2 MAANDAG 21 JANUARI 1929. kingen bij de menschen worden behandeld en gedeeltelijk ook genezen. Door de samenwerking van Rijk en gemeente heeft men hier een bijzonder merkwaardig en belangrijk samentreffen van verschillende inrichtingen op dit gebied gekregen; het zou voor Leiden van waarde zijn, wanneer men theorie en practijk der psychologie in deze stad tot volmaaktheid zou kunnen brengen; er zijn op dit gebied waarschijnlijk nog wel inrich tingen te bedenken en in het leven te roepen, die het geheel zouden maken tot een zeer uniek samenstel van inrichtingen op dit gebied. Met zeer veel voldoening en vreugde constateert spreker, dat dit jaar kon worden begonnen met den aanleg van de Leidsche Hout; het zal degenen, die het initiatief daartoe genomen hebben en belangrijke bedragen zijn begonnen te geven, tot voldoening stemmen, dat een betrekkelijk onverwacht snelle uitvoering daaraan kon worden gegeven. Natuurlijk is iedereen dankbaar voor de daardoor geboden werkverschaffing, waardoor het sociale karakter van dit werk meer kon worden geaccen tueerd. Spreker hoopt, dat de gemeente dit werk zal appre- cieeren en dat de nog ontbrekende fondsen zonder veel moeite zullen worden bijeengebracht. Het gemeentebestuur in engeren zin heeft niet veel ver anderingen ondergaan; de heer Burgerjon heeft den Raad in den loop van het jaar verlaten en is opgevolgd door den heer Koole. De activiteit van het gemeentebestuur naar buiten heelt het meeste betrekking op Openbare Werken en in de toekomst zal dit nog sterker het geval zijn. In 1928 heeft een reorgani satie van zeer groote en ingrijpende beteekenis bij Gemeente werken plaats gevonden. Een nieuwe Directeur en een nieuwe adjunct-Directeur zijn opgetreden en aan het einde van het jaar is het leidende personeel met nog een ingenieur aan gevuld. Ondanks die onvoltalligheid van het personeel, die natuurlijk zeer belemmerend werkte op den gang van zaken, heeft het College toch kans gezien eenige voorstellen voor beslissing door den Raad klaar te maken, die niet van geringe beteekenis zijn, de Havenbrug, de verbouwing van het Stadhuis en eindelijk het stratenplan voor Zuiderzicht met den daaraan verbonden verkoop van grond. In dit jaar zijn gereed gekomen een uitbreiding van het gesticht »Endegeest", de verbreeding en verruiming van het Gangetje en de bouw van 174 woningen aan den Morschweg, terwijl tenslotte van groote beteekenis is de inwerking stelling van de centrale rioleering. Aan dat werk wordt met grooten ijver en spoed gearbeid. Het mag wel worden gewaardeerd, dat dit zeer ingrijpende en belangrijke werk flink opschiet en zijn einde binnen afzienbaren tijd nadert. De bedrijven der gemeente gaan gelukkig goed. Daarover valt niet veel bijzonders te vermelden. Wat betreft den economischen toestand der gemeente, daar omtrent heeft de Voorzitter van de' Kamer van Koophandel in zijn Nieuwjaarsrede een en ander vermeld. Spreker zal op dat gebied niet treden, maar hij wil toch niet verzuimen er op te wijzen, dat de werkloosheid in 1928 wel iets minder groot is geweest dan een vorig jaar, doch dat nog niet een toestand is ingetreden, waarbij men kan zeggen, dat in de toekomst het verdwijnen van de werkloosheid is te verwachten. Het is een donkere wolk, welke over de samenleving blijtt hangen. Spreker herhaalt zijn hartelijken gelukwensch voor de Raads leden bij dpn aanvang van het nieuwe jaar en voegt er de hoop aan toe, dat dezen in 1929 wederom in het belang van de gemeente werkzaam zullen mogen zijn. (Teekenen van instemming.) De heer Sijtsma wil, waar de Burgemeester, de traditie getrouw, niet alleen een rede heeft gehouden, welke leerzaam was en waaruit men kon zien, hoe het gemeentebestuur van Leiden ook in het afgeloopen jaar actief is geweest, maar tevens de Raadsleden voor hun persoon, voor hun betrekking en ook voor hun gezin heeft gelukgewenscht, wederkeerig die oude traditie volgen het is een plicht, welke op het oudste Raadslid rust en welken spreker gaarne vervult en den Burgemeester van harte gelukwenschen voor zijn persoon, zijn betrekking en zijn gezin. Als spreker dit zegt hij is overtuigd namens den geheelen Raad te spreken dan is dat niet een bloote vorm, maar wordt het werkelijk gemeend. Toen spreker het vorige jaar zich van dienzelfden plicht kweet, was de Burgemeester nog slechts kort als zoodanig in functie en had men wel indrukken van zijn persoon en zijn streven gekregen, maar vroeg men zich toch nog af: hoe zal deze Burgemeester reageeren op de voorstellen, welke vanuit den Raad zullen worden gedaan, hoe zal het bestuur van deze gemeente zijn onder zijn leiding? Thans heeft de Raad opdat gebied ervaring en ondervinding, en daarom herhaalt spreker gaarne, dat hij den Burgemeester gelukwenscht, ook om de wijze, waarop deze zijn werk vervult en de zaken aan pakt. De groote ijver en ambitie, waarmede de Burgemeester zijn ambt vervult, heeft bij de Raadsleden als ingewijden wel eens de vraag doen rijzen of het voor het physiek van den Burgemeester niet raadzaam kon zijn, dat hij iets meer overliet aan zijn Wethouders, in wie de Raadsleden ook ver trouwen stellen. Een mensch gaat slechts één gang en de Burgemeester is gewoon om overal, waar de gelegenheid het maar eenigszins aangeeft, de zaken zelf aan te pakker., te regelen en te trachten zich erin te werken. Wij staan nu weer aan het begin van een nieuw jaar en de Raad gaat met goed vertrouwen onder de leiding van den Burgemeester en het geheele College van Burgemeester en Wethouders dat jaar tegemoet. De Burgemeester houdt zich niet alleen bezig met de ge meente-zaken, maar beweegt zich vooral in den kaatsten tijd steeds meer ook op elk ander gebied, iets waarover de Raadsleden zich verheugen. Dezer dagen hebben wij aldus spreker schertsend bij gelegenheid van een radio-ontvangst den Burgemeester ook zelfs als kanselredenaar mogen bewonderen. Naar sprekers overtuiging moet de Burgemeester dien weg op. Zijn voorganger genoot te Leiden een groote populariteit en diezelfde populariteit is de Burgemeester, naar spreker meent, bezig zich ook te verwerven. Spreker hoopt, dat de Burge meester inderdaad zich deze populariteit van de Leidsche burgerij in den goeden zin zal verwerven; daarin zal hij voor het bestuur der gemeente, dat zeker niet gemakkelijk is in onzen tijd, een stimulans vinden. In dezen democratischen tijd moet men rekening houden met de burgerij in al haar geledingen en dat geeft steun aan het bestuur en aan den Burgemeester. Soreker hoopt daarom, dat de Burgemeester op dien weg zal voortgaan en dat hij ook dit jaar met de Wethouders en met den Raad zal mogen samenwerken tot welzijn der gemeente Leiden. Teekenen van instemming.) De Voorzitter dankt den heer Sijtsma zeer voor zijn vriendelijke opmerkingen en den Raad voor de daarmede betuigde instemming. De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen: 1°. Dispositie van Gedeputeerde Staten ten geleide van de goedgekeurde raadsbesluiten: o. tot wijziging der begrooting, dienst 1928, ten behoeve van de verhooging van de subsidie aan het Burgerlijk Arm bestuur; b. in zake de toekenning van een subsidie aan de Vereeniging «Leidsche Belasting-Ophaaldienst" en tot beschikbaarstelling van de daarvoor benoodigde gelden; c. tot verhuring van eenige perceelen teelland en grond in den Pesthuispolder, de Waard en den Stadspolder; d. tot overname in eigendom en onderhoud bij de ge meente van eenige strookjes grond gelegen aan de Rijn- en Schiekade, de Cobetstraat, den Haarlemmerweg, de Pieter de la Couitstraat, de Waldeck Pyrmontstraat, de Heeren straat en de Langebrug; e. tot wijziging van de overeenkomst met de gemeente Waddinxveen, betreffende de levering van electriciteit. 2°. Ontvangstbericht van Gedeputeerde Staten van het raads besluit tot wijziging van de overeenkomst omtrent de levering van medicijnen ten behoeve van de Stadspatiënten door .de te Leiden gevestigde apothekers. 3°. Mededeeling van J. J. Vallentgoed, dat hij de benoeming tot plaatsvervangend lid van de Commissie, bedoeld in artikel 2, le lid, sub 3°. der verordening, houdende Reglement voorde Commissiën van Advies betreffende de arbeids- en dienstvoor- waarden van het personeel in dienst van de gemeente Leiden, aanneemt. 4°. Beschikking van Gedeputeerde Staten op het beroep, ingesteld door J. Keereweer e. a., tegen het raadsbesluit van 17 October 1927, betreffende medewerking tot de stichting van een bijzondere school in het Morschkwartier. 5°. Mededeeling van Gedeputeerde Staten, dat de beslissing omtrent de gemeentebegrooting voor 1929 wordt verdaagd en dat machtiging wordt verleend tot het doen van uitgaven tot de helft der aangevraagde sommen en tot het ontvangen van alle geraamde inkomsten. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verzoek van de Vereeniging tot opleiding van Christelijke Bewaarschoolhouderessen te Leiden, om ten behoeve van haren cursus tot opleiding van bewaarschoolhouderessen een subsidie uit de gemeentekas te mogen ontvangen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 2