MAANDAG 25 MAART 1929. 53 sluiting in die draden was ontstaan, zou die te gering geweest .zijn, otn den brand te veroorzaken. Burgemeester en Wethouders hebben ook alle andere moge lijke oorzaken nagegaan, die zij konden bevroeden, maar al die onderstellingen leidden tot niets. Daarvan is in het rapport dan ook geen melding gemaakt. Burgemeester en Wethouders zijn tot de overtuiging gekomen, dat de oor zaak moet worden gezocht in den schoorsteen en nergens anders. In antwoord op de desbetreffende vraag van den heer Sijtsma deelt spreker, mede, dat de leiding bij brand berust bij den commandant van de brandweer, onder oppertoezicht van den Burgemeester. Men moet zich niet voorstellen, dat de Bur gemeester den commandant bevelen geeft, er wordt overleg gepleegd en dan kan het voorkomen, dat de Burgemeester een andere meening heeft dan de commandant; zooals in het zooeven genoemde geval, toen spreker wenschte, dat de brandweer naar voren zou komen. Voorts heeft de heer Sijtsma gevraagd, hoe laat de ver schillende autoriteiten gewaarschuwd zijn. Spreker is gewaar schuwd in de eerste minuten van den brand, te ongeveer 4 uur 33 min. Daarna zijn gewaarschuwd al degenen, die daarvoor in aanmerking kwamen; niet alle Wethouders zijn gewaarschuwd, omdat daaromtrent een afspraak was gemaakt. Er zijn wethouders, die verklaard hadden, geen prijs te stellen op een waarschuwing in geval van brand. Had men bij het maken van die afspraak het geval van brand in het Stadhuis voorzien, dan zou misschien een andere regeling zijn getroffen. Voorzoover noodig zijn de gemeente-ambtenaren wel gewaar schuwd, en wel de Ontvanger. De Directeur van Gemeente werken is niet gewaarschuwd, omdat er geen aanleiding was om van zijn diensten gebruik te maken. Üe gasfabriek en dergelijke diensten zijn vanzelf gewaarschuwd. De heer Sijtsma vroeg, waarom het College niet zijn leed wezen heelt te kennen gegeven over het gebeurde. Indien hij bedoelt, dat het College zich schuldig gevoelt in deze, was daar geen reden voor, want het College gevoelt zich niet schuldig en leedwezen over den brand heeft het reeds in de Senaatskamer op 12 Februari j.l. uitgesproken. Ongetwijfeld heeft de telelonist, de heer Labordus, dit in antwoord aan den heer Wilbrink, zijn plicht in deze gedaan en een grooten dienst bewezen. Het College heeft daar ook nota van genomen door, zoodra men eenigszins tot bezinning was gekomen, een brief te sturen aan zijn chef en spreker heeft opdracht gegeven een afschrift van dien brief, waarin hij bedankt en geprezen werd voor de accurate en vlugge wijze, waarop hij geholpen heeft, aan den Directeur-Generaal der Posterijen te zenden, opdat deze zou weten welke hulp men van het personeel in Leiden gehad heeft! Volgens het College kwamen of komen op het oogenblik nog niet menschen in het bijzonder in aanmerking voor een financiëele belooning; het is heel moeilijk om onderscheid te gaan maken; zeer velen hebben zich verdienstelijk gemaakt en hebben hun plicht en veel meer dan dat gedaan, of hebben geholpen uit vriende lijkheid; het is moeilijk om allen nu precies te gaan beloonen naar hunne verdieusten daarbij. Groote tevredenheid en be wondering voor wat de telefonist gedaan heeft, heeft het College zeker. De gasmeters, de heer van Es heeft dit gevraagd, zijn afgesloten zooura het mogelijk was en waar het mogelijk was. Het was niet mogelijk aan de Vischmarkt; daar bevindt de toegang tot den gasmeter zich in het bureau Bevolking; de meter ligt daar in den kelder achter een luik, dat geopend moet worden. Daar kon men niet meer heen gaan, omdat de brand te fel woedde. De gasmeter in het oude politiebureau is zoo gauw mogelijk afgesloten; die in de woning van den concierge is ook algesloten; de kleine gasmeter in den nieuwen politiepost is voorzoover spreker weet eveneens afge sloten; die in het huis van den concierge Martijn is niet meer afgesloten. Men moet zich van het afsluiten evenwel niet al te veel voorstellenhet is goed om het te doen, maar het sorteert niet altijd evenveel effect, want de gasmeter in het oude politiebureau bijv. is weer lustig gaan branden. De heer Groeneveld heeft gewezen op een misstand bij het bezoldigen van de vrijwillige brandweerdeze zou geen prikkel hebben om zich te haasten, omdat zij, wanneer zij wegge stuurd wordt, niets betaald zou krijgen. Spreker gelooft, dat de heer Groeneveld verkeerd ingelicht is. Al is de vrijwillige brandweer er maar eenige minuten geweest, dan krijgen de mannen toch ƒ1.50 en voor het tweede uur ƒ1.Gebrek aan personeel heeft men allerminst gehad, evenmin aan politie. Wel is in den middag van een reeds herhaaldelijk gedaan aanbod van den garnizoenscommandant gebruik gemaakt en zijn er eenige artilleristen gekomen om personeel van de politie, dat reeds heel veel had gedaan, eenigermate te sparen en naar huis te kunnen sturen. De heer Bosman is den Voorzitter dankbaar voor zijn antwoord, maar hij is niet geheel voldaan. Hij acht het niet aannemelijk, dat een brandlucht eerder zou zijn waarge nomen, wanneer de brand veroorzaakt is door een sigaar, die ergens lag te smeulen, dan door een heet gestookten schoorsteen. Het rapport bevat voorts de opmerking, dat het onklaar raken van de telefoon het hoogst waarschijnlijk maakt, dat ver hitting van den schoorsteen oorzaak van den brand is geweest. Spreker vindt die opmerking juist een bewijs voor het tegen deel. De kabeltjes, zegt het rapport, waren bekleed met rubber of met lood; wanneer het lood of de rubber smelt, kan contact gemaakt worden en gaat de telefoon over. Nu is het smelt punt van lood ongeveer 326 graden, dat van rubber ligt nog lager. De temperatuur, waarop droog hout, dat niet door een luchtstroom afgekoeld wordt, ontbrandt, is ongeveer 500 graden. Het ligt dus voor de hand, wanneer inderdaad de schoor steen zoo heet was als verondersteld wordt, dat het daarlangs loopende loodkabeltje dan eerst gesmolten zou zijn en dat de telefoon al zou hebben gewaarschuwd voordat de brand uitbrak, omdat de temperatuur nog 200 graden kon stijgen eer het hout kon ontvlammen. De mededeeling in het rapport over de telefoon leidt dus juist tot de conclusie, dat de brand niet door den schoorsteen moet zijn ontstaan. De heer Huur man spreekt nu wel van een balk, die door den schoorsteen zou loopen, maar in het rapport wordt nergens van dien balk gerept, integendeel er staat, dat de schoorsteen volkomen goed was. Er is dan ook geen enkele reden om aan te nemen, dat daar die balk geweest is. Die balk bestond blijkbaar enkel in de fantaisie van den heer Huurman. De heer Huurman merkt op, dat als regel naast een schoor steen een balk ligt. Zooals de Voorzitter reeds zeide, Pierik lag te spuiten uit het raam, terwijl de zolder boven zjjn hoofd in brand stond. Het hout nevens den schoorsteen is gaan broeien, de zolder is daarna in brand geraakt en later is het kabeltje aange stoken. De heer Bosman. Het rapport wettigt ook niet een buiten sporige verhitting van den schoorsteen aan te nemen. Het rapport vermeldt immers, dat er matig gestookt werd en dan is er dus geen reden om aan te nemen, dat de schoorsteen zoo buitensporig heet is geweest. Er bestaat veel meer reden om te veronderstellen, dat de brand van binnen is aange komen en dat het langen tijd daar in die kast onopgemerkt heeft gesmeuld. Spreker betreurt, dat het personeel van de pensioenafdeeling niet ondervraagd is, waardoor het thans den schijn heeft alsof men elk onderzoek in die richting zorgvuldig heeft vermeden. Niet dat spreker zich veel van de resultaten van dat onderzoek voorstelt, maar men had dan meer den indruk gekregen, dat men bij het onderzoek niets onbeproefd had gelaten om de werkelijke oorzaak van den brand vast te stellen. De heer Splinter antwoordt den heer Bosman, dat de schoorsteen inderdaad goed in orde was. Elk jaar werden de schoorsteenen op tijd gevepgd en wanneer er mankementen waren, werden die hersteld. Maar, naast den schoorsteen stonden houten kasten getimmerd en die kasten hebben zijschotten tegen den schoorsteen aan. In deze felle vorst periode nu is de schoorsteen oververhit geworden, hij had geen tijd om af te koelen. Het hout van de kast naast den schoorsteen, die Pierik in volle vlam zag staan, is door de langdurige oververhitting van den schoorsteen gaan broeien; dit is een proces, dat misschien dagen lang geduurd heeft; totdat een luchtstroom een vonk deed ontstaan, tengevolge waarvan de door en door droge en verhitte kast in een minimum van tijd in volle vlam stond. Dit is, naar sprekers meening, de juiste toedracht van de zaak. Spreker heeft dat zelf bij ondervinding; als men weet hoe heet zoon schoor steen kan zijn en hoe hierdoor houtwerk kan gaan smeulen, en, als er lucht bij komt, plotseling kan ontbranden, dan moet men erkennen, dat het ook in dit geval aldus kan zijn gegaan. In zooverre had de brand evengoed overdag kunnen uitbre ken. Alleen zou er dan meer personeel aanwezig geweest zijn en zou het misschien niet zulk een omvang hebben ge kregen. De kabel is later pas doorgesmolten, want toen Pierik kwam, stond de gebeele kast al in brand. Toen Pierik naar die kamer ging. kwam hem de rook al tegemoet op de Kleine Pers; het brandde toen dus reeds zeer fel. De heer Wilbrink begrijpt dan niet, dat hij drie kwartier eerder nog geen brandlucht geroken had. De heer Splinter zegt, dat bij broeiing van het hout de brand door een kleine zucht kan ontstaan en dan in zeer korten tijd fel kan uitslaan. De heer Bosman zegt, dat z. i. toch de brand aan den bin nenkant van de kast is ontstaan en niet door den schoorsteen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 15