294
DONDERDAG 20
DECEMBER 1928.
houder een opluchting is ook eens aan het woord te mogen
komen, nadat hij zooveel heelt moeten hooren. Spreker sluit
zich aan bij de leden, die er op hebben aangedrongen, dat in
het vervolg de begrooting op een andere wijze zal behandeld
worden dan thans, n.L dat minder bij de algemeene beschou
wingen en meer bij de artikelen gesproken zal worden. De
tegenwoordige wijze van behandeling stelt te hooge eischen
aan de Wethouders, die te lang over een te groot aantal
onderwerpen moeten spreken. Voor de behartiging der ver
schillende gemeentebelangen zou het beter zijn, indien bij de
algemeene beschouwingen uitsluitend werd gesproken over
de belangrijke zaken en indien de meer secundaire zaken bij de
artikelen werden behandeld, waar bij de Wethouders elkaar ook
meer zouden kunnen afwisselen. Dit is niet de schuld van het
College, want dat heeft het sectieverslag beantwoord zooals het
het kreeg van de Commissie van Rapporteurs; het is dan
ook geen verwijt aan iemand, maar spreker stelt voor, het
voortaan anders te doen en doet een beroep op de leiders der
fracties om bij de-volgende begrooting daat in wijziging te brengen.
Spreker komt in de eerste plaats tot de bespreking van
den economischer! toestand, waarover verschillende leden zich
pessimistisch hebben uitgelaten. Hoewel spreker allerminst
een onverbeterlijke optimist is, is hij toch niet zoo pessi
mistisch als die leden. Leiden is een stad met een aantal vaste
bronnen van inkomsten; wij zijn niet zoo afhankelijk van de
conjunctuur als b.v. een havenstad. Naar de uiterlijke ken-
teekenen is onze economische toestand verbeterd. Zoo wijst
spreker op de daling van het aantal werkloozen. Nu heelt de
heer van Eek gezegd, dat de cijfers van de Arbeidsbeurs niet
deugen. Inderdaad; onder die cijfers zijn ook begrepen de
werkzoekenden; er zijn steeds ongeveer 80 menschen inge
schreven, die niet werkloos zijn, maar werk zoeken. Spreker
begrijpt intusschen, dat de heer van Eek deze bewering
noodig had, want hij moest den toestand zoo donker mogelijk
afschilderen; hij heeft ons, aldus spreker, verweten, dat wij de
zaak dogmatisch zien, doch er is geen grooter dogmaticus
dan de heer van Eek. Maar de feiten kan hij toch niet weg
doezelen.
Voorts wijst spreker op de stijging van de opbrengst der
belasting op de publieke vermakelijkheden; op de stijging van
de inlagen bij de Leidsche Spaarbank, welke sedert 1922 zijn
gestegen van 5 tot 7 millioen, terwijl het gemiddelde tegoed
per inlegger is gestegen met 100.Ook de verkoop van
de rentezegels is enorm gestegen, hetgeen bewijst, dat er veel
meer werkgelegenheid is gekomen. Ook de premies volgens
de Ongevallenwet stijgen. Dat alles zijn symptomen, dat de
economische toestand verbetert. Het is waar, dat er ondanks
dat alles veel ellende en armoede is; als voorzitter van het
Burgerlijk Armbestuur komt spreker er dagelijks mede in
aanraking, maar het is toch wat al te kras, om. zooals de
heer van Eek doet, te zeggen, dat de ernstige wil om krachtig
op te treden in het belang der armen uit niets in deze be
grooting blijkt. Op de begrooting staat in het belang der
minder gegoeden bij elkaar 8 ton en men kan dus niet zeggen,
dat de wil om krachtig op te treden afwezig is, tenzij de
heer van Eek bedoelt, dat nog niet op ruimer schaal geld
verdeeld wordt onder degenen, die het noodig hebben. Dat
is waar, maar dat is volgens de politiek van het College geen
middel om den toestand te verbeteren, maar zou hem juist
verslechteren, want men zou meer en meer op de gemeentekas
gaan leunen; de energie zou verslappen en men zou in groote
hoopen naar de gemeentekas loopen om het levensonderhoud
te halen, dat men uit eigen middelen niet kan vinden. Er is
natuurlijk nog wel wat te doen tot verbetering van den
economischen toestand, en Burgemeester en Wethouders
meenen, dat dit op hun weg ligt o. a. door verlaging van de
prijzen van gas en electriciteit voor de grootverbruikers.
De verlaging van den gasprijs voor grootverbruikers is de
Commissie reeds gepasseerd en die van den electriciteitsprijs
komt in de eerstvolgende vergadering aan de orde. Door die
verlaging zal de industrie beter kunnen concurreeren met
andere industrieën, waardoor meer menschen aan het werk
gezet zullen kunnen worden; dat heeft dus een tendenz van
werkverruiming. De Leidsche textielindustrie zal dan dezelfde
prijzen voor de electriciteit hebben te betalen als de Twent-
sche, waardoor zij konkurrenzfahiger wordt.
Na de ernstige critiek op het plan van den heer van Eek
om weiland in tuinland om te zetten, zal spreker er niet
veel meer van zeggen. Een dergelijke omzetting is buiten
gewoon speculatief. Ook heeft spreker in het betoog van den
heer van Eek gemist behandeling der vraag, of de werk
loozen zelf zouden willen, of het van hun goedkeuring afhan
kelijk is of zij dien omvormingscursus willen bijwonen.
Spreker meent, dat de heer Baart ongelijk heeft door, zooals
hij gedaan heeft, op eenigszins smalende wijze over de omvor
ming van werkloozen te spreken. De omvorming van 20 werk
loozen tot metselaars is een volledig succes geworden, want
daarvan hebben 18 personen niet alleen doorloopend werk
gevonden, maar zij zijn nog aan het werk en hebben be
hoorlijk hun loon verdiend hier en elders, en hebben niemand
uit hun brood gestooten, want geen enkele metselaar is op
dit moment in den steun, hetgeen nog nooit is gebeurd. Deze
omvorming heeft dezen menschen dus een groot profijt
gebracht.
Spreker doet voorlezing van een brief van een communist,
die het Gemeentebestuur bedankt, dat hij tot metselaar is
opgeleid geworden. Wanneer de cursussen zouden uitgaan
van de S. D. A. P., zouden de heeren natuurlijk niet zoo'n
bezwaar hebben. De cursus in autogenisch lasschen had zes
deelnemers, waaronder vier werkloozen, die thans allen werk
zaam zijn als autogeenlasscher. De tweede cursus in 1928
werd bijgewoond door menschen, die gebrek hadden aan vak
opleiding en op die wijze betere vaklieden geworden zijn.
Er wordt dus wel degelijk iets gedaan voor de werkloozen.
Spreker wijst de opmerking af, dat de gemeente de werk-
loozenzorg zou afkoopen met wat steun; er wordt heel wat
meer gedaan. Zoo is er ook nog de plaatsing der werkloozen
buiten de stad en ook buiten het land de groote vaart, de
emigratie, e. d. Vervolgens komen de omvormingscursussen
en dan tenslotte de steun. Voor de beroepskeuze is er sedert
1 December een aparte afdeeling gekomen. Op alle manieren
wordt getracht in het geestelijk en materieel belang der be
trokkenen werkzaam te zijn.
Wat nu den financiëelen toestand der gemeente betreft,
Burgemeester en Wethouders kunnen zich het best aansluiten
bij de opmerkingen van den heer de Reede; deze en spreker
gaan elkander wat beter begrijpen. Spreker vindt het heel
goed, dat te midden van de grenzenlooze luchthartigheid, waar
mede hier allerlei voorstellen worden bepleit, nog een stem
weerklinkt: denkt er aan, bet moet betaald worden, er staat
hier op het stadhuis geen geldkist, waar men het maar uit
kan halen. Het moet tenslotte uit de zakken van de burgerij
komen. Demping van het Levendaal kost 4 ton, en als men
de heeren Schüller, Sijtsma, Verweij en Kooistra hoort, dan
onderschrijft spreker als Wethouder van Financiën volkomen
hetgeen de heer de Reede op den voorgrond stelt. De Raad
zal wijs doen bij dergelijke, ook financieel zeer ingrijpende
voorstellen, de leiding van het College te volgen, ook met
het oog op de financiën en niet die van individueele Raads
leden. Niet dat deze er niets van af weten, maar het College
moet beslissen over de wijze van financieren; alleen wanneer
dit totaal ongeneigd zou zijn een groot belang uit te voeren,
kan de Raad daarmede komen, maar waar het College in
deze niet onwillig is, integendeel, maar bezwaar heeft tegen
de voorgestelde wijze van uitvoering, zal de Raad verstandig
doen in deze het beleid van het College te volgen. De heer
de Reede zegt: over '1927 v\as het tekort f 14.000.over
1928 90.000.en over 1929 100.000.— dus wij gaan
bergafwaarts. Met alle respect voor den heer de Reede meerit
spreker, dat hij het toch te pessimistisch heeft voorgesteld.
Wanneer men de correctie toepast op 1929, die in de rekening
over 1927 toegepast is, dat men niet 2/3 van de raming, maar
van de werkelijke opbrengst neemt, dan is 1929 f 27.000.
voordeeliger en is de climax der tekorten 14.000—,
90.000.en 133.000.Maar er is meer. De heer de
Reede stelt hier tegenover de rekening over 1927 de raming
voor 1928 en 1929. Spreker wil niet uit de school klappen,
maar het is wel waarschijnlijk, dat 1928 iets gunstiger uit
zal vallen dan was te voorzien, toen de geleidebrief werd
geschreven. Spreker doet niets tekort aan den grondtoon en
aan de geheele strekking van het betoog van den heer de
Reede, maar waarschuwt hem er tegen, dat hij de zaak niet
al te somber en niet al te pessimistisch moet inzien.
In het algemeen heeft hij gelijk, want het is zeer moeilijk
een gemeente van deze grootte, waar zooveel behoeften zijn,
te financieren op de tegenwoordige wettelijke basis en met
het tegenwoordige belastinggebied der gemeente. Dit is jaren
lang algemeen erkend en er zijn staatscommissies geweest
van 1895 af, totdat eindelijk de Regeering een wetsontwerp
heeft ingediend, dat ingrijpende veranderingen aanbrengt en
van oneindig veel verder strekking en veel gunstiger voor
de gemeenten is dan het voorstel der Staatscommissie-van
Lynden. De heer van Eek zegthet geeft maar f 18.000.000.
voor het geheele land, maar voor gemeenten als Wassenaar,
Hilversum of Bloemendaal is het zeer ongunstig. Er wordt
niet alleen 18.000.000.— uit 's Rijks kas over de gemeenten
verdeeld, maar het wetsontwerp geeft een geheel anderever-
deeling van de lasten over de verschillende gemeenten; in
de gemeenten met lage belasting, b.v. Wassenaar, zal men
meer moeten betalen dan nu, en in gemeenten met zware
belastingen minder.
Nu betreurt de heer de Reede het, dat het College niet een
meer volledig exposé over de gevolgen van deze wet heeft
gegeven, want dan had de Raad er over kunnen spreken en
had de Regeering kennis kunnen nemen hoe deze er over denkt.
Spreker zou den Minister van Financiën beklagen, wanneer
deze al die verslagen van de Gemeenteraden zou moeten
doorwerken. Door de Vereeniging van NederlandscheGemeenten