MAANDAG
3 JUNI 1929.
93
het uit de notulen te zullen bewijzen; spreker zou dat gaarne
willen hooren. Spreker zou den heer Schüller zooeven onbeleefd
behandeld hebben; waarin dat bestaat, weet spreker niet; hij
is niet gewend dat te doen.
De heer Groeneveld zegt, dat de heer Parmentier voor
spreker een knokploeg benoemd heeft, bestaande uit de heeren
Goslinga, Wilbrink en den heer Parmentier zelf; met hun
drieën wilde de heer Parmentier met spreker gaan vechten;
dat is ook niet hartelijk.
De heer Parmentier zegt, dat dit onjuist is. Spreker heeft
den heer Groeneveld gesignaleerd als knokker; deze heeft
zich als zoodanig aangeboden; de heer Groeneveld moet de
stukken maar eens nalezen.
De heer Schüller dan is bij spreker gekomen, toen iemand
aan het woord was, waar spreker aandacht voor noodig had
en toen heeft spreker gezegdga nu maar door. Spreker kan
het niet helpen, dat de heer Schüller dat onbeleefd vindt;
spreker vindt het niet onbeleefd.
De heer Bosman vond het nogal bezwaarlijk, dat die arbeiders
naar de centrale gingen. Spreker wil, waar hij gaarne zou
willen, dat de heer Bosman vóór dit voorstel stemde, er op
wijzen, dat de totale kosten volgens het rapport 26.000.
zijn; de kosten van verbranding in dezelfde periode zouden
zijn 52.000.dus tweemaal zooveel. De totale kosten zijn
evenwel niet op 1000.na precies op te geven, maar al
zouden de kosten 36.000.zijn, dan hoopt spreker toch,
in verband met de groote cultureele beteekenis van deze
zaak, dat de heer Bosman over zijn bezwaren heen zal stappen.
Het heeft spreker, evenals den heer Splinter, buitengewoon
gefrappeerd, dat de actie tegen deze zaak vooral van de zijde
van de S.D.A.P. kwam, van het begin af aan. De heer Schüller
was in de commissie direct tegen deze zaak gekant en spreker
begrijpt met het oog op het door den heer van Eek bij de
begrooting ingediende voorstel niet, hoe van die zijde actie
tegen dit voorstel ontwikkeld kon worden.
De heer Baart voelt zich genoopt enkele opmerkingen te
maken naar aanleiding van hetgeen door den heer Wilbrink
is gezegd, wat door den Wethouder is onderstreept. Volgens
den heer Wilbrink zou vervoer in eigen beheer te duur voor
de gemeente komen, omdat in het algemeen zou moeten wor
den aangenomen, dat de menschen, die het voor de gemeente
zouden doen, den luibak zouden uithangen. Spreker heeft toen
al de opmerking gemaakt, dat dit dan zou iiggen aan het
beleid van de hoofden van takken van dienst, die daarvoor
de verantwoordelijkheid hebben te dragen. Het zal misschien
wel eens zijn voorgekomen, dat de menschen bij ergen regenval
of bij vorst in een schuur zijn gekropen spreker veronder
stelt intusschen, dat de Wethouder ook wel een schuilplaats
zal zoeken, wanneer hij in een zwaren stortbui loopt maar
spreker wil er zich toch tegen verzettendat in het
openbaar wordt vastgesteld, dat een dergelijk bedrijf in
handen van de gemeente duur zou worden, omdat de men
schen zouden luibakken. De heer Wilbrink heeft zich daarbij
beroepen op de werkzaamheden, die in Amsterdam op dit
punt worden verricht, waar het vuil naar de Zuiderzee ge
bracht wordt, maar waar het, volgens den heer Wilbrink,
beter gecontroleerd kon worden. Spreker ziet echter niet in,
waarom het dan hier niet behoorlijk te contróleeren zou zijn.
Wanneer de zaak behoorlijk werd opgezet, acht spreker het
zeer goed mogelijk, dat vanwege de gemeente controle werd
uitgeoefend op wat door die menschen werd gedaan. Spreker
vermoedt dan ook, dat de heer Wilbrink zich te sterk zal
hebben uitgedrukt.
Er is echter nog een andere kwestie. Er is juist voorgesteld
het vervoer te doen plaats hebben in eigen beheer om alle
zekerheid te hebben, dat er geen stagnatie zou komen. Nu
hebben verschillende sprekers gezegd niet te begrijpen,
waarom de S.D.A.P. zich zoo verzette tegen deze vuilver-
wijdering. Spreker voert hiertegenover echter aan, dat niemand
van zijn groep betoogd heeft te zijn voor instandhouding van
de vuilverbranding. Wanneer er echter wijziging in de ex
ploitatie wordt gebracht, moet er voor spreker zekerheid
bestaan, dat het niet gebeurt ten koste van de loonen der
arbeiders.
De heer Splinter heelt uitgerekend, dat er in Rotterdam
zes menschen voor worden gebruikt en dat men het in Leiden
met een vierde gedeelte of met IJ man zou kunnen doen.
Spreker acht het echter uitgesloten, dat men het werk in
Leiden zoo zou kunnen verdeelen, dat het ook door een vierde
deel van het personeel, in Rotterdam benoodigd, zou kunnen
worden verricht. Als het voorstel ongewijzigd wordt aange
nomen, zal er het volgend jaar blijken, naar sprekers oordeel,
dat er meer menschen voor noodig zijn geweest dan de Wet
houder noemde. Spreker ziet dan echter niet in welk bezwaar
er tegen kan zijn de arbeidsvoorwaarden voor de menschen,
die daarvoor in dienst genomen moeten worden, gelijk te stellen
met die van het personeel in gemeentedienst.
Waar het slechts IJ man betreft, moeten de arbeidsvoor
waarden zoodanig zijn, dat men zeker is, dat zij voor die
menschen geen aanleiding tot een conflict kunnen worden.
De heer Parmentier heeft zooeven in zijn handen geklapt,
maar er zijn op het oogenbhk nu eenmaal in ons land allerlei
conflicten gaande tegen de verslechtering van de arbeids
voorwaarden en ook misschien om een beetje zon in het
gezin te krijgen. Nog meer zon, wordt er nu gezegd. Het is
wel gemakkelijk om het, wanneer men zelf een behoorlijk
bestaan heeft, een arbeider kwalijk te nemen, dat hij bij een
loon van f 20.— voor 24.— gaat vechten. Het is toch een
feit, dat die conflicten niet alleen uitgegaan zijn van de moderne
vakbeweging, maar dat in Scheveningen bijv. de christelijke
vakvereeniging daartegenover stelling genomen heeft.
De heer Splinter denkt, dat de ontevredenheid en de actie
alleen door spreker en de zijnen wordt gewekt; spreker geeft
toe, dat hij de laatste zal zijn om den arbeiders bij te brengen,
dat zij tevreden moeten zijn met hun schamel loon, maar
waar het hier 1 of 2 menschen geldt is er niets tegen om
hun arbeidsvoorwaarden gelijk te stellen met die van het
gemeentepeisoneel. De heer Splinter zou in overleg met den
heer Goslinga overwegen wat gedaan kon worden om de
menschen, die in een anderen tak van gemeentedienst over
gaan, hun loon te laten behouden. Spreker mag aannemen,
dat het College toch begrijpt wat voor een ar beider, die over
geplaatst wordt, zeggen wil de onzekerheid of hij wel in de
zelfde loonklasse zal blij ven. Spreker had liever een onomwonden
verklaring van het College gehad, dat die arbeiders niet in
loon zouden achteruitgaan. Waar dus door onvoldoende
arbeidsvoorwaarden, waar de menschen recht hebben.op goede
arbeidsvoorwaarden, een conflict zou kunnen ontstaan, is spreker
voornemens een amendement op artikel 5 in te dienen,
strekkende om daaraan toe te voegen den volgenden zin
»Verder zullen de loonen voor het personeel belast met
den afvoer van vuilnis naar de gemeente Nieuwkoop, gelijk
moeten zijn met die loonen, welke aan het soortgelijke per
soneel in dienst van de gemeente Leiden worden betaald."
Spreker zal dit amendement indienen, wanneer het voorstel
van den heer Schüller verworpen wordt. Spreker hoopt, dat
de Raad, waar het slechts IJ man geldt, daarvoor zooveel
zal gevoelen, dat zij behoorlijke arbeidsvoorwaarden zullen
krijgen.
De heer Spendel was niet voornemens om in deze quaestie
een woord te zeggen, omdat hij weet, dat de Wethouder dit
voorstel op de hem eigen wijze wel zoo zou verdedigen, dat
de Raad genoeg inzicht had in het voorstel, maar na hetgeen
de heer Parmentier heeft gezegd omtrent het lid van de
Commissie van Fabricage, den heer Schüller, wil spreker iets
in het midden brengen, dat hem zeer heeft ontsticht en ontstemd.
Spreker kan bevestigen, gelijk de heeren Splinter en Par
mentier hebben gezegd, dat op die vergadering, waar de zaak
behandeld is de heer Bosman was door verblijf in het
buitenland verhinderd de heer Schüller zich op het stand
punt heeft gesteld, dat de voordracht door hem niet was te
aanvaarden met het oog op de z. i. onvoldoende bedrijfs
zekerheid. De heer Schüller heeft zich echter ook met andere
argumenten zoo op de vlakte gehouden, dat spreker en anderen
hem hebben gevraagd: verklaar u eens nader, wat is eigenlek
uw standpunt? Spreker deelt mede, dat zoowel de Wethouder,
als de heer Parmentier en hijzelf den heer Schüller de perti
nente vraag hebben gesteld: geef ons argumenten, waarom
u niet met dit voorstel kunt meegaan. Gelijk meermalen in
de commissievergaderingen heeft de heer Schüller zich echter
in de ruimte gehouden. Uit de houding van den heer Schüller
hebben spreker en zijn mede-commissieleden begrepen, dat
de S.D.A.P. aanstuurde op vervoer in eigen beheer, maar
spreker ziet niet in, waarom dan de heer Schüller niet in
die commissievergadering heeft gezegd, dat hij zich niet met
het voorstel kon vereenigen, omdat hij eigen beheer wenschte.
Dan had daarover eens gesproken kunnen worden en was
misschien de heer Schüller nog overtuigd, hoewel spreker er
aan kan toevoegen, dat deze niet gemakkelijk te overtuigen
is. Spreker heeft toen nog tot den heer Schüller gezegd niet
te kunnen begrijpen, hoe de voorzitter van diens fractie, nog
wel een rechtskundige, zich met diens inzichten kon ver
eenigen. De heer Schüller antwoordde echter: laat dat maar
aan mij over.
De notulen van de commissievergadering, waarop de heer
Schüller zich beriep, geven maar een globaal overzicht van
hetgeen er besproken is. Zij zijn niet stenografisch. In dat
geval zou de heer Schüller er zich op hebben kunnen beroepen.
Spreker zou thans nog een kwestie willen bespreken, welke
hem persoonlijk heeft gegriefd. Een van de gegadigden is bij
spreker geweest en heeft precies hetzelfde gezegd, wat spreker
en wat ook de heeren Splinter en Parmentier in de commissie
vergadering hebben gezegd. Spreker vindt dit zeer onaan-