80
MAANDAG 3 JUNI 1929.
De Voorzitter zegt, dat het standbeeld van Boerhaave
na de verbreeding niet in den weg zal staan, hoewel de toe
stand ter plaatse er niet mooier op zal worden. Er is geen
reden voor het College om het voorstel, dat eenmaal tever
geefs aan den Raad is gedaan, te herhalen. Het is spreker
bekend, dat pogingen in het werk gesteld worden om het
standbeeld te verplaatsen; voorzoover deze succes zullen
hebben, zal het College er nog wel nader van vernemen.
De heer Manders heeft niet, zooals de Wethouder schijnt
te meenen, op het oog gehad een verplaatsing van de rails,
die afhankelijk zou worden gesteld van de verbetering van
den overweg. Spreker bedoelde de fuik, die ontstaat doordat
de tram dwars de straat oversteekt, weg te nemen door op
dit punt het rechterspoor meer naar de trottoirzijde te ver
leggen. Er zijn nog wel meer van deze ongunstige punten,
o. a. bij het Galgewater, maar daar is het moeilijk te ver
beteren, hier thans wel. Verlegging van de trambaan zal
thans veel gemakkelijker zijn dan later en ook veel minder
kosten.
De Voorzitter zegt, dat de heer Manders dus de tramrails
zou willen leggen daar, waar het stamriool komt te liggen.
De heer Manders zegt, dat het de bedoeling toch is om
eerst het riool te leggen; later worden dan de tramrails
verplaatst, maar de rails behoeven niet boven het te leggen
riool te komen.
De Voorzitter zegt, dat het de bedoeling is om eerst te
verbreeden en te bestraten, en om later het riool te leggen.
De heer Splinter kan hierop op het oogenblik niet precies
antwoord geven, maar zal het onder de oogen zien.
De heer Groeneveld zegt, dat volgens den Wethouder
dezelfde breedte wordt aangehouden, maar dat is volgens de
kaart, die spreker gezien heeft, niet juist; bij Zomerlust is de
straat wel 1 of 2 M. smaller dan de rest van den Stationsweg.
De heer Splinter zegt, dat de rijweg over de geheele lengte
tot aan den overweg toe 10.60 M. breed wordt, waardoor het
trottoir een wisselende breedte krijgt van 2.40 M. tot 3.50 M.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XX. Voorstel in zake het aangaan van een overeenkomst
met de gemeente Nieuwkoop betreffende den koop en den
afvoer van vuilnis uit de gemeente Leiden naar elders en
de stopzetting van de vuilverbranding.
(Zie Ing. St. No. 80).
Hierbij komen tevens in behandeling de desbetreffende ver
zoeken en adressen en het door den heer Schüller ingediend
voorstel, luidende
»Ondergeteekende stelt voor punt 20 van de agenda af te
voeren, teneinde de Raadsleden alsnog de gelegenheid te
geven zich volledig van dit vraagstuk op de hoogte te stellen."
De Voorzitter zegt, dat het voorstel van den heer Schüller
een voorstel van orde is en dus voorrang heeft boven een
bespreking van het punt zelf. Er kan dus thans alleen over het
voorstel van den heer Schüller gesproken worden.
De heer Schüller zegt ter toelichting van zijn voorstel,
dat hij tot het indienen daarvan gekomen is, omdat hem als
lid van de Commissie van Fabricage wel het rapport is toe
gezonden van de commissie, die deze zaak heeft voorbereid,
maar dat dit rapport niet aan de leden van den Raad is
gezonden.. Ook hebben in de Leeskamer niet de verschillende
stukken gelegen, die een aantal firma's aan de commissie
heeft gestuurd en zelfs het schrijven van de commissie
aan de gegadigden lag niet ter beschikking van de Raads
leden. Een dergelijk rapport kan, naar het spreker voorkomt,
niet behoorlijk door de leden worden overzien, wanneer het
alleen in de Leeskamer ter inzage ligt. Het bevreemdt spreker,
dat Burgemeester en Wethouders het rapport niet openbaar
hebben gemaakt of het aan de leden hebben toegezonden.
Vandaar, dat spreker heeft voorgesteld dit punt van de agenda
af te voeren en hij verbindt hieraan het verzoek, het rapport
en de gevoerde correspondentie aan de Raadsleden ter beschik
king te stellen, opdat dezen een behoorlijk overzicht krijgen.
De bespreking zal dan ook voor die leden, die buiten de
Commissie van Fabricage staan, vruchtdragender kunnen zijn.
De heer Splinter spreekt er zijn verwondering over uit,
dat het juist de heer Schüller is, die dit voorstel heeft inge
diend. De heer Schüller is lid van de Commissie van Fabricage
en heeft het rapport der Commissie 6 Mei ontvangen. Het is
uitvoerig behandeld in de vergadering van 15 Mei, waarin hij
ook in de gelegenheid is gesteld inzage te nemen van alle
andere bescheiden. Spreker herinnert zich nog zeer goed in
die vergadering te hebben gevraagd, of de heeren de ver
schillende aanbiedingen van de inschrijvers nog wenschten
in te zien, maar geen enkel lid heeft daar prijs op gesteld,
hoewel er uiteraard geen enkel bezwaar tegen bestond. Alleen
is in die vergadering uitvoerig behandeld de aanbieding, die
was ingekomen nadat het rapport was uitgebracht en die
dan ook naar Burgemeester en Wethouders was gezonden.
Spreker kan niet begrijpen, dat juist de heer Schüller thans
dit voorstel doet. Spreker heeft den heer Schüller in de
Commissie van Fabricage gevraagd, de heeren Spendel en
Parmentier zullen dat onderstrepen, dat hij de zaak toch
zeker in zijn fractie besproken had. De heer Schüller ant
woordde daarop bevestigend; zijn geheele tractie was dus op
de hoogte. Dit was op 15 Mei.
Het is waar, dat dit rapport niet naar alle Raadsleden ge
stuurd is, maar dergelijke rapporten van een commissie zijn
gericht aan Burgemeester en Wethouders, en worden niet
rondgestuurd en niet verder gepubliceerd. Bovendien hebben
de Raadsleden het rapport 11 dagen kunnen bestudeeren,
zoodat men niet kan zeggen: wij hebben maar 4 dagen de
gelegenheid gehad om het te bestudeeren. Spreker weet niet
of nog andere factoren den heer Schüller drijven tot dit voor
stel, maar laat men dit voorstel niet aannemen, want en
hierop wil spreker in het bijzonder den nadruk leggen
elke dag uitstel kost geld. De toestand der vuilverbranding
is van dien aard, dat hij geen langer uitstel van verbeteringen
en vernieuwingen gedoogt; reeds in een rapport van 5 Maart
schreef de Directeur van de Lichtfabrieken, dat hij de ver
antwoordelijkheid daavoor niet langer dragen wil en vraagt
hij een crediet van 5000.om de vuilverbranding in orde
te brengen. Bovendien moeten bij uitstel aan de Reiniging
zelf ook verschillende herstellingen gebeuren, zoodat uitstel
betrekkelijk groote kosten zou veroorzaken, welke niet behoeven
te worden gemaakt, indien vandaag besloten wordt, de vuil
verbranding op te heften.
Spreker adviseert dus het voorstel van den heer Schüller
niet aan te nemen.
De heer Sijtsma sluit zich gaarne aan bij het voorstel van
den heer Schüller. Men kan op het oogenblik geen besluit
nemen met alle gegevens ter beschikking; nadat Burge
meester en Wethouders met het voorstel kwamen, zijn er
vele adressen gekomen en van alle kanten bezwaren geopperd,
die de Raad nog niet heeft kunnen bezien. Nu komt de
Wethouder den Raad bang maken met te zeggen, dat uitstel
geld kost. Maar als men dat 6 Maait al wist, waarom heeft
men zelf dan zoo lang gewacht? De zaak is bij Burgemeester
en Wethouders al zoo lang aanhangig geweest en paseenige
dagen tevoren krijgen de Raadsleden de stukken; in een
korte spanne tijds moeten zij dat groote rapport bestudeeren
en beoordeelen. Men krijgt allerlei menschen, die er over
willen spreken. Men kan zich nu wel heelemaal overgeven
aan Burgemeester en Wethouders en denken: die weten het
wel, maar de Raad moet toch zelfstandig kunnen oordeelen
en dat is zoodoende voor spreker en voor vele anderen niet
mogelijk geweest.
Het behoeft daarom geen maand te duren. Er komt nog
bij, dat er een aanbieding is ingekomen, die niet eens in
het rapport vermeld is. Spreker hoort den Wethouder zeggen,
dat alles volledig in de stukken staat, maar moet dit toch
ontkennen, want de laatste opgave staat er niet in. Ook de
bezwaren, die van den kant van de natuurliefhebbers en van
de visschers zijn aangevoerd, heeft spreker niet in destukken
kunnen vinden. Spreker kan zich niet voorstellen, dat een
uitstel van 14 dagen zooveel geld zou kosten. Door dien boeman
zal spreker zich niet laten bangmaken. Eerder zou hij nog
aan Burgemeester en Wethouders kunnen vragen, waarom
zij niet eerder zijn gekomen met uitgewerkte voorstellen.
De heer Schüller wijst er op, waar de Wethouder zeide,
dat dergelijke rapporten nimmer gepubliceerd worden, dat
het Amsterdamsche rapport wel gepubliceerd is. In den Haag
is het rapport als zoodanig niet gepubliceerd, maar spreker
zal daar nog op terugkomen. Het is toch geheel afgedrukt
in de uitgaande stukken van Burgemeester en Wethouders.
Ook van andere plaatsen weet spreker, dat dergelijke rap
porten aan de leden worden toegezonden. Wanneer er een
rapport van deskundigen zou worden uitgebracht, zou spreker
ook niet weten, waarom Raadsleden, niet-deskundigen, dat niet
zouden mogen bestudeeren. Zij moeten ten slotte toch hun
oordeel over de zaak uitspreken en juist de voorlichting van
een deskundige commissie zal door de leden zeer op prijs
worden gesteld.
De Wethouder heeft gezegd, dat hij 5 Maart een rapport
heeft ontvangen over verbeteringen, die moeten plaatshebben,