MAANDAG 24 JUNI 1929.
Ill
meer dan dat door lid te zijn van het schouwburgbestuur,
niet omdat zij gaarne zien comedie spelen, en men kan niet
van hen eischen om voor hun rekening te nemen, dat de
schouwburg goed bespeelbaar is. Van de zijde van de bestuurs
leden en van de menschen, met wie zij in relatie staan, is
reeds een bedrag van ƒ6000.toegezegd, maar hooger meen
den zij niet te kunnen gaan.
Nu is door de heeren Wilbrink, Goslinga en enkele andere
leden gevraagd: wat is toch dat algemeen belang en waarvoor
moeten wij hier subsidie geven? Spreker wil een wedervraag
tot die heeren richten: wat is het algemeen belang bij het
zwemmen, bij de openbare leeszalen, bij de muziekcorpsen?
Er zijn allerlei menschen, die zwemmenanderen hebben er geen
behoefte aan; weer anderen hebben niet de minste behoefte
aan openbare leeszalen en aan muziekuitvoeringen en toch
worden die zaken altijd door den Gemeenteraad met alge-
meene stemmen gesubsidieerd als vertegenwoordigende een
algemeen belang, waar de gemeente ten slotte iets voor over
moet hebben.
Volgens den heer Wilbrink behoeven de kosten van centrale
verwarming niet meer te bedragen dan ƒ6000.—. Het spijt
spreker, dat hij daarover met den heer Wilbrink geen debat
kan beginnen; hij is daarvan niet zoo op de hoogte, dat hij
daarover met deskundigheid kan spreken. De deskundigen
hebben het evenwel zoo gezegd.
Den heer Groeneveld staan allerlei dingen in de exploitatie
niet aan. De beste plaatsen, de loges, zijn nooit bezet en de
goedkoopere plaatsen boven en beneden zijn goed bezet; die
brengen de meeste voordeelen aan. Spreker is het volmaakt
met den heer Groeneveld eens, dat dat eigenlijk verkeerd is;
spreker heeft er met het schouwburgbestuur over gesproken,
of daarin geen verandering te brengen is, maar het bestuur
staat in dit opzicht machteloos. De eene wijze van exploitatie
is deze, dat een troep uitgenoodigd wordt om hier comedie
te komen spelen; dan krijgt die troep geld vooruit en is het
risico voor rekening van het schouwburgbestuur. Een andere
mogelijkheid van exploitatie is de volgende, die thans hier
toegepast wordt: men verhuurt de zaal en brengt in rekening
wat het kost, (daarbij geen rekening houdende met afschrijving
op het gebouw). Men weet dan wat men per avond krijgt,
terwijl aan het gezelschap, dat speelt, wordt overgelaten de
prijzen der plaatsen te bepalen. Er is wel eens geprobeerd
de prijzen voor de parterre te verhoogen en die voor de loge
te verlagen, maar zonder succes, want het publiek bleef er
de voorkeur aan geven beneden te zitten.
De heer Groeneveld gaf in overweging aan dit subsidie
zoodanige voorwaarden te verbinden, dat er meer contact
kwam tusschen den schouwburg en den Gemeenteraad, maar
er bestaat reeds zulk een contact, dat gelegd is, toen het
subsidie werd verleend. Vermoedelijk heeft de gemeente toen
bedongen, dat de Burgemeester de gedelegeerde van het
gemeentebestuur in het schouwburgbestuur zou zijn. Toen
het subsidie niet meer werd verleend, is die toestand blijven
bestaan, zoodat de Burgemeester steeds voeling heeft met
het schouwburgbestuur. Er is alles voor te zeggen, zooals de
heer Romijn als zijn meening te kennen gaf, dat de Gemeente
raad in principe vrij staat tegenover het schouwburgbestuur,
en het is bovendien de vraag, of aan de toekenning van een
subsidie in eens zoodanige voorwaarden zouden zijn te verbin
den, dat de gemeente een grooter medezeggenschap kreeg. Men
zou het bestaande contact in den vorm van den Burgemeester,
die een vaste plaats in den schouwburg heeft en ook wordt
toegelaten in de vergaderingen van het bestuur, zoodat hij
daar de wenschen van de gemeente kan overbrengen, kunnen
continueeren.
Aan den heer Wilmer, die bezwaar heeft tegen het nemen
van een beslissing, zoolang hij niet weet hoe het eventueel
toe te kennen subsidie zal worden besteed, antwoordt hij het
volgende. Met het aanbrengen van de electrische verlichting
en de centrale verwarming zal alles klaar zijn, behoudens de
kleine wijzigingen, welke op sprekers verzoek in verband met
de nooduitgangen moeten worden gemaakt. Er is geen sprake
van, dat het schouwburgbestuur subsidie zou willen hebben
voor het geven van speciale voorstellingen. Het bestuur geeft
zelf geen voorstellingen, het stelt de zaal beschikbaar voor
anderen, die voorstellingen willen geven. Spreker denkt met
eenige huivering aan de mogelijkheid, dat hij verplicht zou
zijn den schouwburg te sluiten, omdat hij met het oog op
het groote gevaar de verantwoordelijkheid niet meer zou kunnen
dragen. De toestand is inderdaad zeer gevaarlijk en daarom
hoopt spreker, dat de Raad het voorstel van Burgemeester en
Wethouders zal aannemen.
De heer Wilmer is door den Voorzitter niet overtuigd, dat
hij niet moet doen, wat hij van plan was. Spreker acht het
n.l. wenschelijk, dat, vóórdat de Raad een beslissing neemt,
hem bekend is geworden de exploitatierekening van den
schouwburg. Volgens den Voorzitter zou bij een leening de
exploitatierekening met f 3000.bezwaard worden en dat
gaat niet. Om dat te beoordeelen moet men toch eerst de
exploitatierekening zien. Het is de vraag, of die is zooals zij
behoort te zijn. Al stelt men het volste vertrouwen in de
wijze van exploitatie en al is men overtuigd, dat het geld op
geen andere wijze er komen kan, spreker wil eerlijk zeggen,
dat hij daarvan niet geheel overtuigd is. De Raad moet
toch vasthouden aan de wijze, waarop hij dergelijke zaken
altijd behandelt en niet voetstoots 10.000.geven zonder
zwart op wit voor zich gezien te hebben, dat het bedrag
noodig is. Spreker blijft verder gewenscht achten, dat de
Raad een specificatie ontvangt van de f 16.000; al komt
het niet op een paar honderd gulden aan, het kan toch wel
een schatting zijn van wat daarmede gedaan kan worden.
Spreker dient daarom de volgende motie in:
»De Raad, kennis genomen hebbende van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders inzake een bijdrage aan de
Leidsche Schouwburgvereeniging, noodigt Burgemeester en
Wethouders uit met het bestuur van genoemde vereeniging
te beraadslagen, of uit andere bronnen het benoodigd bedrag
kan worden gevonden en het resultaat van deze beraadslagingen
aan den Raad mede te deelen en den Raad een specificatie
te verstrekken van de uitgaven, welke met het genoemde
bedrag van 16.000.— moeten worden bestreden."
Het resultaat van die beraadslaging zal natuurlijk zijn, dat
het bestuur een exploitatierekening zal laten zien, waaruit
blijken zal, dat die andere bronnen er al dan niet zijn. Nu
zegt de heer Romijn, dat het bestuur dat al gedaan heeft,
maar die exploitatierekening is in het bezit van Burgemeester
en Wethouders; de Voorzitter heeft er wel eenige cijfers uit
voorgelezen, maar bij het voteeren van een dergelijk bedrag
zal de Raad toch ook een exploitatierekening wel willen zien.
Dat is geen quaestie van vertrouwen, maar van normaal
zaken doen door den Raad; er behoort altijd een exploitatie
rekening te zijn, wanneer een dergelijk bedrag gegeven wordt
aan eenige organisatie of rechtspersoon.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een motie
van den heer Wilmer, luidende
»De Raad, kennis genomen hebbende van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders inzake een bijdrage aan de
Leidsche Schouwburgvereeniging, noodigt Burgemeester en
Wethouders uit: met het bestuur van genoemde vereeniging
te beraadslagen, of uit andere bronnen het benoodigd bedrag
kan worden gevonden, en het resultaat van deze beraadsla
gingen aan den Raad mede te deelen en den Raad een speci
ficatie te verstrekken van de uitgaven, welke met het ge
noemde bedrag van 16.000.moeten worden bestreden".
De heer Groeneveld is het met den heer Wilmer eens,
dat een exploitatierekening moet worden overgelegd. Uit de
toelichting van den Voorzitter blijkt evenwel, dat de schuld
niet bij het bestuur ligt, maar bij het College, dat die rekening
wel gekregen heeft, maar niet overgelegd.
De Voorzitter wil dit punt even ophelderen. Spreker heeft
j. 1. Zaterdagmiddag gekregen de exploitatie-rekening over
1928, die op dienzelfden morgen was afgesloten en heeft dezen
morgen toestemming gekregen om de exploitatie-rekeningen
van 1908 af tot nu toe te laten nakijken. Er is dus nog niet
veel gelegenheid geweest om melding van de exploitatie
rekeningen te maken.
De heer Groeneveld meent, dat dit met een beetje goeden
wil van het Bestuur misschien wel een paar dagen vroeger
had kunnen gebeuren, al was het misschien moeilijk. Spreker
is het ook met den heer Wilmer eens, dat de uitgaven moeten
worden gespecificeerd.
Nu doet zich echter de moeilijkheid voor, dat de herstel
lingen moeten hebben plaats gehad, voordat het speelseizoen
begint. Het is dus de vraag, of uitstel mogelijk is. Spreker
hoopt, dat het schouwburgbestuur met het aanleggen van een
centrale verwarming vlug klaar kan zijn, maar bij de gemeente
duurt een dergelijk werk altijd heel lang. Spreker is overigens
geneigd zijn stem aan de motie van den heer Wilmer te
geven, omdat ook naar zijn meening de zaak onvoldoende is
toegelicht.
De heer Manders verklaart zich tegen uitstel, omdat hq
vreest, dat het werk voor het nieuwe speelseizoen niet zal
klaar komen, waar er zeer veel moet worden uitgebroken.
Wat het tweede gedeelte van de motie van den heer
Wilmer aangaat, men zou aan den wensch van den voorstel
ler kunnen tegemoet komen door het subsidie te bepalen op
5/8 van de benoodigde kosten, want dan heeft men een
waarborg, dat uit het bedrag van 16000.alleen uitgaven
voor het brandvrij maken van het gebouw zullen worden
gedaan.
De Voorzitter zegt, dat de bedoeling van Burgemeester