor Leiden,
wanneer men de ontwerpen zou moeten missen van bouw
meesters, die andere monumentale werken hebben geleverd.
Spreker begrijpt dan ook niet, dat Burgemeester en Wet
houders deze verantwoording op zich durven nemen.
Spreker heeft den heer Verweij hooren zeggen, dat de heer
Dudok een wereldreputatie heeft, maar dan wil spreker nog
maals vragen, waar zijn monumentale bouwwerken dan zijn.
Heeft hij soms die wereldreputatie, omdat bij een studenten
huis in Parijs zet? Critiek op zijn werken zal spreker niet
gaan voorlezen, al zou het de schuld van Burgemeester en
Wethouders zijn, dat het moest gebeuren. Van de werken
van den heer Dudok weet spreker alleen iets door het boekje,
dat er over geschreven is, en dat ook de commissie had. De
heer Schüller zeide toen nog, dat men ook boekjes moest
krijgen van andere bouwmeesters, maar voordat die er waren
was de heer Schüller al omgeslagen. Spreker heeft in verband
met deze zaak meer boekjes gelezen, o. a. over Berlage en
als straks een boekje wordt geschreven over den heer Goslinga
als Wethouder van Leiden, dan is er geen betere Wethouder
geweest; omdat die boekjes altijd worden geschreven door
menschen, die met den betrokken persoon sterk symphatiseeren.
Die boekjes zeggen dus niets; spreker kan er niet uithalen
waarin die wereldreputatie van den heer Dudok bestaat;
misschien willen de heeren Schüller en Verweij spreker dit
duidelijk maken.
Verder liggen in de Leeskamer boekjes over de werken
van den heer Dudok; spreker vindt het tegenover de andere
architecten heelemaal niet comme il faut, dat alleen het werk
van den heer Dudok zoo belicht wordt en niet dat van de
andere architecten. De heer Dudok zegt zelf: U hebt met de
aesthetica niets te maken en U kunt er niet over oordeelen
niettemin moeten die boekjes daar liggen, die nog buiten
gewoon geflatteerd zijn; spreker geeft den heer Dudok groot
gelijk en de fotograaf is een buitengewoon goede geweest,
maar spreker hoopt, dat de Raadsleden zoo verstandig zullen
zijn om daaraan geen waarde te hechten, vooral omdat er
geen afbeeldingen van andere bouwwerken bij lagen. Volgens
het standpunt van den heer Dudok en van het College was
het even idioot om naar Hilversum te gaan als om die
boekjes daar neer te leggen. Spreker is tenslotte meegegaan,
maar heeft direct gezegd: laten wij ook gebouwen van b.v.
Berlage of Kropholler of dergelijken gaan bekijken. Spreker
hoopt dus, dat men met groote meerderheid het voorstel van
den heer Spendel en spreker zal aannemen.
De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des
avonds te 8| uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering
des avonds te 8J uur.
Thans is alleen de heer Vallentgoed afwezig, terwijl er één
vacature is.
Voortgezet wordt de behandeling van punt 14 der agenda.
De heer Huurman gaat bij zijn beschouwingen uit van de
gedachte, dat Burgemeester en Wethouders hun advies te
goeder trouw hebben uitgebracht en van meening zijn, dat
zij op deze wijze het belang der gemeente het best dienen.
Spreker kan zich echter niet in alle opzichten met het
advies vereenigen. Burgemeester en Wethouders hadden
moeten doen, hetgeen zij meermalen hebben toegezegd: in
zake de voorbereiding van den bouw van een nieuw Stadhuis
niets ondernemen zonder van te voren den Raad er in te
kennen.
In stuk no. 205 van 18 November hebben zij echter voor
de eerste maal geprobeerd in de 8£ maand, die na den brand
zijn verkropen, overleg te plegen met den Raad, als men het
dan zoo noemen wil. In dat geval begrijpt spreker echter
niet de beteekenis van het woord overleg. Daaronder verstaat
hij, dat Burgemeester en Wethouders den Raad eerst eens
hadden moeten polsen ten aanzien van de te nemen maat
regelen.
Waren Burgemeester en Wethouders hun belofte nageko
men, dan zouden vele onaangename discussies vermeden zijn
en zou men eerder tot een besluit kunnen komen.
Nu zal men vragen: wat valt er te overleggen. Naar spreker
meent allereerst de vraag op welk terrein het nieuwe Stad
huis zal worden gebouwd; zonder dat men verstand heeft
van den bouw kan toch elk lid zich daarover een denkbeeld
vormen. Stel, dat de oude gevel niet behouden blijft is
het daar dan de gewenschte plaats? Daarover had toch wel
een Raadsvergadering, desnoods een geheime, gehouden
mogen worden. Nu blijkt echter, dat Burgemeester en Wet
houders alvast besloten hebben, zonder overleg met den Raad,
dat het nieuwe Raadhuis zal komen op de plaats van het
oude. Zeker, dit is niet heelemaal juist gezegd, maar Burge
meester en Wethouders stellen thans toch voor een opdracht
te verstrekken om plannen te maken op het oude terrein.
Spreker zegt tot den heer Tepe, die interrumpeertmen moet
niet probeeren elkaar nu op een woord te vangendat kan
spreker van avond ook wel doen, men moet niet trachten
elkander onaangenaam te zijn; spreker weet heel goed, dat
het College niet kan besluiten een gebouw te stichten zonder
goedkeuring van den Raad, maar dit voorstel gaat spreker
te ver. Er had over gesproken kunnen worden en overleg
gepleegd; vóórdat men dit terrein als bouwterrein aanwees,
had men zich moeten beraden over de benoodigde oppervlakte;
dit wordt nu aan den architect overgelaten. Burgemeester
en Wethouders hadden zich toch ook door de technische
ambtenaren kunnen doen voorlichten. Allereerst had men
noodig de voorlichting van den Secretaris, die toch geacht
kan worden te weten, welke ruimte voor verschillende takken
van dienst in het nieuwe Stadhuis noodig is. Al kunnen de
technische ambtenaren zelf het Stadhuis niet bouwen dit is
niet ieders werk en spreker wil dan ook niets te hunnen
nadeele zeggen men had toch overleg met hen kunnen
plegen omtrent indeeling enz. van het Stadhuis. Ook is het
practisch niet mogelijk een nieuw Stadhuis te bouwen op het
zelfde terrein als het oude spreker had dit liever in een
geheime zitting behandeld, maar hij heeft van verschillende
leden, die hij gevraagd heeft een geheime zitting aan te
vragen,daarvoor geen steun gekregen; spreker zal er dus nu
in openbare zitting over moeten spreken, hoewel hij dit niet
verstandig vindt. Hoe mooi het oude Stadhuis aan den voor
kant ook was, van binnen was het vrijwel onbruikbaar, vooral
ten aanzien van de werkkamers der ambtenaren. Spreker
bedoelt niet de Raadszaal alhoewel veel te klein de
kamer van Burgemeester en Wethouders en van den Burge
meester, maar de werkkamers der ambtenaren waren donker
en ongeschikt, voornamelijk omdat het licht moest toestroo-
men uit een poort, die achter het gebouw lag. Het is dus