118 Jaarlijks op 1 Januari treden twee hunner af. De af tredenden zijn terstond herkiesbaar. i Ter voorziening in de open te vallen plaatsen zenden Burgemeester en Wethouders, de Commissie gehoord, vóór 1 1 November aan den Gemeenteraad eene aanbeveling van twee personen voor elke vacature. Artikel 8. De benoeming ter voorziening in tusschentijds open ge- 1 vallen plaatsen geschiedt op dezelfde wijze als hiervoren is aangegeven. Artikel 9. Hij, die overeenkomstig artikel 8 wordt benoemd, treedt af op het tijdstip, voor het aftreden van zijn voorganger bepaald. Artikel 10. De benoemde meldt binnen veertien dagen na de ont vangst van het bericht van zijne benoeming aan Burge meester en Wethouders, of hij de benoeming aanneemt. Blijft hij hiermede in gebreke, dan wordt hij geacht de benoeming niet te hebben aanvaard. Alsdan doen Burge meester en Wethouders, de Commissie gehoord, zoo spoedig mogelijk een nieuwe aanbeveling aan den Gemeenteraad. Artikel 11. De Commissie kiest uit hare leden een Onder-Voorzitter, en geeft hiervan kennis aan Burgemeester en Wethouders. Artikel 12. Burgemeester en Wethouders benoemen ten behoeve van de Commissie een Secretaris-Boekhouder. Bij het ontstaan van eene vacature zendt de Commissie binnen veertien dagen daarna eene aanbeveling aan Burge meester en Wethouders. De Secretaris-Boekhouder wordt door Burgemeester en Wethouders, de Commissie gehoord, ontslagen. Zijn werkkring wordt in een door Burgemeester en Wet houders vast te stellen instructie geregeld. Voorts benoemen Burgemeester en Wethouders ten behoeve van de Commissie en na raadpleging van deze Commissie zoo noodig één of meer klerken, in den rang van hulpklerk tot en met klerk 1ste klasse; zij worden door Burgemeester en Wethouders, de Commissie gehoord, ontslagen. Werkwijze der Commissie. Artikel 13. De Commissie stelt een huishoudelijk reglement vast, dat aan de goedkeuring van den Gemeenteraad wordt onder worpen. Artikel 14. De Commissie vergadert éénmaal in de veertien dagen en voorts zoo dikwijls als de Voorzitter of vier leden dit noodig achten. De afdoening van dagelijksche en spoedeischende zaken kan geschieden door den Voorzitter en twee leden volgens regelen, bij het huishoudelijk reglement te stellen. Van de armbezoekers. Artikel 15. Burgemeester en Wethouders benoemen ten behoeve van de Commissie een Armmeester en zoo noodig, één of meer armbezoekers. Bij het ontstaan van eene vacature zendt de Commissie binnen veertien dagen daarna eene aanbeveling aan Burgemeester en Wethouders. De Armmeester en de armbezoekers worden door Burge meester en Wethouders, de Commissie gehoord, ontslagen. Hun werkkring wordt met inachtneming van het bepaalde bij de twee volgende artikelen in door Burgemeester en Wethouders vast te stellen instructiën nader geregeld. Artikel 16. De Armmeester dient de Commissie van bericht en raad en verricht alle onderzoekingen, welke hem als zoodanig door de Commissie worden opgedragen. Hij brengt van zijn be vindingen schriftelijk rapport uit, hetwelk door hem wordt onderteekend. Hij is belast met het toezicht op de armbezoekers. Hij is tevens belast met het toezicht op de uitbestede personen en op de naleving der in artikel 5 gestelde eischen. Hij is verplicht jaarlijks in de maanden Januari en Juli aan de Commissie schriftelijk rapport uit te brengen, om trent zijn bevindingen, bij het houden van het in het vorig lid bedoelde toezicht, verkregen. Artikel 17. De krachtens artikel 15 benoemde armbezoekers zijn belast met het verrichten van alle onderzoekingen, die hun als zoo danig door de Commissie of door den Armmeester worden opgedragen. Zij brengen van hunne bevindingen aan de Commissie of aan den Armmeester schriftelijk rapport uit, hetwelk door hen wordt onderteekend. Artikel 18. Wanneer de Armmeester of de armbezoekers naar het oordeel van de Commissie voor hun taak niet geschikt zijn, geeft zij hiervan, onder opgaaf van redenen, kennis aan Burgemeester en Wethouders. Artikel 19. Burgemeester en Wethouders kunnen op aanbeveling van de Commissie onbezoldigde armbezoekers aanstellen. Op hen is het bepaalde bij art. 15 lid 2, art. 16 lid 2, art. 17 lid 2 en art. 18 van toepassing. Verhouding tot, het Gemeentebestuur. Artikel 20. De Commissie staat onder toezicht van het Gemeente bestuur. Zij dient den Gemeenteraad, Burgemeester en Wethouders en den Burgemeester van bericht en raad omtrent de zaken, tot haar werkkring behoorende. Artikel 21. De noodige lokalen ten behoeve van de Commissie worden vanwege de gemeente verstrekt en onderhouden. De administratieve taak der Commissie. Artikel 22. Van de door de Commissie gedane uitkeeringen wordt in een register nauwkeurig aanteekening gehouden. Artikel 23. De Commissie doet jaarlijks in de maand Juni aan den Gemeenteraad verslag van haar werkzaamheden over het afgeloopen jaar. Artikel 24. De Commissie zorgt voor het opmaken en het nauwkeurig bijhouden van den staat harer bezittingen. Zij deelt dien staat en jaarlijks de daarin gebrachte ver anderingen aan Burgemeester en Wethouders mede. Artikel 25. De Commissie zendt jaarlijks vóór 1 Mei de rekeniug en verantwoording over het afgeloopen jaar en vóór 1 Juni de begrooting voor het volgende jaar, met de noodige toelichting ter goedkeuring aan den Gemeenteraad. De begrooting vermeldt alle ontvangsten en uitgaven van de Commissie, en zooveel mogelijk het bedrag, waarop elke post geraamd wordt. Burgemeester en Wethouders kunnen op de posten der begrooting af- en overschrijven, voor zoover de Raad zich niet het verleenen van machtiging daartoe bij de begrooting heeft voorbehouden. Buiten de begrooting om kan geen uitgave geschieden dan met machtiging van den Gemeenteraad. Het boekjaar loopt van 1 Januari tot en met 31 December. Slotbepaling. Artikel 26. Deze verordening treedt in werking op een nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen dag. Op dat tijdstip vervalt de verordening van 26 September 1920 (Gemeente blad No. 33), zooals di laatstelijk is gewijzigd bij verorde ning van 26 September 1927 (Gemeenteblad No. 13). Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 6