23
1928 een zeer groot aantal gezinnen, die een perceel bewonen
met een huurwaarde van niet meer dan 2C0.per jaar of
4.per week van de personeele belasting en daarmede ook
van de opcenten geheel zijn vrijgesteld.
De mindere belastingopbrengst, uit de omschreven
wijzigingen voortvloeiende, kan worden geraamd op rond
33000.Vermits verhooging van het tarief van de inkom
stenbelasting voor grootere inkomens en eveneens verhooging
van andere belastingen of invoering van nieuwe niet wel moge
lijk is, zouden wij voorloopig dit bedrag, indien noodig, willen
putten uit de Algemeene Reserve, zulks in afwachting van
de binnenkort te verwachten behandeling van het wetsont
werp inzake de financieele verhouding tusschen rijk en
gemeenten.
Uiteraard zou ook op andere wijze verlichting van den
belastingdruk voor de mingegoeden gebracht kunnen worden,
b.v. door wijziging van de progressieschaal of door verhooging
van den aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud, doch de
derving van inkomsten zou dan, zooals dezerzijds reeds meer
malen werd betoogd, zóó groot zijn dat, afgezien van verdere
bezwaren, practisch de mogelijkheid van een dergelijke
wijziging uitgesloten moet worden geacht.
De voorgestelde herziening heeft daartegenover het voordeel,
dat zij de kosten, hoewel niet onaanzienlijk, nog binnen rede
lijke grenzen houdt, en toch, gelijk werd opgemerkt, in zeer
belangrijke mate de minst draagkrachtige gezinnen tegemoet
komt.
Van deze gelegenheid ware nog gebruik te maken, om de
heffings- en invorderingsverordening aan te vullen met een
bepaling, waarbij de werkgevers verplicht worden te voldoen
aan het verzoek om opgaaf van de personen, bedoeld in
art. 244a, 3°., der Gemeentewet (werkforensen). Aan een
dergelijk voorschrift is in de praktijk behoefte gebleken.
In overeenstemming met het hieronder afgedrukt advies
van de Commissie van Financiën en ónder mededeeling, dat
de eventueel noodige wijziging van de gemeentebegrooting te
zijner tijd aanhangig zal worden gemaakt, geven wij Uwe
Vergadering alsnu in overweging, over te gaan tot vast
stelling van de volgende verordeningen:
A. VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 9 Mei 1921 (Gem.
Blad No. 20), op de heffing eener plaatselijke belasting
naar het inkomen te Leidengewijzigd bij verordening
van 22 Januari 1923 Gem.blad No. 2).
Artikel I.
In artikel 3 van bovengenoemde verordening wordt in
plaats van 800.gelezen: 900.
Artikel II.
In artikel 5, tweede lid, letter c, wordt in plaats van „ieder"
gelezen: „het eerste, 125.voor het tweede en 150.voor
elk volgend".
Artikel III.
Van het in artikel 6 opgenomen tarief vervalt de eerste
regel geheel en van den tweeden regel de getallen „50",
„6.50" en „3.25", respectievelijk voorkomende in de tweede,
derde en vierde kolom.
Artikel IV.
Na artikel 9 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende
Artikel 9bis.
Een ieder is verplicht aan den Inspecteur der Gemeente
belastingen, desgevorderd, eene opgave te verstrekken van de
bij hem in dienst zijnde personen, welke, zonder in deze ge
meente te wonen, er aanwezig zijn tot vervulling van eene
betrekking, met vermelding ten opzichte van elk hunner van
hun woonplaats en den tijd, gedurende welken zij in het be
lastingjaar bij hem in dienst zijn geweest.
Hij is gehouden, het hem ter voldoening aan zijne hier
boven opgelegde verplichting toegezonden formulier nauw
keurig en zonder eenig voorbehoud naar waarheid in te vullen,
liet met zijne handteekening te bekrachtigen en het binnen
14 dagen na deszelfs dagteekening weder toe te zenden of
terug te bezorgen aan het bureau van den Inspecteur der
Gemeente-belastingen.
De termijn, in het voorgaande lid bedoeld, kan op aan
vraag door den Inspecteur der Gemeente-belastingen worden
verlengd.
Artikel V.
Deze verordening treedt in werking op 1 Mei 1929.
B. V ERORDENI N G,
houdende wijziging van de verordening van 9 Mei 1921 (Gem.
Blad No. 20), op de invordering der plaatselijke belasting
naar het inkomengewijzigd bij verordening van
6 Februari 1922 (Gem. Blad No. 4).
Artikel I.
Aan artikel 2 wordt toegevoegd:
,,c. hij, die niet of niet behoorlijk voldoet aan de verplichting,
bedoeld in artikel 9bis van de heffings ver ordening."
Artikel II.
Deze verordening treedt in werking op 1 Mei 1929.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 9 Februari 1929.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen,
dat zij zich kan vereenigen met het voorstel van Burgemeester
en Wethouders tot wijziging van de verordening op de
heffing der plaatselijke inkomsten-belasting in dien zin,
dat de druk op de minst-draagkrachtige gezinnen wordt
verlicht. Ook kan zij er mede accoord gaan dat de mindere
belastingopbrengst, die van de wijzigingen het gevolg zal zijn,
zoo noodig wordt geput uit de Algemeene Reserve.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
Ondergeteekenden hebben de eer den Raad voor te stellen,
B. en W. te verzoeken, de gemeentelijke inkomstenbelasting-
zoodanig te herzien, dat de druk op de minst draagkrachtige
gezinnen wordt verlicht.
B. J. Huurman Dz.
Th. B. J. Wilmer.
jac. Wilbrink.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.