70
MAANDAG 6 MEI 1929.
zeggen, dat zij geen advies van de Commissie noodig meenden
te hebben.
Spreker wenscht dus te vernemen, wat alle kosten zijn.
Hij zou ook kunnen vragen, wat van het blanco-crediet ten
gevolge van den Stadhuisbrand is uitgegeven en waaraan het
is besteed. Het zou beter zijn geweest, als de heer Parmentier
op die wijze de zaak aan de orde had gesteld, om een uit
voerige bespreking mogelijk te maken.
De Wethouder heeft gezegd: het is een werksteiger. Dat
die steiger noodig is, niet om den gevel af te breken, niet
om den gevel te onderzoeken, maar om hem te restaur eer en.
daarom wordt zulk een steiger gezet.
Spreker zal dus gaarne vernemen welke uitgaven zijn gedaan
uit het blanco crediet.
De heer Bosman wil, aangezien hij ook lid is van de
Commissie van Fabricage, eveneens zijn stem laten hooren.
De Commissie heeft inderdaad den Wethouder wel eens
gepolst, waarom zij niet gekend werd in allerlei dingen, die,
naar zij meende, aan het afgebrande Stadhuis werden uitge
voerd, zooals het maken van dien steiger en het opruimings-
werk. Het is moeilijk voor de Commissie om te zeggen wat
er meer is gebeurd en daarom heeft zij er den Wethouder
eens naar gevraagd. Spreker heeft den indruk gekregen, dat
de Wethouder op de hand van de leden was en te kennen
gaf, dat er ook naar zijn meening allerlei dingen waren ge
beurd, waarin de Commissie had kunnen worden gekend. Dat
is de oorzaak, waarom de leden een onbevredigd gevoel kregen
en de heer Parmentier heeft gemeend een paar vragen
te moeten stellen om de zaak ter sprake te brengen. Had de
Wethouder toen geantwoord in denzelfden trant als hij thans
heeft gedaan, n.l. dat de leden zich om niets ongerust maak
ten, omdat er niets gebeurde, dan had de heer Parmentier
waarschijnlijk zijn vragen niet gesteld, maar spreker kreeg
den indruk, dat de Wethouder iets gevoelde voor de op
merkingen, welke werden gemaakt. Ongecorrigeerd
De heer Parmentier ontkent ten eenenmale, dat aan het
onderzoek geen kosten zijn verbonden. Als men eenvoudig tot
van den Akker had gezegd, dat hij den gevel en den toren
kon weghalen, dan was er geen sprake geweest van het maken
van een steiger. Dat die steiger weinig kost en het hout straks
veel zal opbrengen, weigert spreker aan te nemen, want z.i. zal
dat hout straks heel weinig waarde hebben, als het een tijd
lang aan weer en wind heeft bloot gestaan.
Spreker zegt dit om te doen uitkomen, dat z. i. die steiger
is gezet voor het onderzoeken van den gevel. Zijn bezwaar
is, dat, zonder dat de Raad en de Commissie van Fabricage
er in gekend zijn, Burgemeester en Wethouders door de
Rijksmonumentencommissie den gevel hebben laten onder
zoeken, blijkbaar met de bedoeling om zoo mogelijk den kant
uit te gaan van herbouw van dien gevel. Is dat de bedoeling
niet, dan begrijpt spreker niet, waarom die kosten worden
gemaakt. Als sprekers huis of kamer verbrandt, gaat hij geen
geld uitgeven voor het onderzoeken van de mogelijkheid van
herbouw, als hij niet van plan is dat huis of die kamer te
herbouwen.
Spreker wil eens een paar denkbeelden noemen, welke onder
de menschen leven. Er zijn menschen, die denken: dat oude
Raadhuis moet weg, het had een mooien ouden gevel, maar
nu het eenmaal is verbrand, moet het weg, want het was
van binnen een oude rommel; laten de Nederlandsche bouw
meesters, die tot in het buitenland roem hebben geoogst, eens
laten zien wat zij kunnen. Ook zijn er menschen, die van oordeel
zijn, dat het Raadhuis niet aan de Bi eestraat moet komen,
maar op een andere plaats. Spreker heeft daaromtrent zelf
geen meening, maar hij brengt de mogelijkheden naar voren.
Een derde groep menschen zegt, dat het geheele blok aan de
Vischmarkt tusschen Maarsmanssteeg en Koornbeurssteeg
moet verdwijnen en er een mooi plein moet worden gemaakt.
Neen, zeggen Burgemeester en Wethouders, eerst onder
zoeken of het Stadhuis op dezelfde plaats kan komen en
daarvoor moeten gelden worden gevoteerd. Spreker kan zich
daarmede niet vereenigen.
In de Commissie van Fabricage komen allerlei dingen aan
de orde en de samenwerking met den Voorzitter is daar
prettig. De heer Schüller heeft zelfs wel eens de vraag ge
steld, wat zijn dat voor nietigheden, moeten die hier ook
worden behandeld?
Als voor een krotje in de Groenesteeg een gevel moet
worden gezet van ƒ25, dan moet de Commissie van Fabricage
adviseeren. Spreker vindt het wel eens zonde van den tijd,
maar daarvoor moeten de leden zich beschikbaar stellen en
dat is goed. Maar, als er een steiger wordt gezet op de
Breestraat en er worden in dit geval uitgaven gedaan, die
tot ƒ10.000.of hooger kunnen beloopen, dan hoort de
Commissie niets. De leden lezen het in de courant óf zij
zien den steiger, als zij er langs loopen, maar zij weten
nergens van. Dat is verkeerd.
Ook in de inschrijving voor het opruimingswerk is de
Commissie niet gekend.
De heer Schüller merkt op, dat onder het oude reglement
Burgemeester en Wethouders hetzelfde hadden kunnen doen.
Ten slotte dient spreker een motie in, welke hij op het
bureau van den Voorzitter deponeert.
De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Parmentier
de volgende motie is ingediend:
«De Raad spreekt de wenschelijkheid uit dat Burgemeester
en Wethouders inzake de oplossing van Raadhuisbouw geen
verdere besluiten nemen zonder daarin den Raad of de betref
fende Raadscommissies te kennen".
De heer de Reede heeft evenals de heer Parmentier den
indruk, dat Burgemeester en Wethouders bezig zijn te drijven
in de richting van herstel van liet oude Stadhuis. De stadhuis
brand heeft de gemeente een enorm cultureel bezit ontnomen,
maar dat moet men onder de oogen durven zien. Het zou
een domheid zijn, reeds nu aan te sturen op herstel van den
gevel met daarachter een nieuw gebouw. Als men dat doet,
loopen we gevaar, dat er tusschen het vroegere Stadhuis en
hetgeen men krijgen zal, evenveel overeenkomst zal bestaan
als tusschen boter en margarine.
Spreker verzoekt Burgemeester en Wethouders te verklaren,
dat zij objectief zullen zijn en dat zij niet door allerlei kleine
middelen de oplossing zullen praejudicieeren.
De Voorzitter wijst er op, dat de vragen, zooals zij ge
steld zijn, er niet op duidden, dat daarbij andere zaken, als
de besteding van het blanco crediet, ter sprake zouden komen.
Het College heeft echter wel bevroed, na hetgeen vroeger
gebeurd is, wat achter die vragen stak. Nu is al heel gauw,
hetzij met alle respect gezegd, de aap uit den mouw gekomen.
Er is gezegd, dat het College bezig is maatregelen te nemen
en stappen te doen, die praejudicieeren op beslissingen van
den Raad. Het College zou besloten hebben den gevel te
restaureeren, het zou daarvoor reeds de noodige maatregelen
genomen hebben en het zou den Raad stellen voor een fait
accompli.
Het College zou voorts allerlei maatregelen hebben beraamd
en genomen, waarin de Commissie van Fabricage eigenlijk
had moeten worden gekend, maar het zou, uit angst dat de
Commissie daarmede niet zou instemmen, haar oordeel niet
hebben gevraagd. Er is, zoo zeide men, een steiger gezet,
er zijn maatregelen genomen zonder dat de Raad precies
weet welke, en er wordt buiten den Raad om gewerkt!
Diezelfde opvatting heeft spreker toegeklonken uit den
mond van den heer Schüller en uit dien van den heer Bosman,
terwijl deze laatste getracht heeft eenige verdeeldheid te
zaaien tusschen de leden van het College onderling.
Spreker hoopt, dat de Raad de zaak in haar eenvoudigste
gedaante zal willen zien, want het College staat versteld over
hetgeen het te hooren krijgt. In de eerste plaats: de kwestie
van het verbouwen van den gevel, van den herbouw en van
de plaats, waar het Stadhuis eventueel zal moeten komen;
daarover is in het College nooit een woord gesproken en
spreker kent het oordeel van de Wethouders te dien aanzien
dan ook niet. Het eenige wat er gebeurd is, is, dat er een
telegram van den Minister is gekomen, waarin werd gevraagd
of het gemeentebestuur de Rijksmonumenten-commissie in
staat wilde stellen den gevel te bekijken en haar oordeel te
geven over de vraag wat er van terecht is te brengen. Het
College meende dat niet te kunnen weigeren, zoodat het is
toegestaan. Voor de rest is er niets gebeurd, maar ook in
het geheel niets.
Het eenige wat spreker daaraan kan toevoegen is, dat de
Rijksmonumenten-commissie wel heeft gevraagd om het zetten
van dien steiger eenigszins te verhaasten, omdat zij dien voor
haar onderzoek noodig had. Nooit echter is er van gemeente
wege een opdracht gegeven aan de Commissie voor de Monu
mentenzorg en het onderzoek dier Commissie kost de gemeente
geen cent. Op de vraag, of zij het onderzoek gratis deed,
heeft zij bevestigend geantwoord en nu kan de Raad luis
teren naar allerlei ingevingen van het hart en zich er onge
lukkig over maken, dat er dingen gebeuren buiten hem om,
maar het College zou dat even goed kunnen doen. Er is nog
geen enkele beslissing omtrent den tbouw of wederopbouw
genomen en aangezien Burgemeester en Wethouders ge
voelden welke de bedoeling van den heer Parmentier was en
wat er in de Commissie van Fabricage gebeurde, hebben zij
aan het slot van het antwoord op de tweede vraag gezegd
«Voorts stellen Burgemeester en Wethouders zich voor,
om met den Raad overleg te plegen alvorens te komen met
plannen inzake den bouw of wederopbouw van het Raadhuis".
Burgemeester en Wethouders zijn dus niet voornemensom
op een gegeven oogenblik bij den Raad te komen en te zeggen
hier is een plan, het kost zooveel, wilt gij het of niet? Alvo
rens met plannen te komen, wil het College met den Raad