102
1928 7 in gebruik. Op 1 September 1928 werd het 8e lokaal
in gebruik genomen en toen het noodig bleek, met ingang
van 1 Maart 1929, twee nieuwe klassen te vormen, waardoor
derhalve het totaal-aantal klassen 10 zou bedragen, werd
besloten een klasse onder te brengen in een lokaal van de
Gemeentelijke Kweekschool voor Onderwijzers en Onder
wijzeressen, grenzende aan de spreekkamer van het hoofd
der Centrale School en de andere klasse in een door com
bineering van twee klassen vrijgekomen lokaal van de o. 1.
school aan de Vrouwenkerksteeg B.
Daarmede was echter het vraagstuk van de voorziening
in de behoefte aan ruimte voor de Centrale School niet
afdoende geregeld. In de eerste plaats niet, omdat bij de
eerstvolgende toelating van nieuwe leerlingen, derhalve op
1 September 1929, het aantal klassen wederom met één zou
vermeerderen en in de tweede plaats niet, aangezien het de
voorkeur verdient om althans op den duur alle klassen
dier school in één gebouw onder te brengen.
Ku er op de openbare scholen nog steeds betrekkelijk
veel overtollige plaatsruimte is, kan en moet o.i. de eisch
gesteld worden, dat zonder nieuwbouw of bijbouw een
oplossing wordt verkregen.
Het beste schijnt het ons het gedeelte van het gebouw
aan de Oude Vest, hetwelk tot nu toe diende voor huisves
ting van de Leerschool, ook te bestemmen voor de Centrale
School. Vooreerst, omdat dit gebouw met zijn kleine lokalen
en geringe speelruimte zich beter leent voor Centrale School
dan voor een gewone lagere school en verder, omdat het
uiteraard minder bezwaar oplevert de Leerschool met haar
zes klassen een ander tehuis aan te bieden, dan een ander
gebouw te vinden voor de Centrale School met haar elf
klassen.
Toch stuit men ook bij het zoeken naar een ander gebouw
voor de Leerschool op moeilijkheden. Wel is er op de ge
zamenlijke openbare scholen betrekkelijk veel overtollige
schoolruimte, maar een geheel schoolgebouw is niet beschik
baar. Hieruit volgt, dat de vraag onder oogen moet worden
gezien, of opheffing van een openbare school mogelijk is.
Uit het ter inzage gelegd overzicht van de bevolking der
scholen blijkt, dat de B-scholen van de groep scholen, wier
leerlingen bestemd zijn na 6 jaren over te gaan naar de
Centrale School (oude 3de klasse-scholen), het slechtst bezet
zijn. Van die scholen tellen de scholen aan de Duivenbode-
straat B, Haverstraat B en Vrouwenkerksteeg B het ge
ringste aantal leerlingen.
O. i. kan de school aan de Duivenbodestraat B niet
worden gemist, omdat die school, nadat de geleidelijke op
heffing van de school aan de Duivenbodestraat A zich zal
hebben voltrokken, in die omgeving alléén in de behoefte
aan plaatsruimte moet voorzien. Ook de school aan de
Haverstraat B moet niet of althans nu nog niet wor
den opgeheven.
Geen van beide scholen (Duivenbodestraat B en Haver
straat B) zijn trouwens bijzonder geschikt voor de Leerschool,
omdat beide betrekkelijk ver verwijderd zijn van de Gemeen
telijke Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen.
Hoewel niet absoluut noodzakelijk is het toch wel zeer ge-
wenscht, dat de Leerschool in de nabijheid van de Kweekschool
blijft. Dit laatste nu zal het geval zijn, indien de Leerschool
naar het gebouw aan de Vrouwenkerksteeg kan overgaan.
Immers de afstand van de Oude Vest naar de Vrouwen
kerksteeg is betrekkelijk zoo gering, dat daartegen, ook bij
het hoofd der Leerschool, geen overwegend bezwaar bestaat.
Kan de school aan de Vrouwenkerksteeg B worden opge
heven, dan zal dus èn voor de Centrale School, welke alsdan
de beschikking zou erlangen over de lokalen van de Leer
school èn voor de Leerschool, welke naar een in alle
opzichten keurig ingericht gebouw zou .overgaan, een
alleszins bevredigende toestand worden geschapen.
Reeds aanstonds bleek ons, dat de vraag: Kan de school
Vrouwenkerksteeg B worden opgeheven niet met een
eenvoudig ja of neen kon worden beantwoord. Uit het feit
alléén, dat de twee scholen aan de Vrouwenkerksteeg vóór
de groote vacantie nog 352 leerlingen telden, volgde toch,
dat onmiddellijke en algeheele opheffing van een dier scholen
op bezwaren moest stuiten. Bij nader onderzoek kwam dat
vast te staan. Immers is daarbij gebleken, dat indien de
school op 1 September 1929 was opgeheven, verschillende
klassen aan andere scholen overvol zouden zijn geworden en
dat verder de vorming van 3 a 4 parallelklassen noodig zou
zijn geweest. O. i. kon deze oplossing niet worden aanvaard,
aangezien voor de vorming van 3 a 4 parallelklassen in de
omgeving van de Vrouwenkerksteegscholen de noodige loka
liteiten ontbreken en het bovendien zeer bedenkelijk zou
zijn geweest alle reserve-lokalen in beslag te nemen.
Kiettemin bleven wij van meening en ook thans zijn wij
nog dezelfde meening toegedaan, dat de school Vrouwen
kerksteeg B het meest voor opheffing in aanmerking komt.
Btehalve het reeds aangevoerde pleit daarvoor ook, dat de
scholen aan de Vrouwenkerksteeg in de naaste toekomst nog
een belangrijk aantal leerlingen zullen verliezen. In de
wellicht reeds naaste toekomst toch zullen verschillende
woningen in die omgeving worden ontruimd, hetgeen natuur
lijk van invloed zal zijn op het aantal leerlingen der Vrouwen-
kerksteegscholen. Verder zullen die scholen een vrij groot
aantal leerlingen verliezen uit de Haagwegbuurt, zoodra de
verbinding tusschen Haag- en Morschweg tot stand zal zijn
gekomen. Immers de kinderen uit de omgeving van den
Haagweg zijn dan veel meer aangewezen op de Paul Kruger-
straatscholen.
Het is derhalve duidelijk, dat de bezwaren, welke thans
I nog aan de opheffing van de school Vrouwenkerksteeg B
zijn verbonden, geleidelijk zullen verminderen en het was
vooral deze overweging, welke ons er toe bracht na te gaan
of, nu directe en algeheele opheffing niet wel mogelijk is,
door middel van geleidelijke opheffing der school een be
vredigende oplossing kan worden verkregen.
Ben niet te onderschatten voordeel van de geleidelijke
opheffing is, dat geen enkel kind naar een andere school
behoeft te worden overgeplaatst. Voor het onderwijs zijn de
overplaatsingen op groote schaal zeker niet gewenscht en
bij de ouders bestaat daartegen in den regel groot bezwaar.
In de praktijk gaat het bij geleidelijke opheffing aldus, dat
de ouders in de naaste omgeving van de voor geleidelijke op-
J heffing aangewezen B-school de kinderen, die op grond van
hun leeftijd met September naar school zouden kunnen gaan,
eerst met Maart da. v. naar de A-school zenden en dat ouders
van leerlingen, die wat verder van de school verwijderd
wonen, in dat geval óf eveneens tot Maart wachten óf een
der overblijvende B-scholen kiezen. Ben tweede voordeel
van de geleidelijke opheffing is, dat alsdan in den regel de
j salarissen van alle leerkrachten der school voor rekening
van het Rijk komen. In het onderhavige geval, derhalve
bij geleidelijke opheffing van de school Vrouwenkerksteeg B,
zal dat voordeel ook worden verkregen.
Van 1 Januari 19301 September 1930 zullen er aan die
school 4 onderwijzers moeten zijn en na 1 September 1930
slechts 3. Het Rijk zal over 1930 vier salarissen vergoeden,
zoodat dus niet alleen geen nieuwe combinatie van» klassen
noodig is, maar zelfs met ingang van 1 September 1930 de
tegenwoordige combinatie kan worden opgeheven. Ka 1930
zal het Rijk eveneens de salarissen van alle leerkrachten
vergoeden.
Ook uit financiëel oogpunt kan geleidelijke opheffing dus
worden aanbevolen.
Het eenige bezwaar, hetwelk in dit geval aan geleidelijke
opheffing verbonden is, bestaat hierin, dat de Centrale
School niet onmiddellijk definitief geholpen wordt. De reeds
bestaande tijdelijke toestand, dat de Centrale School de
Vrouwenkerksteegschool als dépendance bezigt, zal dan nog
eenigen tijd moeten worden bestendigd. Het komt ons voor,
dat daartegen geen overwegend bezwaar bestaat. De Vrouwen
kerksteegschool is niet ver verwijderd van de Ceutrale School
en het personeel der Centrale School is met groote zorg uit
dat der overige openbare scholen gekozen. Te minder behoeft
daartegen bezwaar te worden gemaakt, omdat vele kinderen
niet langer dan één jaar de Centrale School bezoeken en er
dus tusschen de verschillende klassen dier school niet het
verband bestaat, dat men heeft in een school, waar alle
leerlingen een meerjarigen leergang doormaken.
De Plaatselijke Schoolcommissie kan zich blijkens haar
ter inzage gelegd advies, in het algemeen met onze op
lossing vereenigenSlechts zou zij daarvan in zooverre
wenschen te zien afgeweken, dat de Leerschool onmiddellijk
werd verplaatst naar het gebouw aan de Vrouwenkerksteeg
en dat de school Vrouwenkerksteeg B tezelfder tijd werd
overgebracht naar het tegenwoordige gebouw van de Leer
school. Op die wijze zou zoowel de Centrale School als
de Leerschool onmiddellijk en afdoende worden geholpen,
terwijl h. i. tegen overplaatsing van de school Vrouwenkerk-
steeg B naar de lokalen der Leerschool geen bezwaar bestaat,
met het oog op het gering aantal leerlingen dier school
en omdat de school dan toch in de onmiddellijke nabijheid
blijft van de A school, zoodat kinderen uit eenzelfde gezin,
die naar A en B school gaan, naar hare meening, toch
tezamen ter school kunnen blijven gaan.
Wij gaan met het gevoelen der Commissie niet geheel
en al accoord. In het belang van de ouders en de leerlingen
achten wij het beter, dat de school Vrouwenkerksteeg B
nog eenigen tijd in het tegenwoordige gebouw blijft, omdat
o. i. alleen dan de kinderen uit eenzelfde gezin gezamenlijk
naar en van school kunnen blijven gaan. Als regel zou dat
zeker niet kunnen, als de school B naar de Oude Vest werd
verplaatst.
Een tweede bezwaar tegen den onmiddellijken overgang
dier scholen is gelegen in de door de Commissie niet be
sproken omstandigheid, dat de wisseling van scholen in
den loop van het schooljaar zou moeten geschieden. Kaar ons