MAANDAG 3 JUNI 1929. 97 Vóór stemmen de heeren Kooistra, Schüller, van Stralen, Kuivenhoven, Groeneveld, Sijtsma, mevrouw Braggaar—de Does, de heeren Baart, van Eek, Koole, Verweij en Val- lentgoed. Artikel 5 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artikelen 6 tot en met 9 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Artikel 10, nader in dien zin gewijzigd, dat in het eerste lid in plaats van »het vervoer" wordt gelezen»den afvoer", en art. 11 worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming aangenomen. Aan de orde is thans art. 12, nader in dien zin gewijzigd, dat daaruit vervallen de woordenin overleg met den Direc teur der Gemeentereiniging,". De heer Kooistra vraagt, of het wel noodig is de woorden »in overleg met den Directeur der Gemeentereiniging," indien tusschen haakjes geplaatst, te laten vervallen. De Voorzitter zegt, dat het vanzelf sprekend is, dat Nieuw koop met den Directeur van de Gemeentereiniging overleg zal plegen. Het gewijzigde artikel '12 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artikelen 13 tot en met 15 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Ten slotte wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig de conclusies sub a, b en c van het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De Voorzitter wenscht den Wethouder van Fabricage geluk. Spreker geeft thans het woord aan den heer de Reede tot het stellen van de vragen, waartoe de Raad hem in den aan vang der zitting verlof heeft verleend. De heer de Reede dankt den Raad voor de gelegenheid, hem gegeven tot het stellen van zijn vragen, die aldus luiden: 1. Is het aan H.H. Burgemeester en Wethouders bekend, dat een geëmployeerde bij het Abattoir zich geruimen tijd heeft opgehouden voor de Ijsfabriek van den heer van Tuijn en een der afnemers heeft gevraagdwaarom haalt u vandaag het ijs niet bij de ijsfabriek van het Abattoir? 2. Door wien is die werkman opgedragen, dit te doen en meenen Burgemeester en Wethouders, dat op de juiste wijze van de diensten van dien werkman is gebruik gemaakt? 3. Wijst dit geval er niet op, dat het juiste inzicht in ge oorloofde concurrentie bij de bedrijfsleiding van het abattoir ontbreekt en zijn Burgemeester en Wethouders bereid om de betrokkenen daarover terecht te wijzen en te zorgen dat een herhaling, in welken vorm dan ook, voor't vervolg wordt voorkomen? De Voorzitter zegt, dat de Wethouder in de volgende vergadering op de vragen van den heer de Reede zal ant woorden. Spreker vraagt, of thans nog een der leden iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Baart zegt, dat het nu ongeveer de tijd is, dat aan vele arbeiders vacantie wordt gegeven. Ligt het in de bedoeling der Commissie, belast met de werkzaamheden aan den Leidschen Hout, om ook aan de menschen, die daar werk zaam zijn, dezen zomer vacantie te geven? De Voorzitter kan daarop nog niet antwoorden, daar hij de Commissie nog niet gehoord heelt. De heer Baart verzoekt dan antwoord in de volgende vergadering. De heer Manders vestigt er de aandacht op, in verband met de vuilverwijdering, dat men in den Haag besloten heeft tot aanschaffing van vliegaschvangers, die 90% van de vlieg- asch opvangen, hetgeen bij de gunning als besliste voorwaarde is gesteld. Spreker vraagt of het College weet, dat het daar gebeurt. De heer Goslinga kan mededeelen, dat het zoo niet juist is. De gemeente den Haag heeft een inschrijving geopend voor de levering van vliegaschvangers, die aan die eischen moeten voldoen. Daarvoor zijn aanbiedingen ingekomen, maar of zij werkelijk 90 opvangen zal moeten blijken in de practijk. Sommigen zeggen zelfs, dat zij 100% opvangen, maar spreker gelooft niet, dat dit het geval is. De heer Spendel zegt, dat hij verleden week eens werd uitgenoodigd voor een autotochtje langs de singels, maar toen men gekomen was bij de houten brug bij het park begreep spreker, dat er een bepaalde bedoeling achter zat. Men verzocht hem door de voorruit te kijken en zeide, dat, als de gemeente niet zorgde, dat de onderlinge verhouding van de lantaarns gewijzigd werd, er zeker in de toekomst ongelukken zouden gebeuren. Bij de bocht, bij de van Dis- selbrug ziet men, naar het eind van de Wasstraat kijkende, juist op een lantaarn en een niet ter plaatse bekend chauf feur zal denken, dat de weg recht door gaat en heeft kans tusschen de boomen door in het singelwater te komen. Spreker verzoekt te zorgen, dat de toestand duidelijker wordt aan gewezen. De Voorzitter zegt een onderzoek toe. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 23