MAANDAG 25 MAART 1929.
51
In het rapport staat verder, dat de kachels bleven branden,
o. a. om de waterleiding ontdooid te houden. Spreker heeft
de ervaring, dat men door de kachels matig te laten branden
bij 16° vorst al heel weinig bereikt, vooral als de deuren
openstaan, waardoor een sterke trek en zucht ontstaat.
Spreker zal er verder niet veel van zeggenieder betreurt
den brand en door veel spreken krijgt men toch niets terug.
Nu is het rapport van de brandweer niet overgelegd, maar
hoe vond de brandweer den brand, nadat zij, enkele oogen-
blikken nadat zij was opgeroepen, op het Raadhuis reeds
aanwezig was? Daarover heeft spreker in de stukken niets
positiefs gevonden en hij kan er daarom wel naar gissen,
maar zich geen positief oordeel vormen.
Verder wordt in het rapport met geen woord melding
gemaakt van de oplettendheid van den telefonist op het tele
foonkantoor. Indien iemand een woord van lof verdient, is
het wel deze telefonist, die door zijn buitengewone accura
tesse aanleiding is geweest, dat de brand nog zoo spoedig
ontdekt is. Spreker had tenminste verwacht, dat was voor
gesteld om dezen persoon een gratificatie uit te keeren, maar
nu er zelfs geen woord van lof is gekomen, zal er van een
gratificatie ook wel geen sprake zijn. In een officiéél rapport
had hier wel de aandacht op gevestigd moeten worden.
De heer Huurman heeft den vorigen keer, toen de heer
Sijtsma een weinig verstoord bleek, omdat zijn vragen niet
onmiddellijk werden beantwoord, geinterrumpeerdal hadt je
dan antwoord, staat het Raadhuis er dan weer? Nu zijn de
vragen beantwoord en wat schiet men er nu mede op? Het
spreekwoord is ook hier van toepassing »Zij dronken een glas
en het bleef zoo het was." Bij het opperen van verschillende
mogelijkheden hoe de brand is ontstaan en bij de bespreking
van het rapport, of het wel de juiste oorzaak van den brand
weergeeft, moet men niet voorbij zien, dat het een oud gebouw-
was en dat door oververhitting in oude schoorsteenen ge
makkelijk brand kan ontstaan door aanwezigheid van in en
langs den schoorsteen liggende balken. Bij het dagen achter
een hard stoken, zooals hier het geval was, kan het echter
naar het spreker voorkomt zeer goed mogelijk zijn geweest,
dat een in of vlak naast den schoorsteen liggende balk zoo
zeer is verhit geworden, dat daardoor de brand is ontstaan.
Overdag zou men dit natuurlijk dadelijk bemerkt hebben en
had het niet zoo'n vaart geloopen.
Spreker wijst er voorts op, dat in het oude gebouw bijna
alles zoowel horizontaal als verticaal gescheurd lag, zoodat het
ook mogelijk kan zijn geweest, dat een vonk in den schoor
steen, waarop een felle wind stond brand heeft doen
ontstaan.
Wanneer, zooals de heer Bosman opperde, de brand zou
zijn ontstaan door rooken, zou dit naar sprekers meening veel
vroeger zijn ontdekt, men had dan eerder brandlucht geroken.
Op grond van zijn ervaring kan spreker best aannemen, dat
de brand is ontstaan zooals in het rapport is aangegeven.
Waar van andere zijde hierover twijfel werd uitgesproken,
meende spreker goed te doen dit geluid te doen hooren.
De heer Groene velo wijster op, dat vele gemeenteambtenaren
een telefoon hebben op kosten van de gemeente, omdat erin
sommige gevallen prijs op wordt gesteld die ambtenaren ook
buiten hun diensttijd te kunnen bereiken. Wanneer het nu
ooit dringend noodig was geweest van die gemeentelijke telefoon
aansluiting gebruik te maken, gelooft spreker wel, dat het in
dit geval van den brand was geweest. Dat is echter niet ge
beurd. Zelfs de directeur van Gemeentewerken, dien spreker
wel den huisbaas van het stadhuis zou willen noemen, moest
toevallig van iemand op straat hooren, dat het stadhuis was
afgebrand.
Wanneer van dit middel, dat er nu eenmaal was en door-
de gemeente betaald werd, gebruik was gemaakt, zou nog wel
een en ander te redden zijn geweest, want vreemde menschen
konden in het Stadhuis niet vinden wat waarde had, maar
de ambtenaren zijn daar thuis, kennen daar den wegen weten
wat waarde heeft en wat niet. Ook al zou dit niet het geval
geweest zijn, dan had dit middel toch gebruikt moeten worden.
Spreker heeft zich laten vertellen, dat bij de z.g. vrijwillige
brandweer ook iets fout is gegaan. Vroeger bestond de gewoonte,
dat bij brand het verschenen personeel in elk geval een uur
loon uitbetaald kreeg; ook al moest bij een prutsbrandje een
groot gedeelte worden weggezonden, dan kreeg ieder toch een
schadevergoeding van een uur loon. Dat is later afgeschaft;
toen betaalde men alleen de uren, dat zij werkelijk dienst
doen. Die regeling is verkeerd, want dat werkt in de hand,
dat zij zich des nachts, wanneer zij opgeroepen worden voor
een brand, zich nog eens omdraaien, vooral bij strenge vorst;
immers, dan bestaat de kans, dat zij niet noodig zijn bij den
brand en uit hun bed gehaald zijn zonder dat zij daarvoor
vergoeding krijgen. Dit werkt er niet toe mee, dat zij naar
een brand vliegen en spreker heeft ook gehoord, dat er, althans
in den aanvang, veel te weinig personeel bij den brand was.
De heer van Es heeft in het rapport iets gemist. In het
begin wordt gezegd, dat er stookkachels waren en ook nogal
veel gaskachels en aan het einde staat, dat de brandweer
alles heeft gedaan wat zij kon doen, maar dat de hevige
koude en de heftige wind haar taak zeer heeft bemoeilijkt.
Spreker neemt dat gaarne aan, maar hij heeft zich, waar de
brand zich in een minimum van tijd over het geheele Raad
huis heeft uitgebreid, afgevraagd, of het uitstroomende gas
daarvan niet de oorzaak heeft kunnen zijn. Spreker mist
in het rapport mededeelingen, of ook pogingen zijn aangewend
om zoo spoedig mogelijk na het uitbreken van den brand ook
den gastoevoer af te sluiten. Dat is een voornaam ding; in
zijn eigen huis tracht spreker althans zooveel mogelijk des
avonds het gas af te sluiten; dat moest overal gedaan worden.
In het Raadhuis kon het natuurlijk niet meer; maar is het
nog geprobeerd of was er altijd op gerekend, dat een derge
lijke poging nog gedaan kon worden?
De heer Kooistra stelt voor om, waar het op het oogenblik
kwart voor 6 is, de vergadering te schorsen.
De Voorzitter heeft voor de beantwoording der gestelde
vragen niet meer dan een kwartier noodig; dan komt er nog
een geheime zitting, maar die zal niet langer duren dan 5
minuten, zoodat spreker in overweging geeft om voort te gaan.
De heer Sijtsma acht het beter de vergadering te schorsen
tot vanavond; de Voorzitter heeft wel slechts een kwartier
noodig voor repliek, zooals hij zegt, maar spreker is o.a. dooi
den heer Meijnen aangevallen en dat kan hij niet laten
loopen, terwijl zeker ook andere leden nog wel iets zulllen
willen opmerken.
De heer Huurman vraagt, of het niet mogelijk is de beraad
slaging te verdagen tot over drie weken. Het lijkt hem niet
goed mogelijk thans nog dit punt af te handelen.
De heer Splinter stelt er wel prijs op, toch heden nog
even in geheime zitting bijeen te blijven.
De Voorzitter gelooft, dat het dan het beste is de zaak
verder af te handelen in de volgende vergadering en thans
de deuren te laten sluiten.
De heer Spendel kan zich hiermede niet vereenigen. Een
zoodanig uitstel acht spreker geen goede oplossing van de zaak.
De heer Sijtsma stelt voor de vergadering te schorsen tot
des avonds kwart over acht uur.
De Voorzitter meent dan te handelen in den geest van
den Raad door de vergadering te schorsen tot des avonds
te 8J uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering
des avonds te 8J uur.
Thans zijn afwezig: mevrouw Braggaarde Does, de heeren
Manders en Parmentier.
Voortgezet wordt de behandeling van punt 16 der agenda.
De Voorzitter zegt, dat het het College en spreker in het
bijzonder spijt, dat het de vorige Raadsvergadering niet dadelijk
heeft kunnen antwoorden op de vragen van den heer Sijtsma.
Spreker kan zich bij den heer Meijnen aansluiten, omdat ook
het College het niet zoo aangenaam vond, dat die vragen door
den heer Sijtsma gesteld zijn vóórdat het College in staat was
daarop voldoende antwoord te geven en op te stellen. Wanneer
men bedenkt hoeveel mogelijkheden en hoeveel dingen over
wogen moesten worden en onderzocht om de vragen te kunnen
beantwoorden, dan begrijpt men, dat dat niet een-twee-drie
gaat. Toen de heer Sijtsma het College met zijn vragen aan
boord kwam, was spreker pas een paar dagen in het bezit van
het eerste rapport dienaangaande en ook spreker heeft zich
afgevraagd wat de bedoeling van de interpellatie eigenlijk
geweest is, of die, zooals de heer Sijtsma gezegd heeft, inder
daad was om het 't College gemakkelijk te maken om de in de
stad heerschende ongerustheid en de loopende geruchten te
sussen door een antwoord op die vragen te geven. Indien dit
de bedoeling van de interpellatie geweest is, is zij zeer zeker
niet geslaagd, want het College kwam met de beantwoording
van de vragen alreeds zoo spoedig als het kon, maar het kon
niet antwoorden geven onder bijvoeging: misschien moeten
wij later daarop nog terugkomen! Indien dit werkelijk de be
doeling van den heer Sijtsma was, vraagt spreker zich af:
waarom heeft de heer Sijtsma dan de verschillende vragen in
dien vorm gesteld en niet eenvoudig bijv. bij de rondvraag