MAANDAG 5 AUGUSTUS 1929.
163
De heer Spendel dankt den Raad voor het hem verleende
verlof. Waar de Raadsleden hun voeten moeten steken onder
een vreemde tafel spreekt het van zelf, dat zij naar een
eigen vaderhuis verlangen en waar de voorbereiding van deze
zaak wat lang duurt, heeft spreker gemeend enkele vragen
aan Burgemeester en Wethouders te moeten stellen.
Die vragen luiden als volgt:
1. Zijn Burgemeester en Wethouders voornemens den Raad
spoedig voor te leggen ter behandeling, het vraagstuk van
den bouw van een Stadhuis?
2. Zijn Burgemeester en Wethouders van oordeel, dat de
van buitenaf komende adressen, adviezen en geldelijke toe
zeggingen het oordeel omtrent de oplossing van het vraagstuk
zullen beïnvloeden?
Spreker heeft gemeend in de ingekomen adressen en adviezen
een zekere strooming te constateeren, welke de Raadsleden
een bepaalde richting wil sturen. Waar spreker het echter
gewenscht acht, dat de Raad zich zelfstandig een oordeel kan
vormen en zelfstandig een beslissing kan nemen, heeft hij
die tweede vraag gesteld.
De derde vraag luidt:
Zijn Burgemeester en Wethouders bereid alles wat den
Raad kan dienen ter informatie, tijdig tot kennisname ter
beschikking te stellen?
Deze vraag is voortgekomen uit de gedachte, dat het ge
wenscht zou zijn, dat, alvorens de zaak hier aanhangig werd
gemaakt, aan den Raad werden overgelegd alle stukken, ook
die betreffende den financiëelen kant van de zaak, b.v. die
omtrent het beheer van de gelden, welke uit de verzekering
zijn gekomen, en omtrent de kosten, gemaakt voor de tijde
lijke heiberging van de verschillende gemeentelijke diensten,
opdat de Raad met kennis van zaken een beslissing zal
kunnen nemen.
De heer Splinter geeft den heer Spendel toe, dat het lang
duurt, alvorens de zaak kan worden behandeld, maar dit vindt
zijn oorzaak in het feit, dat de voorbereiding niet van zoo
eenvoudigen aard is.
De heer Spendel behoeft zich overigens niet ongerust te
maken. Burgemeester en Wethouders zullen zorgen, dat de
Raad in deze geheel zelfstandig een beslissing kan nemen.
Op de vragen van den heer Spendel kan spreker het vol
gende antwoorden.
Nu het College ontvangen heeft het advies van de Rijks-
Monumenten-Commissie Afdeeling B., in zake de mogelijkheid
en wenschelijkheid van behoud en restauratie van hetgeen
van het Stadhuis nog is overgebleven, zullen Burgemeester
en Wethouders binnen zeer korten tijd overeenkomstig de
reeds door hen gedane toezegging aan den Raad mededeeling
doen van de wijze, waarop zij het vraagstuk van den bouw
van het Stadhuis riu verder zullen behandelen.
In het algemeen zullen adressen, adviezen en geldelijke
toezeggingen invloed kunnen uitoefenen op het oordeel van
Burgemeester en Wethouders, evenals dit het geval kan
zijn met het oordeel van de Raadsleden.
Hiermede is tevens vraag 3 beantwoord.
De heer Spendel neemt genoegen met dit antwoord, maar
dringt er op aan, dat dit zoo spoedig mogelijk aan den Raad
bekend wordt.
De Voorzitter verklaart hiermede de interpellatie voor
gesloten.
Spreker zegt, dat het niet waarschijnlijk is, dat er in Augustus
nog een Raadszitting zal zijn. Spreker stelt zich voor, de eerst
volgende vergadering te beleggen tegen Maandag, 2 September
a.s., dus ditmaal niet, gelijk de gewoonte langzamerhand ge
worden was, op den eersten Dinsdag, maar op den eersten
Maandag in September. Er zijn geen wettelijke bezwaren tegen,
daar er geen Wethouders benoemd behoeven te worden, maar
alleen leden van commissies.
De Voorzitter vraagt, of thans nog een der leden iets in
het belang van de gemeente in het midden te brengen
heeft.
De heer Koole vestigt naar aanleiding van de verbouwing
van de Groote Havenbrug even de aandacht op de twee nood
bruggen over de Oude Vesten Heerengracht, en op het drukke
verkeer vanaf de Koestraat over de brug over de Oude Vest
en hoek Zoutkeet naar de noodbrug Houtmarkt. Spreker ver
zoekt het College maatregelen te nemen, vóórdat daar onge
lukken gebeuren.
De heer Splinter zal het laten onderzoeken.
De heer Vallentgoed zegt, dat in de bladen een oproeping
gestaan heeft voor de betrekking van concierge aan de H. B. S.,
waarin als salaris staat opgegeven ƒ1400.tot ƒ1800.Is
dat geen vergissing, want het salaris voor die betrekking is
toch 1600.tot ƒ2000.De vorige titularis had dat salaris
en in de algemeene salarisregeling is de H. B. S. in de B-staat
opgenomen, zoodat het salaris ƒ1600.— tot ƒ2000.zou
moeten bedragen.
De heer Tepe zegt, dat dit geen vergissing is. De bedoeling
is den concierge van de H. B. S. in dezelfde klasse te rang
schikken als de concierges aan andere gemeentelijke instel
lingen, als H.B.S. voor meisjes, gymnasium en kweekschool.
Dat zijn allen concierges A het College achtte geen redenen
aanwezig om een uitzondering te maken voor den concierge
van de H. B. S„ en hem in een hoogere klasse te plaatsen,
vooral ook omdat de werkzaamheden ongeveer gelijk zijn,
hoewel vergelijking niet gemakkelijk is; bovendien is in die
H. B. S. centrale verwarming en de bediening daarvan is
gemakkelijker dan het verzorgen van vele kolenkachels af
zonderlijk, gelijk in de andere genoemde scholen ge
schiedt.
De heer Schüller heeft eenige maanden geleden gevraagd,
of het mogelijk was een gespecificeerde opgave te verstrekken
aan de Raadsleden van hetgeen uitgegeven is voor de inrich
ting van de tijdelijke bureaux der gemeente. Spreker heeft
toen van den Voorzitter die toezegging gekregen en zou
gaarne vernemen, wanneer die aan de Raadsleden toegestuurd
zal worden.
Verder zou spreker willen vragen, of het hoofd der politie
zijn bijzondere aandacht zou willen schenken aan het verkeer
op het kruispunt Hoogewoerd-Korevaarstraat-Gangetje en
Steenschuur; dat gaat daar kris-kras door elkaar en er is
bijna nooit een agent; het is daar zeer gevaarlijk.
De heer Goslinga zegt, dat de specificatie in een verge
vorderd stadium verkeert, maar haast dagelijks komen nog
rekeningen in van verschillende werkzaamheden en leveranties,
zoodat zij nog niet afgesloten kon worden.
Het is op een oor na gevild en tegen de volgende Raads
vergadering zal er wel iets voor de Raadsleden ter visie
liggen. De zaak is niet zoo eenvoudig als zij zich laat
aanzien.
De heer Heemskerk geeft Burgemeester en Wethouders
in overweging te zoeken naar een andere gelegenheid voor
het houden van de Raadsvergaderingen. Er is zeker reden
tot tevredenheid, omdat men althans onder dak is, maar er
zijn aan deze zaal toch wel bezwaren verbonden. Vooreerst
laat de accoustiek te wenschen over; verschillende heeren,
die niet scherp van gehoor zijn, kunnen hun medeleden aan
den overkant niet verstaan, maar bovendien is den Raads
leden elke gelegenheid tot rooken ontnomen.
Spreker heeft door meerdere Raadsleden in dien geest
hooren spreken.
De Voorzitter antwoordt, dat Burgemeester en Wethou
ders de zaak zullen overwegen.
Spreker geeft vervolgens het woord aan den heer Splinter
tot het beantwoorden van een vraag, door den heer Sijtsma
in een van de vorige vergaderingen gesteld.
De heer Splinter zegt, dat de heer Sijtsma de volgende
vraag heeft gesteld
«Ondergeteekende zou in de openbare raadsvergadering van
Maandag 24 Juni a. s. gaarne een definitief antwoord van
Uw College ontvangen op de reeds eerder door hem tot
U gerichte vraag, wanneer nu eindelijk de herstellingen en
het restaureeren van muren en gevels aan het Gangetje
hun beslag zullen krijgen".
Het antwoord van Burgemeester en Wethouders luidt
als volgt:
»Het afweiken van het Gangetje is èn technisch èn finan-
ciëel niet zoo'n eenvoudig vraagstuk, vooral ook omdat de
gemeente het daarbij niet alléén voor het zeggen heeft, doch
mede afhankelijk is van de medewerking van de eigenaren
der desbetreffende perceelen.
Nu heeft de Directeur der Gemeentewerken verschillende
plannen doen uitwerken, welke dezer dagen bij het College
worden ingezonden. Hierover zal met de eigenaren van de
huizen overleg moeten worden gepleegd; aan de hand van
de uitkomsten van dit overleg kan dan na ingewonnen advies
van de Commissie van Fabricage uit deze plannen een keuze
worden gedaan.
Er is dus nog wel even werk aan. Maar er wordt aan ge
werkt met bekwamen spoed. Het College stelt zich dan ook