212 MAANDAG 25 NOVEMBER 1929.
willig en met algemeene stemmen voorgesteld den naam van
de instelling te wijzigen.
Burgemeester en Wethouders stellen voor achter den
nieuwen naam «Commissie voor Maatschappelijk Hulpbe
toon" den ouden naam «Burgerlijk Armbestuur" tusschen
haakjes te vermelden. Spreker begrijpt daarvan de logica
niet. Tegen de wederinvoering van den naam «Burgerlijk
Armbestuur", welken de Raad niet meer wenscht, bestaat bij
spreker en de zijnen uitdrukkelijk bezwaar. Burgemeester
en Wethouders zeggen, dat er bezwaar bestaat tegen het
zonder meer aanbrengen van den naam «Commissie voor
Maatschappelijk Hulpbetoon" en achten daarom behoud van
den ouden naam in het reglement noodig. De Commissie voor
de Huishoudelijke Verordeningen heeft ook verbaasd gestaan
van deze opmerking van het College en heeft gevraagd, waarin
dat bezwaar bestaat. Ook spreker wil de vraag stellen, welk
wettelijk bezwaar er tegen het geven van een naam aan
deze instelling, welken de Raadsmeerderheid meer juist heeft
geacht dan den ouden, kan bestaan. In de Armenwet, waaruit
dat wettelijk bezwaar dan zou moeten voortvloeien, komt de
naam «Burgerlijk Armbestuur" niet voor. Daarin wordt ge
sproken van «burgerlijke instelling", terwijl verder geen
naamsaanwijzing wordt gegeven. In verband daarmede meent
spreker, dat de verschillende gemeenteraden vrij zijn in het
geven van een naam aan die instelling en er geen wettelijk
bezwaar tegen ingebracht kan worden, als in Leiden dezelfde
naam wordt ingevoerd als in den Haag is gebeurd.
Wanneer daartegen bezwaren bestonden, zou dat reeds
veel eerder gebleken zijn, omdat reeds in 1921 de Haagsche
Raad het Burgerlijk Armbestuur heeft herdoopt inGemeente
lijke Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon; van eenig
wettelijk bezwaar daartegen is nooit iets gebleken. Ge
deputeerde Staten hebben dat besluit goedgekeurd en zullen
dus ook tegen dit besluit geen bezwaar maken.
Nu verwachten Burgemeester en Wethouders bezwaren
van de weglating van den naam Burgerlijk Armbestuur in
verband met het toepassen van verhaal op derden krachtens
de Armenwet. Spreker heeft zich hieromtrent zekerheid willen
verschaffen en den Haag op dit punt om inlichtingen ver
zocht, waar hieromtrent 8 jaren practijk bestaat. De ge
meente den Haag heeft spreker geschreven, dat men daar
nimmer bezwaren ondervonden heeft bij het indienen van
een vordering tot verhaal krachtens de Armenwet. Het be
zwaar van het College op dit punt is dus niet steekhoudend.
Nu staat zonder meer in het jaarverslag van het Burgerlijk
Armbestuur, dat die nieuwe naam in strijd zou zijn met de
Armenwet; immers zegt de schrijver van dat verslag
daarin wordt wel gesproken van het «Armbestuur", maar ner
gens vindt men den naam «Maatschappelijk Hulpbetoon".
Dat acht spreker frappant; in geen enkel artikel der Armen
wet komt de naam Burgerlijk Armbestuur voor; men heeft
hier dus een instelling, die een wet moet toepassen, maar
haar niet kent. De aanduiding, die Burgemeester en Wet
houders aan den nieuwen naam willen toevoegen, steunt dus
nergens op en is een uitvinding, die misschien geïnspireerd
is door degenen, die con amore den naam Burgerlijk Arm
bestuur wilden behouden. Spreker kan echter niet inzien
waarom men den nieuwen naam nog door den ouden moet
laten volgen; zoo zou men dit ook kunnen toepassen op allerlei
andere gevallen en b.v. achter den naam van een straat,
die een nieuwen naam heeft gekregen, ook den ouden moeten
zetten, b.v. Korevaarstraat (Zijdgracht). Spreker acht dat niet
noodig en zal dan ook straks een voorstel doen om de aan
vulling «(Burgerlijk Armbestuur)" te doen vervallen.
De heer Goslinga betreurt het, dat de heer van Stralen
niet wil aannemen, dat de stadhuisbrand de oorzaak is van
het lang uitblijven van dit voorstel. Het schijnt niet tot de
Raadsleden door te dringen, dat de brand niet alleen het
Stadhuis, maar ook de zich daarin bevindende stukken heeft
verwoest en een groote stagnatie in de geregelde afdoening
van de werkzaamheden heeft gebracht. Het heeft heel wat
tijd gekost, alvorens men verschillende dingen heeft kunnen
reconstrueeren. Zoo is het ook met deze zaak gegaan. Zij
was door Burgemeester en Wethouders afgedaan en lag klaar
voor verzending naar de Commissie voor de Huishoudelijke
Verordeningen, toen de brand plaats had. De reconstructie
heeft geruimen tijd gevorderd.
De bewering van den heer van Stralen, dat er bij het
Burgerlijk Armbestuur weinig animo is geweest, om aan het
verzoek van Burgemeester en Wethouders, om voorstellen te
doen ten aanzien van de naamsverandering, te voldoen, is
juist. De heer van Stralen sprak evenwel van «sabotage".
Spreker vraagt, of een zelfstandig college als het Burgerlijk
Armbestuur dan niet meer met. den Raad van meening mag
verschillen over den naam van de instelling. Het zou een
soort terrorisme van de zijde van den Raad zijn tegenover
de besturen der verschillende instellingen, indien een dergelijk
meeningsverschil aanleiding moest geven tot het gebruik van
zulke beleedigende woorden als «sabotage". Zoolang men in
die lichamen menschen met een zelfstandig oordeel benoemt,
zal men moeten goedvinden, dat zij met den Raad van
meening verschillen.
Bij Burgemeester en Wethouders bestond inderdaad groot
bezwaar tegen deze naamsverandering. Het is niet de maat
schappij, die hulp verleent. Waar is het adres van de maat
schappij? Het adres van de gemeente is op dit oogenblik
Rapenburg No. 12, maar de maatschappij heeft wel organen,
doch geen bepaald adres, tenzij men, zooals de heer van
Stralen, het standpunt inneemt, dat de overheid de baas is
over de maatschappij en dat maatschappelijk hulpbetoon en
burgerlijk hulpbetoon hetzelfde is. Dat is echter geen burgerlijk
standpunt. Zoolang men onderscheid maakt tusschen overheid
en maatschappij, moet men een naam als «maatschappelijk
hulpbetoon" verwerpen. Als er stond «burgerlijk hulpbetoon",
was het nog iets anders.
De heer Wilbrink voegt spreker toe, dat deze bij het
Nederlandsch Woordenboek komt, als Dr. Knuttel weggaat.
Spreker begrijpt niet, dat de heer Wilbrink niet inziet, dat
er een principe achter zit.
Een tweede bezwaar van het College tegen deze naams
verandering is het volgende. De bedoeling is om den gang
naar de instelling gemakkelijker te maken en om de werkings
sfeer uit te breiden buiten de grenzen van de wet; men wil,
om een offïciëele benaming uit het socialistische program te
gebruiken, een ruime toepassing van artikel 29 der Armenwet.
Men weet, dat men dat niet zoo mag voorstellende wet kan
niet door een gemeentelijke verordening op zijde worden
gezet, maar zoodoende ontstaat een wisselwerking; men haalt
zooveel mogelijk menschen naar zich toe en tracht zooveel
mogelijk de werkingssfeer uit te breiden; daarom had het
Burgerlijk Armbestuur ernstig bezwaar tegen wijziging van
het reglement. Het College heeft de Commissie er toch toe
gebracht om gevolg te geven aan het Raadsbesluit en om de
vereischte technische wijzigingen voor te stellen; de Commissie
heeft geen sabotage gepleegd, maar daaraan gevolg gegeven.
Het College heeft toen voorgesteld achter den naam Maat
schappelijk Hulpbetoon te doen volgen den ouden naam
Burgerlijk Armbestuur, in de eerste plaats om aldus een
compromis te treffen tusschen de voorstanders van de beide
namen, maar een belangrijker motief was, dat de naam
Maatschappelijk Hulpbetoon niet heelemaal aangaf het burgerlijk
karakter ervan. Iedere particulier kan zoo'n commissie voor
maatschappelijk hulpbetoon oprichten; er moet dus bijstaan,
dat het een gemeentelijke commissie voor maatschappelijk
hulpbetoon is. Er zijn meer instellingen voor maatschappelijk
hulpbetoon; de Geneeskundige Dienst b.v. verleent ook steun
aan armende Commissie voor sociale zaken en andere colleges
geven ook een zeker maatschappelijk hulpbetoon; op allerlei
manieren steunt de gemeente degenen, die dat noodig hebben,
op allerlei gebied, b.v. op dat van de volksgezondheid. Waarom
moet nu speciaal het Burgerlijk Armbestuur Commissie voor
Maatschappelijk Hulpbetoon heeten? Het derde motief voor
dezen naam is dit: wanneer de Commissie correspondeert met
of voorstellen doet aan offïciëele lichamen, moet uit den naam
blijken, dat het is de instelling, die de Armenwet uitvoert.
Dit komt bij den naam Maatschappelijk Hulpbetoon heelemaal
niet uit. Burgemeester er. Wethouders en het Burgerlijk
Armbestuur stellen daarop hoogen prijs, opdat niet de legende
gevormd wordt, dat de commissie ook nog wat anders doet
dan de Armenwet uitvoeren. Dat is ook wettelijk niet in orde.
Geeft men aan het Armbestuur een anderen naam, dan moet
daaruit duidelijk blijken, evenals uit het reglement, dat het
een lichaam is, dat de Armenwet uitvoert, en niet een
commissie, die naast het uitvoeren van die wet nog allerlei andere
dingen doet, want anders zou men in allerlei moeilijkheden
komen en zou de Armenwet niet meer van toepassing zijn.
In den naam «Maatschappelijk Hulpbetoon" komt zeer onvol
doende de taak van de Commissie uit. Burgemeester en Wet
houders hebben dit voorstel dan ook alleen gedaan, omdat destijds
het voorstel-van Stralen was aangenomen. Zij zouden zich er
in verheugen, indien een oplossing werd gevonden, die den
geheelen Raad bevrediging schonk.
De heer Romjjn zegt, dat de discussie, welke gevoerd wordt
tusschen de heeren van Stralen en den Wethouder, een woorden
kwestie is. Eenerzijds tracht men elkander beter te begrijpen,
maar anderzijds tracht men elkander zooveel mogelijk te
ontwijken. Volgens den Wethouder hebben de voorstanders
van den naam «Maatschappelijk Hulpbetoon" de bedoeling
door deze naamsverandering de taak van het Burgerlijk Arm
bestuur uit te breiden en aan die instelling een richting te
geven, welke niet geheel beantwoordt aan den geest van de
Armenwet. Daarin behoeven de Raadsleden zich echter niet
te mengen, nu eenmaal door den Raad de motie-van Stralen
indertijd is aangenomen. Napraten is niet dienstig en verlengt
slechts de discussie.
Spreker acht de bezwaren, door het College aangevoerd,