53
U voor verdere bijzonderheden verwijzende naar de ter
lezing liggende stukken geven wij Uwe Vergadering alsnu,
in overeenstemming met de ter zake ingewonnen adviezen
van de Commissie van Fabricage en de Commissie voor den
Markt- en Havendienst, in overweging om door vaststelling
van den overgelegden begrootingsstaat een bedrag van
2600.te onzer beschikking te stellen voor den bouw
van een tweeden afzonderingsstal, welk bedrag kan worden
gevonden uit den post „Onvoorziene Uitgaven", waarop nog
36025.37 beschikbaar is.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 88. Leiden, 27 Mei 1929.
In Uwe Vergadering van 22 April j.l. werd om praeadvies
in onze handen gesteld een verzoek van de werklieden P.
Bemmelenkamp, H. Breyer en A. C. v. d. Oever, om ver
goeding van de geleden schade ter zake van hunne bij den
Stadhuisbrand verloren gegane gereedschappen en goederen.
Deze werklieden waren in dienst van den aannemer D. Kaaij
en als zoodanig werkzaam bij de inwendige verbouwing van
het Baadhuis, toen dit door den brand werd verwoest.
Volgens de door belanghebbenden verstrekte opgaven
bedraagt de schade voor:
P. Bemmelenkamp18.
H. Breyer75.37
A. C. v. d. Oever189.38
Bij de beoordeeling van de vraag, of er voor de gemeente
aanleiding bestaat de verloren gegane voorwerpen te ver
goeden, moet wel in het oog worden gehouden, dat het hier
uitsluitend particuliere eigendommen van adressanten betreft,
die dienen ter persoonlijke uitoefening van hun beroep en
waarvoor de zorg en de verantwoordelijkheid bij henzelf
berusten. Hebben zij een en ander niet tegen brand ver
zekerd, zooals in casu het geval is, dan behooren zij ook zelf
het daaruit voortvloeiend risico te dragen. Voeg daarbij, dat
er tusschen de werklieden en de gemeente geenerlei rechts
betrekking aanwezig is, dan is het duidelijk, dat deze in geen
enkel opzicht tot toekenning van de gevraagde schadeloos
stellingen verplicht is.
Uitgaande van het beginsel, dat ieder zijn eigen verant
woordelijkheid dient te dragen, achten wij het dan ook op
zich zelf principieel verkeerd in gevallen als de onderhavige
een beroep op de gemeentekas toe te laten.
Intusschen zou, indien het voorstel der Commissie van
Fabricage werd gevolgd om de helft van de waarde der
gereedschappen enz. te vergoeden, slechts een bedrag van
141.19 worden vereischt. In aanmerking nemende nu dit
betrekkelijk geringe bedrag, zouden wij in de gegeven om
standigheden, doch slechts bij wijze van exceptie, tegen het
verleenen van een zoodanige tegemoetkoming geen bezwaar
willen maken, mede omdat bij een dergelijke regeling vol
doende tot uitdrukking komt, dat de gemeente rechtens tot
niets is verplicht.
Besluit Uwe Vergadering dienovereenkomstig, dan ligt het
in ons voornemen, in enkele analoge gevallen (waarbij het ook
slechts om kleine bedragen gaat) eveneens een vergoeding tot
de helft van de waarde toe te kennen.
Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie liggende
stukken geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging
goed te keuren, dat aan de hieronder genoemde personen
de achter hunne namen vermelde bedragen worden uitgekeerd
ten laste van volgn. 724a der begrooting, dienst 1929 (Uit
gaven ter zake van het treffen van voorzieningen in verband
met den brand in het Stadhuis), zulks wegens door den brand
verloren gegane, aan hen volgens hunne opgave toebehoord
hebbende gereedschappen en goederen:
P. Bemmelenkamp9.
H. Breyer37.50
A. C. v. d. Oever94.69
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 89. Leiden, 27 Mei 1929.
Ons voorstel tot verbreeding van den Stationsweg en van
de Bijnsburgerbrug, zoomede tot algeheele vernieuwing van
de bestrating van den Stationsweg, opgenomen in Ingekomen
Stukken Ho. 214 van 1928, werd in Uwe Vergadering van
19 November 1928 aangehouden in verband met de omstan
digheid, dat ons College tijdens die vergadering het bericht
bereikte, dat nieuwe onderhandelingen waren geopend tus
schen de Noord-Zuid-Hollandsche Tramweg Maatschappij
en den Directeur der Gemeentewerken betreffende het door
genoemde Maatschappij bij te dragen deel in de kosten van
een eventueele asphalteering van straten, waarin tramrails
van de Maatschappij zijn gelegen. Bedoeld bericht was aan
leiding, opnieuw de vraag te overwegen, of wellicht tege
lijkertijd met de voorgenomen verbreeding tot asphalteering
van den Stationsweg kon worden overgegaan.
Het is echter gebleken, dat het, ook los van de onder
handelingen met de Tramweg Maatschappij, welke overigens
nog niet tot een resultaat hebben geleid, voorshands nog
niet mogelijk is, tot asphalteering van den Stationsweg
over te gaan, doch dat integendeel de verbreeding tot stand
moet zijn gebracht, voordat sprake kan zijn van een even
tueele asphalteering. Dit hangt samen met de omstandig
heid, dat te zijnertijd in den Stationsweg een stamriool
moet worden gelegd ten behoeve van de centrale rioleering.
Dit stamriool moet uiteraard eerst gelegd zijn, en de grond
moet vervolgens geruimen tijd gelegenheid hebben gehad
om in te klinken, voordat tot asphalteering kan worden
overgegaan. Anderzijds moet de verbreeding aan het leggen
van het stamriool voorafgaan, ten einde voor het leggen
van het stamriool in verband met de ligging van de tram
rails en de andere leidingen in den weg, ten behoeve van
het drukke verkeer ter plaatse de noodige ruimte te ver
krijgen.
De volgorde is derhalve deze: eerst moet de verbreeding
van den Stationsweg tot stand worden gebracht; dit kan
nog geschieden vóór 3 October van dit jaar. Daarna wordt,
zoodra de werkzaamheden betreffende de centrale rioleering,
in verband met het vastgestelde werkproganima ter zake,
zoover gevorderd zijn, doch in ieder geval niet vóór 3 October
van dit jaar, een aanvang gemaakt met het leggen van het
stamriool. Ten slotte kan dan, nadat dit is voltooid en de
grond voldoende is ingeklonken, indien althans inmiddels
met de Tramweg Maatschappij tot overeenstemming is ge
komen, desgewenscht tot asphalteering worden overgegaan.
In zooverre is het dus mogelijk, dat de voorgenomen be
strating met vlamovenklinkers slechts een voorloopig karakter
draagt. Toch kan zij voorshands, gelijk uit het bovenstaande
volgt, niet gemist worden. Trouwens, het klinkermateriaal
kan te zijnertijd elders worden aangewend, en is dus niet
verloren.
Wij meenen derhalve, ons bovengenoemd voorstel, voor
wat de keuze der bestrating betreft, niet te moeten wijzigen.
Op eenige andere punten zijn intusschen de volgende wijzi
gingen in overweging genomen.
In de eerste plaats werd inmiddels ook met den eigenaar
van den voortuin, behoorende tot perceel Stationsweg No. 37,
ter zake van de overneming van een gedeelte van dien
voortuin op de gewone voorwaarden overeenstemming bereikt.
In de tweede plaats geven wij U in overweging, de ver
legging van den Oostelijken trottoirrand op den Stationsweg
niet alleen te doen geschieden vanaf perceel No. 57 (Zomer-
zorg) tot aan perceel No. 25, gelijk aanvankelijk alleen in
de bedoeling lag, doch ook van perceel No. 25 tot aan de
Bijnsburgersingel, gelijk op de kaart nader is aangegeven,
in dier voege, dat de nieuwe rijweg overal een breedte ver
krijgt van 10.60 M. In verband hiermede stellen wij U
thans voor, ook een gedeelte van de openbare stoep van
perceel No. 29 en van den voortuin van perceel No. 27 over
te nemen, met de eigenaren van welke perceelen reeds
vroeger op de gewone voorwaarden over deze overneming
overeenstemming werd bereikt. Do voortuinen, behoorende
tot de perceelen Nis. 25 en 23 blijven derhalve voorshands
in het nieuwe trottoir uitsteken: de betreffende gedeelten
van deze voortuinen zijn op de kaart rood gestreept aan
gegeven. Onderhandelingen over overneming zijn intusschen
ook met de eigenaren van deze perceelen gaande.
In de derde plaats hebben wij thans in het plan opge
nomen een vernieuwing van de leuningen van de Bijns
burgerbrug volgens de overgelegde teekening.
Ten slotte vermelden wij, dat op de basis van de aldus
gewijzigde plannen in verband met het wellicht voorloopig
karakter van de aan te brengen klinkerbestrating een nieuwe
raming is gemaakt, volgens welke de kosten van het geheele
werk 38.000.zullen bedragen. Van dit bedrag is een
som van 7000.in 1925 door de Haagsche Tramweg-
Maatschappij bereids in de gemeentekas gestort. Het overige
bedrag van 31.000.kan geput worden uit het „Fonds
voor stadsverbetering, werkverschaffing en andere sociale
doeleinden", dat bij de vaststelling van de begrooting voor
1929 inmiddels tot een bedrag van 195.000.werd ingesteld.
Onder verwijzing naar de ter inzage gelegde nieuwe kaarten
en teekeningen, het nieuwe advies van de Commissie van