GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
ISOEKOIEE^ STEKKEN.
N°. 113. Aan den Eaad der gemeente Leiden.
Ondergeteekende heeft de eer de navolgende motie bij
den Eaad in te dienen:
De Eaad verzoekt Burgemeester en Wethouders het noodige
te doen, teneinde aan de leden van den Gemeenteraad recht
van toegang te verleenen tot de terreinen van „De Leidsche
Hout".
127'29. T. Groeneveld.
.N0. 114. Leiden, 13 Juli 1929.
Artikel 4 juncto Artikel 1, 2de lid sub h van de ver
ordening op de keuring van Waren (Gemeenteblad J7o. 2,
1921), stelt o. m. strafbaar het aanwezig hebben van waren,
welke niet aan de gestelde eischen voldoen, in winkels,
woningen enz., bij fabrikanten, kooplieden, enz. in gebruik.
Bij arrest van den Hoogen Eaad van 5 Maart 1928 is
echter uitgesproken, dat melkveehouders voor de toepassing
van de genoemde artikelen niet als kooplieden kunnen wor
den beschouwd; ook vallen zij in den regel niet onder een
der andere benamingen, in artikel 1, 2de lid sub A vermeld.
Waar nu bovendien het aanwezig hebben door melkvee
houders van waren, welke niet aan de gestelde eischen
voldoen, in den regel ook niet valt onder een der andere
letters van genoemd 2de lid, met name niet onder letter a
(het ten verkoop in voorraad hebben), aangezien de melk,
welke de melkveehouders in voorraad hebben, gewoonlijk
reeds verkocht is, is het gewenscht letter h met de ver
melding „melkveehouders" aan te vullen en ender letter
a te lezen het ten verkoop of ter aflevering in voorraad
hebben.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging, vast
te stellen de volgende
VERORDENING,
tot wijziging van de verordening van 1 Februari 1921
(Gemeenteblad No. 2) op de Keuring van Waren.
Eenig Artikel.
Tn artikel 1, 2de lid van bovengenoemde verordening
worden ingevoegd sub a tusschen „verkoop" en „in" de
woorden „of ter aflevering", en sub h tusschen „koop
lieden', en „winkeliers", het woord „melkveehouders,".
De Commissie voor de Strafverordeningen,
A. van de Sande Bakhuyzen, Voorzitter.
van Deventer, Secretaris.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
N°. 115. Leiden, 13 Juli 1929.
In afwachting van de vaststelling van een nieuwe ver
ordening op het Eijden, welke in bewerking is, is het ge
wenscht gebleken, ten aanzien van een tweetal onderwerpen
reeds thans de bestaande verordening te wijzigen en aan
te vullen. Dit betreft de uitbreiding van het systeem van
éénrichting-verkeer op het Rapenburg en de regeling van
het verkeer op kruispunten, in het bijzonder nabij stop-
lijnen.
Eénrichting-verkeer op het Rapenburg werd ingevoerd bij
raadsbesluit van 22 November 1926 (Ingekomen Stukken
No. 234), echter alleen voor dat gedeelte van het Rapen
burg, dat ligt tusschen Nonnensteeg Kloksteeg en Noord
einde Breestraat; en voorts alleen voor rijtuigen en
motorrijtuigen, dus niet voor handkarren en rijwielen
weliswaar gold het verbod oorspronkelijk ook voor hand
wagens, doch voor deze werd het verbod voorshands buiten
toepassing gelaten, met welke praktijk later de verorde
ning bij raadsbesluit van 20 Juni 1927 (Ingekomen Stukken
No. 118) in overeenstemming werd gebracht.
Intusschen heeft een nadere, meer stelselmatige bestu-
67
deering van de verkeerstoestanden nabij het knooppunt
Rapenburg Kort Rapenburg en Noordeinde Breestraat
in verband met het steeds toenemend verkeer ter plaatse
doen zien, dat het vrijlaten van rijwielen op den duur toch
niet gehandhaafd kan worden, zoodat het gewenscht is, ook
voor de rijwielen éénrichting-verkeer op het bedoelde ge
deelte van het Rapenburg voor te schrijven. Dit kan ge
schieden door de desbetreffende sluiting uit artikel 24, dat
de sluitingen voor alle motorrijtuigen bevat, over te brengen
naar artikel 24 bis, dat de sluitingen vermeldt voor alle
motorrijtuigen en rijwielen.
Ons tweede voorstel betreft een onderdeel van de rege
ling van het verkeer, in het bijzonder nabij stoplijnen. Geeft
een verkeersagent het bevel dit kan uiteraard door een
teeken of aanwijzing geschieden tot stoppen, dan zijn
de bestuurders van motorrijtuigen en rijwielen (ingevolge
artikel 23 van de Motor- en Rijwielwet), zoo ook ruiters
en de bestuurders van voertuigen (ingevolge artikel 22 van de
V erordening op het Rijden) verplicht, aan dat bevel gevolg
te geven. Het schijnt echter twijfelachtig, of, indien zoo
danig bevel door middel van het gebruikelijke teeken ge
geven wordt nabij een stoplijn, gelijk ook in onze gemeente
op sommige punten is aangebracht, dit ook strekt om stil
te houden vóór die stoplijn. In ieder geval kan bezwaarlijk
aangenomen worden, dat zoodanig bevel, al dan niet nabij
een stoplijn gegeven, tevens zou strekken tot het opstellen
in een rij, het vrijlaten van de linkerzijde van den weg en
dergelijke maatregelen, welke toch weuschelijk zijn.
Het komt ons daarom gewenscht voor, om, aannemende,
dat het bevel tot stoppen, door middel van het gebruike
lijke teeken gegeven, op zichzelf ook niet meer inhoudt, dan
dit, de wijze waarop het verkeer zich moet gedragen nadat
dit bevel gegeven is, te maken tot een zelfstandige ver
plichting van de desbetreffende personen.
Wij geven U alsnu in overweging, vast te stellen de
volgende
VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 23 Mei 1912
(Gemeenteblad No. 18) op het Bijden, laatstelijk gewij
zigd bij verordening van 21 Januari 1929
(Gemeenteblad No. 5.)
Artikel I.
Achter artikel 22 van bovengenoemde verordening wordt
ingevoegd
„Artikel 22 bis.
Wanneer een dienaar der politie in het belang van de
openbare orde of veiligheid ter regeling van het verkeer
het bevel of de aanwijzing tot stoppen geeft, zijn ruiters
en bestuurders van voertuigen verplicht, zich aan de rech
terzijde van den weg in een rij in volgorde van aankomst
op te stellen en de stoplijn niet te overschrijden, totdat
het teeken wordt gegeven, dat doorgereden kan worden.
Onder stoplijnen worden verstaan al dan niet onder
broken lijnen, strooken, strepen, of andere door Burge
meester en Wethouders vastgestelde aanduidingen, in of
op het plaveisel van den openbaren weg aangebracht ten
einde in den zin van het eerste lid als stoplijn te dienen."
Artikel II.
Uit artikel 24 vervalt het sub 5 en 6 gestelde en wordt
in plaats van „7" gelezen „5" en in plaats van „8" ge
lezen „6".
Artikel III.
Aan artikel 24 bis wordt toegevoegd
„7. het Rapenburg westzijde tusschen de Nonnensteeg
en het Noordeinde in de richting naar het Noordeinde
„8. het Rapenburg oostzijde tusschen de Breestraat en de
Kloksteeg in de richting naar de Kloksteeg."
De punt achter het sub 6 gestelde wordt veranderd in
een puntkomma.
Artikel IV.
Achter artikel 30 wordt ingevoegd
„Artikel 30 bis.
Wanneer een dienaar der politie in het belang der open
bare orde of veiligheid ter regeling van het verkeer het
bevel of de aanwijzing tot stoppen geeft, zijn de bestuur
ders van motorrijtuigen en rijwielen verplicht, zich aan de
rechterzijde van den weg in een rij in volgorde van aan-