95
Hoofdstuk VIII 5 (Openbaar buitengewoon lager onderwijs).
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 10.321.
bedraagt 10.104.13J.
Eenige hoogere uitgaven, w.o. 847.30 aan rente voor
bovengenoemde geldleening, konden door hoogere ontvangsten
of overschotten op andere uitgaafposten worden gedekt.
Hoofdstuk VIII 6 Openbaar voorbereidend lager onderwijs).
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 58.247.
bedraagt 53.000.55J, d.i. dus 5.246.44J gunstiger.
Tengevolge van de daling van het aantal leerlingen, als
mede door de opvoering van het aantal leerlingen per klasse
behoefde in eenige vacatures van onderwijzeres niet te
worden voorzien, zoodat aan jaarwedden 4.106.57 minder
werd uitgegeven. Ook eenige andere uitgaafposten bleven
beneden de raming.
Hoofdstuk VIII 7 (Bijzonder gewoon lager onderwijs).
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 227.862.
bedraagt 192.055.31, dus 35.806.69 minder.
Door besturen van bijzondere scholen werd een bedrag
van 40.339.96J, w. o. 34.885.71J wegens over de jaren
1922, 1923 en 1924 te veel genoten vergoeding, ingevolge
artikel 101 der Lager-Onderwijswet 1920, en 3.292.27,
wegens over de jaren 1924 en 1925 te veel ontvangen ver
goeding voor vakonderwijzers, in de gemeentekas terug
gestort, waarop niet gerekend was.
Voorts werd voor vergoeding van de kosten van instand
houding van bijzondere scholen over 1928 /3.685.24 minder
uitgegeven dan was geraamd.
Daartegenover moesten eenige uitgaafposten worden ver
hoogd, o. a. „Vergoeding voor schoollokalen, bedoeld in
artikel 84 van bovengenoemde wet" met 2.720.48, „Ver
goeding voor boventallige onderwijzers" met 3.247.32J en
„Bente van geldleeningen" met 2.676.40, terwijl tenslotte
de toevoeging van een tweetal nieuwe posten, n.l. voor de
aanschaffing van schoolmeubelen ten behoeve van de scholen
aan de Oosterstraat en aan het Plantsoen en voor leer- en
hulpmiddelen voor de scholen Oaeciliastraat Nrs. 1115 en
Heerensingel Ho. 27 uitgaven van resp. ƒ605.en 1.939.30
vereischte.
Hoofdstuk VIII (Bijzonder vervolgonderwijs).
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 6.500.
bedraagt 12.194.44 J, d. i. 5.694.44J hooger.
De oorzaak hiervan is, dat in verband met de late vast
stelling door Gedeputeerde Staten van de gemeenterekeningen
over 1924 en 1925, zoowel de bijdragen in de kosten van
het bijzonder vervolgonderwijs over 1924, als die over 1925
ten laste van dit hoofdstuk moesten worden gebracht.
Hoofdstuk VIII 9 (Bijzonder uitgebreid lager onderwijs).
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op f 21.407.
bedraagt 29.576.79J, d.i. f 8.169.79J hooger.
Verschillende uitgaafposten moesten worden verhoogd,
w.o. „Vergoeding bedoeld in artikel 101, 9e lid, Lager
Onderwijswet 1920" met f 2.842.03J, „Vergoeding kosten
instandhouding bijzondere scholen, bedoeld in artikel 101
dier wet"' met f 3.569.98 en „Bente van geldleeningen", in
verband met het aangaan van meergenoemde geldleening,
met 783.31.
Hoofdstuk VIII 10 (Bijzonder buitengewoon lager onderwijs).
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 25.
bedraagt 375. -, wegens verleende bijdragen ten behoeve
van het onderwijs aan doofstomme en blinde kinderen.
Hoofdstuk VIII 11 (Bijzonder voorbereidend lager onderwijs).
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 42.075.
is 11.171.02 hooger, tengevolge van de toekenning van
subsidies ten behoeve van de Boomsch Katholieke bewaar
scholen aan de Krauwelsteeg en aan het Levendaal. respec
tievelijk bedragende f 5.400.en 3.300.—, waarvoor nog
geen gelden op de begrooting voor 1928 waren uitgetrokken,
en de verhooging met in totaal 2.471.02 van de voor de
overige bewaarscholen uitgetrokken subsidiën.
Hoofdstuk VIII 12 (Lager Onderwijs niet vallende onder
de 1 t/m. 11).
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 66.123.
bedraagt 60.860.71, hetgeen f 5.262.29 gunstiger is.
De Bijksbijdrage voor de Kweekschool voor Onderwijzers
en Onderwijzeressen, geraamd op 31.629.bedroeg
ƒ36.428.82 of 4.799.82 meer, welke hoogere ontvangst een
gevolg is van de wijziging bij Koninklijk besluit van 2 Juli
1928, No. 236, van de regeling dezer Bijksbijdrage. Voorts
bedroegen de kosten van de kweekschool, hoofdzakelijk
door mutaties onder het onderwijzend personeel, 2.382.30 J
minder dan geraamd was.
Aan schoolgelden werd evenwel 612.38 minder verant
woord dan geraamd was, terwijl eenige uitgaafposten, o. a.
kosten pensionneering met 470.3?, kosten schoolbaden met
394.en rente van geldleeningen met 129.08, moesten
worden verhoogd.
Hoofdstuk VIII 13 (Middelbaar onderwijs).
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 163.102.
bedraagt 160.542.28, d. i. dus 2.559.72 gunstiger.
De subsidie van het Bijk voor de hoogere burgerschool
met 5-jarigen cursus, geraamd op 12.000.-bedroeg
13.000.d.i. 1.000.meer. Voorts bleven de kosten
van verlichting en verwarming van beide scholen 1.000.
die van het aanschaffen en onderhouden der schoolmeubelen,
werktuigen en verdere hulpmiddelen i 2.600.die van
onderhoud sportterrein 750.en „de andere uitgaven"
750.beneden de raming.
Daarentegen werd aan bijdragen van andere gemeenten,
als bedoeld in artikel 36 quater sub 1 der wet op het
middelbaar onderwijs 2.242.80 minder ontvangen en moest
aan „jaarwedden van leeraren en leeraressen" 1.346.13 en
aan „renten van geldleeningen" 400.62 meer worden betaald
dan aanvankelijk was geraamd.
Hoofdstuk VIII 14 (Hooger onderwijs).
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 40.252.
bedraagt 44.853.40 en is dus 4.601.40 ongunstiger.
Aan salarissen moest 3.788.56 meer worden uitgegeven
dan oorspronkelijk was geraamd, terwijl van de betaalde
rente voor de 4 J geldleening ad 750.000.1.722.69
ten laste van deze paragraaf moest worden gebracht.
Voorts werd aan schoolgelden 2.957.97 minder verant
woord, dan was uitgetrokken.
Daarentegen overtrof de Bijksbijdrage in de kosten van
het Gymnasium de raming met ƒ1.711.70 en werd ƒ960.89
meer ontvangen aan bijdragen, bedoeld in artikel 8 quater sub 1
der wet op het hooger onderwijs, van andere gemeenten,
terwijl eenige uitgaafposten overschotten opleverden, o.a.
„Onderhoud schoolgebouw" 500.„Aanschaffen en
onderhouden der schoolmeubelen enz." 700.
Hoofdstuk VIII 15 (Nijverheidsonderwijs)
Het nadeelig saldo, geraamd op 91.259.bedraagt
73.818.17, d. i. dus 17.440.83 gunstiger.
De ontvangst aan bijdragen van andere gemeenten, ge
raamd op 15.000.bedroeg 5.126.01J meer, terwijl van
eenige scholen voor nijverheidsonderwijs wegens over de
jaren 1924, 1925 en 1926 te veel ontvangen subsidie, een
bedrag van 10.573.98 werd terugontvangen, op welke ont
vangst niet gerekend was.
Hoofdstuk VIII 16 (Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen,
niet vallende onder de 1 t/m. 15).
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 52.489.
bedraagt 49.691.56J of 2.797.43J minder.
De „uitgaven voor volksfeesten" bleven 573.17J, die
gedaan „in verband met het historisch aanzien der stad"
2.239.74 beneden de raming.
De bijdrage ad 3.000.— in de restauratiekosten van de
Pieterskerk, welke tusschentijds op de begrooting werd ge
bracht, is nog niet uitgekeerd en wordt derhalve op den
dienst 1929 overgebracht.
Hoofdstuk IX 1 (Ondersteuning aan behoeftigen).
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 453.041.^-,
bedraagt 489.931.99, hetgeen 36.890.99 ongunstiger is.
Bovendien moet nog een bedrag van 7.026.wegens nog
aan vereenigingen voor ziekenhuisverpleging over 1928 uit
te keeren bijdragen, op den dienst 1929 worden overge
bracht, zoodat het nadeelig saldo feitelijk 43.916.99 on
gunstiger is.
De kosten van ziekenverpleging van armlastigen ver-
eischten eene hoogere uitgaaf van 6 712.Voorts moest
de post „Bijdragen aan vereenigingen voor ziekenhuisver
pleging", welke ivoor „memorie" was uitgetrokken, met
15.302.worden aangevuld, terwijl ten slotte de aan het
Burgerlijk Armbestuur uitbetaalde subsidie 19.970.hooger
was, dan de aanvankelijk geraamde som van 190.000.