MAANDAG 24 JUNI 1929.
107
delijkheid daarvoor niet wenscht te dragen. De toestand is
er zeer gevaarlijk, want het gebouw wordt verwarmd door
kachels en bovendien is de inrichting zoo, dat het publiek er
niet snel uit kan komen.
Wanneer dit voorstel aangenomen wordt, zal het brand
gevaar wel verminderen, maar de andere gevaren, die er zijn,
n.l. dat men niet zoo gemakkelijk op straat komt, zullen
blijven bestaan. De schouwburg is niet groot, maar voor
Leiden groot genoeg. Het is een gezellige zaal en bovendien
is de accoustiek uitstekend, beter dan b.v. in de Stadsgehoor
zaal, waar zij heel slecht is. Er zijn dus slechte dingen aan
den schouwburg, maar ook goede.
Nu kost de centrale verwarming en wat er bijkomt 16.000.
waarvan het schouwburgbestuur 6000.bij elkaar kan
krijgen, maar wanneer de resteerende 10.000.niet op
de een of andere manier bij elkaar gebracht zullen worden,
zal het bestuur genoodzaakt zijn den schouwburg te sluiten.
Spreker gelooft wel, dat het bestuur den schouwburg dan
zou sluiten, want, voorzoover spreker bekend, heeft het bestuur
er geen enkel belang bij of de schouwburg hier blijft of
verdwijnt.
Het zou evenwel toch een ramp zijn voor een Universiteits
stad als Leiden, dat toch een groote gemeente is, wanneer
er geen schouwburg meer zou zijn; in dat opzicht zou het
dan achterstaan bij vele kleinere plaatsen. Dat zou een on
mogelijke toestand zijn; Leiden zou zich belachelijk maken,
wanneer de schouwburg zou moeten verdwijnen; daardoor
zou men Leiden min of meer onbewoonbaar maken, niet voor
menschen als de heeren Wilbrink en van Es, maar er zijn nog
andere menschen en die niet gebonden zijn om in Leiden te
wonen, maai' die overal kunnen wonen; Leiden is toch al zoo'n
ongezellige stad. Men betwist dat nu, maar uit de bevolkings
cijfers van Nederland blijkt, dat bijna alle steden snel in groei
toenemen, met uitzondering van Leiden, dat vrijwel de eenige
stad is, die niet in inwonertal toeneemt. Dat moet toch bepaalde
redenen hebben en spreker moet daaruit opmaken, dat de
leiding en het bestuur van deze stad niet in goede handen is.
Men kan er nu om lachen, maar men kan het feit niet weg-
redeneeren. Die redenen zijn, meent spreker, dat men niet de
minste moeite doet om die menschen aan Leiden te binden.
Het staat absoluut vast, dat vrijwel alle bezitters uit Leiden zijn
verdwenen. Men heeft hier in tegenstelling met vroeger zoo
goed als geen vermogende menschen meer. Het schijnt, dat
andere gemeentebesturen kans zien het wonen in hun plaatsen
aantrekkelijker te maken, dan het Leidsche gemeentebestuur.
In elk geval zijn vrijwel alle vermogenden verjaagd. In een
verkiezingspamtlet heeft spreker gelezen, dat de sociaal
democraten daaraan schuld hebben, maar hij wijst er op, dat
dit onjuist is, waar de sociaal-democraten te Leiden nooit een
voorstel uitgevoerd hebben gekregen.
Spreker ziet er een gemeentebelang in, om in Leiden een
schouwburg te behouden. In vrijwel alle plaatsen geeft men
groote subsidies aan schouwburgen en dergelijke inrichtingen
en naar spreker meent zonder verzet van de partijgenooten
èn van den heer van Es èn van den heer Wilbrink.
Dr. van Es heeft gezegd priricipiëele bezwaren tegen het
tooneel te hebben, al heeft hij het nooit gezien. In den Bijbel
staat: onderzoek alle dingen en behoudt het goede.
De heer van Es voegt spreker toe, dat hij daarvan geen
kaas heèft gegeten, maar spreker kan niet inzien, waarom de
heer van Es beter dan een ander zou weten hoe de Bijbel
moet worden uitgelegd. Bij de laatste volkstelling bleken er
te bestaan 110 soorten van geloof, waarvan de belijders stuk.
voor stuk meenen het bij het rechte eind te hebben. Dat de
heer van Es nu juist behoort tot hen, die het monopolie van
de waarheid hebben, staat voor spreker niet vast.
Spreker kan het principiëele bezwaar van den heer van Es
niet zoo zwaar wegen. Het is bekend, dat ook in Christelijke
Vereenigingen tooneelstukjes en samenspraken worden opge
voerd. Welk verschil er is moet men spreker dan maar eens
duidelijk maken; hij kan dat verschil niet zien.
In elk geval doet men in die kringen ook aan tooneel;
men geeft het een anderen naam, maar in wezen is het
hetzelfde. Spreker geeft dadelijk toe, dat er in den schouw
burg wel eens niet goede stukken opgevoerd worden, maar
daarover bestaat veel verschil van meening. De stukken,
die de heer van Es nog het mooiste vindt, die druipen van
Oranje en militairisme, vindt spreker het slechtste, maar
daarover wordt men het nooit eens en daar moet men iedereen
in vrijlaten; dat is een quaestie van smaak.
Nu heeft de heer van Es gezegd, dat Mevrouw Roland
Holst het met hem eens was.
De heer van Es heeft dit heelemaal niet gezegd.
De heer Groeneveld zegt, dat mevrouw RolandHolst dan
misschien critiek had op de stukken, die opgevoerd worden.
Spreker is het misschien met haar eens, misschien niet, maar
gelooft niet, dat de heer van Es zich op mevrouw Roland
I Holst kan beroepen in dien zin, dat zij, wanneer zij Raadslid
was, met den heer van Es mee zou stemmen. De heer van
Es heeft er weinig aan, wanneer het alleen daarbij blijft, dat
mevrouw RclandHolst critiek had op de stukken, die opge
voerd werden. Spreker heeft ook critiek op verschillende
stukken, die opgevoerd werden.
Dat het subsidie voor den schouwburg hier altijd ver
worpen is, zooals de heer van Es gezegd heeft, is ook niet
juist. Indertijd is werkelijk door de gemeente een subsidie
toegekend, spreker meent f 1500.— per jaar, en dat bedrag
heeft jarenlang op de begrooting gestaan. De laatste jaren
heeft de schouwburg geen aanspraak daarop gemaakt; het
subsidie, dat voor enkele jaren nog pro memorie op de be
grooting stond, is daarvan verdwenen. Hoe dit subsidie is
verdwenen weet spreker ook niet; dat schijnt een beetje
geheimzinnig te gaan. Bepaald geschrapt is het ook niet.door
den Raad, maar omdat het niet gevraagd werd, is het ook
niet meer gegeven. Feitelijk meent spreker, dat het subsidie
nog altijd bestaat.
De heer Wilbrink gelooft, dat het feitelijk afgestemd is
in den Raad.
De heer Grqeneveld weet positief, dat het niet afgestemd
is in den Raad.
De heer Huurman Omdat ze wisten, dat het afgestemd
zou worden, als ze het vroegen.
De heer Gboeneveld leest in de stukken, dat de minder
heid van het College de belastingbetalers niet wil dwingen
om bij te dragen in de kosten van een instelling, waar zij
tegen zijn. Is die uitspraak van de tegenstanders van dit
voorstel voor alles en voor altijd? Dan verwacht spreker, dat
de minderheid van het College bij de volgende begrooting
zal stemmen tegen alle uitgaven, waartegen de sociaal-demo
craten bezwaren hebben. Wanneer men zich aan die ver
klaring zal houden voortaan, vindt spreker dat prachtig. Maar
als zij alleen voor deze gelegenheid dit principe willen hand
haven, dan is het een gelegenheidsargument, waaraan spreker
weinig heeft. Als de heeren in dit geval zeggen, dat zij anders
denkenden niet willen dwingen om via de belastingen aan
het subsidie mede te betalen, maar eerstdaags bij de begroo
ting hun stem geven aan een heele rij van uitgaven, waar
tegen de sociaal-democratische belastingbetalers bezwaren
hebben, dan heeft dat argument niet de minste waarde.
Waar door den heer van Es werd gezegd, dat zijn partij
de kerken zelf betaalde, is er reeds door anderen op gewezen,
dat de gemeente geld geeft voor de restauratie van de Pieters
kerk. Nu wordt er wel gezegd, dat dit komt omdat die kerk
een monument is, maar in elk geval wordt dit gebouw met
geld van Rijk, Provincie en Gemeente onderhouden. Het is
trouwens niets bijzonders, want eenigen tijd geleden besloot
de Gemeenteraad van Heerlen 22500.te voteeren voor
den verbouw van twee Katholieke kerken. Als een zekere
partij de macht heeft, doet zij dergelijke dingen.
Toch heeft spreker wel bezwaren tegen het voorstel zooals
het daar ligt. In de eerste plaats acht hij een bezwaar de
gebrekkige toelichting tot het voorstel van de zijde van het
schouwburgbestuur. Er wordt wel medegedeeld, dat de cen
trale verwarming en enkele andere dingen f 16.000.— zullen
kosten en het schouwburgbestuur 6000.zal bijeenbren
gen, terwijl de gemeente wordt verzocht de rest te betalen,
maar een specificatie van de kosten ontbreekt. Bovendien
vindt spreker het niet behoorlijk, dat het schouwburgbestuur,
waar het meent aanspraak te moeten maken op een gemeente-
subsidie, niet eens een exploitatierekening overlegt. Hij ge
looft wel, dat die 10000.noodig zijn, maar dat moet toch
ergens uit blijken. Er is geen enkele reden om het schouw
burgbestuur op zijn woord te moeten gelooven. Men had
althans uit beleefdheid de exploitatierekening van het laatste
jaar kunnen overleggen.
Spreker noemt het hebben van een schouwburg te Leiden
een gemeentebelang, maar hij acht het verkeerd, dat het ge
meentebestuur over dien schouwburg niets te zeggen heeft.
Nu er een tekort is, mag de gemeente bijpassen, maar verder
mag zij zich er niet mede bemoeien. Spreker heeft bezwaar
tegen de exploitatie van den schouwburg. Hij betreurt het,
dat de Raadsleden er nooit achter kunnen komen of het
mogelijk is om verbeteringen aan te brengen. De toegangs
prijzen zijn zoo geregeld, dat een buitensporig groot aantal
van de beste plaatsen wordt gereserveerd voor de gegoede
klasse, die uit Leiden grootendeels is verjaagd en, voor
zoover aanwezig, blijkbaar heel weinig in den schouwburg
komt. De gegoeden hebben in elk geval de beenen genomen
zelfs de »eenige goede Leidenaar" woont in Wassenaar. Van
liefde voor de goede stad Leiden hoort men alleen in speeches
bij officiëele gelegenheden, maar verder bemerkt men er
weinig van.