116
resp. van de wijken III en IV voltooid zal zijn, geven wij
Uwe Vergadering alsnu in overeenstemming met de Com
missie van Fabricage in overweging, door vaststelling van
den hierbij overgelegden begrootingsstaat beschikbaar te
stellen
a. een bedrag van 36.000.voor de aansluiting van wijk
V, op de kaart nader aangegeven, op de centrale rioleering
b. een bedrag van f 37.500.voor de aansluiting van
een gedeelte van wijk VIII, op de kaart nader aangegeven,
op de centrale rioleering.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. '201. Leiden 18 November 1929.
In zijn hierachter afgedrukt adres verzoekt de heer C. C.
van den Bosch alhier Dwe Vergadering hetzij het bouw verbod
op te heffen, dat op zijn perceel Sectie M Ko. 1162 aan den
Zoeterwoudschen Singel rust, hetzij dit perceel en het neven-
liggende perceel Sectie M No. 1960, tezamen groot 994 M2. aan
te koopen. Door adressant werd in dit verband een bedrag
van 35.000.als koopsom genoemd.
Voor wat het eerste deel van dit verzoek betreft, doen
wij U opmerken, dat op dezen grond geen eigenlijk gezegd
bouwverbod in den zin van art. 30 der Woningwet rust.
Over dien grond is echter bij het geldende uitbreidingsplan,
gelijk uit de overgelegde kaart blijkt, een straat geprojec
teerd, en op dien grond mocht derhalve sedert de vaststelling
van het uitbreidingsplan in 1907 niet Avorden gebouwd,
vermits de verordening op het Bouwen en Sloopen het bou
wen anders dan in de bij het uitbreidingsplan vastgestelde
rooilijnen verbiedt. Bovendien bepaalt de Woningwet sedert
hare wijziging in 1921, dat bouwvergunning moet worden
geweigerd, als het bouwplan afwijkt van het goedgekeurd
uitbreidingsplan. Deze bepalingen werken praktisch voor
adressant op dezelfde wijze als een bouwverbod en opheffing
daarvan kan alleen worden verkregen door de geprojec
teerde straat uit het uitbreidingsplan te laten vervallen.
Hiertoe zien wij evenwel geen reden. Met de ontwerpers
van het nieuwe uitbreidingsplan komt het ons voor, dat
de geprojecteerde straat in verband met de voortgaande
bebouwing en straataanleg in dit stadsgedeelte juist in den
laatsten tijd een toenemend belang verkrijgt, zoodat de
aanleg, al moge deze dan op dit oogenblik nog niet urgent
zijn, zeker eerlang gewenscht zal worden.
Evenmin kunnen Avij U adviseeren, de genoemde perceelen
aan te koopen. Niet alleen toch is de gevraagde koopprijs,
zooals uit de stukken ten duidelijkste blijkt, veel te hoog,
doch bovendien zou door aankoop van deze perceelen slechts
een deel van den grond benoodigd voor den aanleg van
deze straat, welke gelijk gezegd, niet urgent is. worden
verkregen. Overigens meenen wij, dat de gemeente in het
algemeen geen voor straat bestemden grond moet koopen,
indien zij niet tevens door het bezit der aanliggende bouw
terreinen de kosten van dien aankoop en straataanleg op
de koopers van die bouwterreinen kan verhalen.
In overeenstemming met de Commissie van Fabricage
geven wij Uwe Vergadering derhalve in overweging zoowel
het eene als het andere verzoek van adressant niet in te
willigen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 2 Augustus 1929.
Aan den Baad van de gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren,
Geeft met verschuldigde hoogachting te kennen, C. C.
v. d. Bosch, wonende Zoeterwoudschesingel No. 11
dat op het perceel door hem bewoond en in gebruik voor
waschinrichting met open terrein rust een bouwverbod en
bestemd is voor straataanleg.
dat hij in verband met den aanleg van straten op het
terrein van de buitenplaats Zuiderzicht en omgeving, beleefd
verzoekt nu ook een beslissing te willen nemen in zake het
al of niet aanleggen van de geprojecteerde straat over zijn
eigendom Kadastraal bekend sectie M, No. 1162, daar hij
door het bouwverbod in zijn bedrijfsexploitatie niet onbe
langrijk wordt geschaad;
Beleefd verzoekt hij in dezen wel een beslissing te willen
nemen door of het bouwverbod op te heffen of tot aankoop
van zijn eigendom over te gaan.
't Welk is doende
Uw dw. dr.
C. C. v. d. Bosch.
N°. '202. Leiden, 18 November 1929.
Ingevolge raadsbesluit van 20 December 1923 (Ingek.
Stukken N°. 369) werd aan deu heer H. J. de Heyder voor
den tijd van 3 jaren, ingaande 1 Januari 1924, ondershands
opgedragen het baggerwerk en de uitvoering van bijkomende
werkzaamheden, zulks tegen een door de gemeente te
betalen pachtsom van 1000.per maand en een vergoeding
van ƒ0.85 per M3. voor het vervoeren van afvalstoffen, en
onder bepaling, dat de overeenkomst geacht zou worden
voor den tijd van drie jaren tegen dezelfde pachtsom en
dezelfde vergoeding te zijn verlengd, indien zij niet zes
maanden te voren schriftelijk door een der partijen werd
opgezegd.
Vermits een zoodanige opzegging in 1926 niet plaats had,
eindigt de pacht mitsdien op 31 December a.s.
De heer de Heyder heeft verzocht de pacht te continu-
eeren, wat de pachtsom betreft, tegen het bestaande bedrag-
van 1000.per maand, en wat de vergoeding voor het
vervoer aangaat, tegen 0.80 of 1.20 per M3., al naar
gelang de plaats, van waar de stoffen moeten worden ge
haald, binnen of niet binnen een afstand van 30 M. van
het vaarwater ligt. De gemeente betaalt thans voor het
vervoer in beide gevallen 0.85 per M3., doch in het laatste
geval worden de stoffen naar de vaartuigen gebracht door
werklieden van de gemeente. Uit practische overwegingen is
in de nieuwe concept-voor waarden bepaald, dat de pachter
alle stoffen zelf ophaalt. Hoewel de gevraagde prijs voor
het vervoer over korten afstand slechts 5 ets lager is, dan
de huidige prijs, zullen bij deze aanbieding de vervoerkosten
voor de gemeente toch ongeveer gelijk blijven, aangezien
het vervoer over grooteren afstand dan 30 M. belangrijk
geringer is, dan het eerstgenoemde vervoer.
Adressant gaat voorts accoord met een pachttermijn van
2 jaren (eindigende derhalve 31 December 1931) met dien
verstande, dat de pacht stilzwijgend voor gelijk tijdvak
wordt verlengd, indien geen opzegging ten minste zes
maanden te voren door een der partijen heeft plaats gehad.
Deze pachttermijn is aldus gekozen, opdat omtrent de
verlenging vau de pacht van het baggerwerk c. a. en de
verlenging van de overeenkomst met Nieuwkoop inzake de
vuilverwijdering gelijktijdig kan worden beslist. Ook overigens
moesten de voorwaarden in overeenstemming worden gebracht
met deu door het nieuwe systeem van vuil verwijdering
geschapen toestand. Van de verder nog aangebrachte wijzi
gingen vermelden wij slechts die, welke de gemeente de
bevoegdheid geeft een ander dan het in art. 28 genoemde
terrein voor de baggerstalen aan te wijzen; de overige ver
anderingen en aanvullingen zijn van ondergeschikt belang
of van redactioneelen aard.
Met de Commissie van Fabricage is ons College van oordeel,
dat er aanleiding bestaat op de door den heer de Heyder
gedane aanbieding in te gaan.
Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie
liggende stukken geven wij Uwe Vergadering mitsdien in
overweging het baggerwerk en de uitvoering van bijkomende
werkzaamheden voor den tijd van twee jaren, ingaande
1 Januari 1930, ondershands te verpachten aan den heer
H. J. de Heyder, alhier, zulks tegen een door de gemeente
te betalen pachtsom van 1000.per maand en een ver
goeding van 0.80 per M8. voor het vervoeren van stoffen
niet verder dan 30 M. van het vaarwater gelegen en van 1.20
per M3. voor het vervoeren van stoffen, verder dan 30 M.
van het vaarwater gelegen en voorts onder de in de Lees
kamer ter visie liggende voorwaarden, waaronder de bepaling,
dat de pacht wordt geacht na genoemden termijn AToor den
tijd van twee jaren tegen dezelfde pachtsom en vergoedingen
en onder dezelfde voorwaarden te zijn verlengd, indien de
pacht niet zes maanden te voren door een der partijen is
opgezegd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Nn. '203. Leiden, 18 November 1929.
Tijdens de behandeling van de gemeen ie begrooting voor
het jaar 1928 werd in Uwe Vergadering van 8 December
1927 (Handelingen pag. 319) een motie van Uw medelid,
den heer van Stralen, aangenomen, strekkende om den naam
van het Burgerlijk Armbestuur te veranderen in „Maatschap
pelijk Hulpbetoon".
Na raadpleging van het Burgerlijk Armbestuur bieden wij
U hierbij ter uitvoering A'an den in de motie uitgedrukten
wensch de noodige wijzigingen in het Beglement voor het
Burgerlijk Armbestuur aan. Ter tegemoetkoming aan door
genoemd bestuur geuite wettelijke bezwaren is als naam geko-