MAANDAG 21 JANUARI 1929.
7
veel werken onderhanden heeft. Wie bekend is met de gestie
van die maatschappij weet, dat haar eigenlijke werk is zand-
transport, het leveren van groote hoeveelheden zand, en niet
het graven hier of daar van een kanaaltje.
Juist als het zoo natuurlijk was, dat het bij haar ging om
het krijgen van het zand, dan zou men niet spreken over de
vraag wat het werk voor haar is; maar de kwestie staat nu
zoo, dat, als die Maatschappij wat verder gaat, wat zij on
getwijfeld doet, omdat zij daar gronden heeft aangekocht en
afvoer van zand op zich heeft genomen, zij daarvoor 10 cent
per M8 zand moet bijbetalen, terwijl zij daar, teneinde het bedrijf
behoorlijk exploitabel te maken, veel meer grond van particu
lieren en van de waterleiding noodig heelt, ook om aan het
groote vaarwater te komen, dan in dit geval, dat wij hier
behandelen, noodig is.
De Ballast-Maatschappij is, toen zij dit werkje had aange
nomen, direct begonnen te Katwijk een haven te maken, welke
haar wel 30000.zal hebben gekost. Dit bedrag moet men
aftrekken van die 60000.—. Bovendien heeft zij een heel
kapitaal moeten neertellen om het zand over den weg te mogen
vervoeren. Als er zooveel buitengewone onkosten op die 80000
M8 zand kunnen vallen, dan is het spreker zoo klaar als de
dag, dat niet dat karweitje voor de Ballast-Maatschappij van
beteekenis is die 60000.is al uitgegeven maar wel
het hebben van het zand, en als zij dan over datzelfde traject
800000 M8. zand mag afvoeren, dan moet haar dat wat waard
zijn, want als zij die 80000 M8. zand cadeau krijgt voor het
weghalen en het instellen van broninstallaties, dan maakt zij
er een veel beter werk aan. De aandeelen van de Ballast-
Maatschappij staan goed genoteerd en men behoeft de aandeel
houders niet te beklagen. Het is dan ook niet noodig, dat de
gemeente Leiden hun indirect een douceurtje gaat geven.
Men moet de zaak uit een commercieel oogpunt bekijken.
Wil men een bepaald object gaan exploiteeren, dan zoekt men
de menschen, voor wie dat object van waarde is, en dan geeft
men dien menschen niet alles cadeau, maar tracht men de
exploitatie zoo goedkoop mogelijk te doen plaats hebben. Heeft
de Waterleiding-Maatschappij die menschen gevonden in de
Amsterdamsche Ballast-Maatschappij, dan moet zij aldus rede
neeren: ik krijg wel een groot kanaal, dat mij niets kost,
maar voor u staat er een groot voordeel tegenover, dat gij
het zand gratis krijgt. Spreker ziet dan ook niet in, dat de
Waterleiding-Maatschappij 75000.moet toegeven.
De Voorzitter vraagt, of de heer Wilbrink iemand anders
weet, die voor 140.000.— 800.000.— M3. zand wil weg
halen en bovendien een kanaal graven.
De heer Manbers zegt, dat het betoog van den heer Wil
brink eigenlijk een aanbeveling is om het zand door de
Amsterdamsche Ballastmaatschappij weg te laten halen, die
voor den afvoer van die 70.000 M®. reeds een haventje heeft
laten gravenniemand anders zal dus het volgende zand zoo
goedkoop kunnen vervoeren, want een anderzou dat haventje
öf over moeten nemen, gratis laatde Ballast-maatschappij het
natuurlijk niet gebruiken öf hij zou zeil een haventje
moeten laten graven. De commerciëele onderhandelingen,
waarop de heer Wilbrink nu doelt, zullen wel gevoerd zijn
door de Duinwatermaatschappijmisschien heeft deze wel af
gepingeld tot op 0.10. Als men hierop niet ingaat, laat
men een buitenkansje voor de Duinwatermaatschappij en
indirect ook voor de gemeente zich ontgaan. Een minuut of
5 buiten Leiden kan men bordjes zien: »zand gratis te Kat
wijk verkrijgbaar." Men raakt het dus niet zoo direct kwijt.
Het is een buitenkansje voor de gemeente en spreker zal er
gaarne vóór stemmen.
De heer Wilbrink vraagt, of het College den Raad geen
nadere gegevens kan verstrekken. Spreker begrijpt nietwaar
de heer Manders het vandaan haalt, dat er in de omgeving
van Leiden gratis zand te krijgen zou zijn; die bordjes staan
er misschien nog van 50 jaar geleden. Wie eenigszins op de
hoogte is weet, dat zand aan vaarwater met tenminste 60
cent per M3. wordt betaald.
De Voorzitter gelooft niet, dat het College den heer Wil
brink veel gegevens zou kunnen verstrekken. Die zaak is
natuurlijk aangebracht door de Amsterdamsche Ballast-Maat
schappij, die zeide: ik heb die inrichting en dien kost
baren weg gemaakt om dat zand te vervoeren en daarvoor
betaald; spreker gelooft, dat de heer Wilbrink zich vergist in
het bedrag, dat betaald is om over dien weg te gaan.
De Ballast-Maatschappij was dus in staat dat voordeelige
aanbod aan de Duinwatermaatschappij, die graag dat kanaal
wilde hebben, te doen. Komt zij niet met de Ballast-Maat
schappij tot overeenstemming, dan moet een ander het werk
uitvoeren en dan zou die moeten beginnen met een haventje
te maken en over dien weg zijn materiaal te vervoeren.
Spreker betwijfelt, of de Leidsche Duinwatermaatschappij
een ander bereid zou vinden het te doen voor een bedrag,
dat eenigermate nabijkwam aan de 140.606.—. Tenslotte
heeft Leiden zich er niet mee te bemoeien, of de Ballast-
Maatschappij veel winst maakt. Het gaat er hier om, of het
belang van de Duinwatermaatschappij meebrengt, dat er een
kanaal gegraven wordt. Voor 140.000.waarvan toch al
63.500.— vastligt, krijgt men dat gedaan, dus betrekkelijk
zeer goedkoop. Spreker is overtuigd, dat men bij een ander
niet beter zou slagen. Misschien kan men er nog wat af
krijgen; spreker wil het nog wel eens probeeren, maar hij
gelooft niet, dat er heel veel te bereiken valt.
Men moet zich afvragen: krijgt de Duinwaterleiding-Maat
schappij voor een redelijk bedrag een goed werk? Het ant
woord op die vraag moet bevestigend luiden. Het is mogelijk,
dat op een andere manier voor het zand meer geld ware te
verkrijgen, ook omdat wellicht de prijs van het zand nog
hooger zal worden, maar op dit oogenbl'ik heeft de Water
leiding-Maatschappij een kanaal noodig en daarom is het
gewenscht dit voorstel te aanvaarden.
Spreker kan tot zijn spijt aan den heer Wilbrink niet meer
gegevens verstrekken. Met de Amsterdamsche Ballast-Maat
schappij valt over deze zaak niet meer te praten.
De heer Baart vraagt naar aanleiding van de mededeeling
van den Voorzitter, dat bij de Amsterdamsche Ballast-Maat
schappij pogingen zullen worden aangewend om het werk
goedkooper gedaan te krijgen, of bij aanneming van dit voor
stel in deze vergadering de kans van slagen in dit opzicht
niet geringer zal worden. Hij acht het gewenscht om, alvorens
een besluit wordt genomen, de besprekingen met de Ballast-
Maatschappij te voeren.
De heer Kooistra geeft in overweging het voorstel voor-
loopig van de agenda af te voeren, opdat Burgemeester en
Wethouders een nader onderzoek kunnen instellen naar de
mogelijkheid om te handelen in den geest als de heer Wil
brink zulks wenscht.
De Voorzitter zegt, dat de zaak meermalen is besproken
met en meermalen advies is ingewonnen bij den Commis
saris der gemeente bij de Duinwaterleiding-Maatschappij,
die overtuigd is, dat dit voorstel in het belang van de ge
meente en van de Duinwaterleiding-Maatschappij is. Burge
meester en Wethouders kunnen dit voorstel dan ook niet
terugnemen.
De heer Wilbrink stelt voor dit voorstel drie weken aan
te houden, teneinde Burgemeester en Wethouders de gele
genheid te bieden na te gaan of niet een voordeeliger regeling
is te treffen.
De Voorzitter ontraadt de aanneming van het voorstel
van den heer Wilbrink ten sterkste, aangezien door moei
lijkheden, welke buiten de schuld van de gemeente en van
de Duinwaterleiding-Maatschappij zijn gerezen, de zaak reeds
zoo lang loopt.
De heer Wilbrink voegt spreker toe, dat die moeilijkheden
wel te ontloopen zijn. Spreker antwoordt, dat Burgemeester
en Wethouders misschien niet bekwame leiders van de Duin
waterleiding-Maatschappij zouden zijn, maar dat zij toch, voor
zoover het in hun macht lag, hebben getracht de moeilijk
heden te overwinnen, welke niet dadelijk waren op te lossen en
die verhinderd hebben, dat de regeling eerder tot stand kwam.
Er moet nu een beslissing vallen en spreker acht dit voor
stel in het belang van de gemeente en van de Duinwater
leiding-Maatschappij.
De heer Parmentier is sterk tegen uitstel van deze zaak,
omdat dat uitstel uitsluitend zou plaats hebben op grond van
hetgeen spreker noemt »afbrekende critiek''. De heer Wilbrink
maakt een berekening en zegt dan: het kan niet, zoo moet
het niet gaan, het is te duur! Hij zegt echter niet hoe het
dan wel kan en, als de Voorzitter hem vraagt, of hij een andere
maatschappij weet, die het goedkooper wil doen, en of hij
een anderen weg kan aanwijzen, dan blijft hij het antwoord
schuldig. Zoo kan men met elke zaak handelen, maar als men
iets, dat voorgesteld wordt, niet mogelijk acht, behoort men
aan te geven hoe het dan wel kan.
Op dezen grond is spreker er sterk voor om dit voorstel
niet om dit motief aan te houden, doch het thans af te handelen.
De heer Bergers zou zich niet in het debat gemengd hebben,
indien het nu niet een beetje critiek was geworden. Spreker
wil zijn stem bepalen; hij is sterk tegen uitstel. Men kan wel
zeggen: de maatschappij heeft zand verkochten moet zand hebben
en daarom moet het doorgaan, dat zit er in ópgesloten, maar
een gemeente moet er niet in voorgaan om daarvan misbruik te
maken. Wanneer men kon aantoonen, dat het te duur was, dan
zou spreker het er mee eens zijn, maar zoolang dat niet gebeurt,