DONDERDAG 20 DECEMBER 1928. 313 werd aan het bedrag, dat hij kreeg. Wanneer de toestand zoo nijpend is, dat men zelfs om een aanvulling komt vragen, dan kan spreker zich indenken, dat men blij is, als men er van af is. Wat de wachtdagen betreft, heeft het spreker in het bijzonder getroffen, dat de heer Goslinga zegt, dat de organi saties ook op zijn standpunt staan. In het tweejaarlijksche verslag van den Metaalbewerkersbond, dat ook aan den dienst van Sociale Zaken is toegezonden, staat het volgende. Als de heer Goslinga dat verslag gelezen heeft, zooals hij nu zegt, dan treft het spreker des te meer, dat hij nu zegt, dat de organisaties zelf voorstanders zijn van het niet-betalen van wachtdagen. In dat verslag nu staat: »Een betere regeling der wachtdagen. Wij kunnen wel haast zeggen, dat, zoolang de verzekering nu loopt, van 1917 af, de wachtdagen altijd onderwerp van discussie zijn geweest. In het wezen der zaak heeft dit een zeer eenvoudigen en billijken ondergrond. Wie als lid toetreedt, is bereid, benevens zijn gewone contributie, zijn aandeel in de werkloozenkas bij te dragen. Maar hij verlangt dan ook, dat indien hem de narigheid der werkloosheid treft, hij niet de eerste de beste week met een halve uitkeering naar huis wordt gestuurd. De arbeider wil vóór alles zijn gezin op peil houden. Wij hebben dit standpunt overigens ook uitvoerig den Minister uiteengezet en als het meest wenschelijke voor de metaalbewerkers bepleit: geen wachtdagen, in 't geheel geen wachtdagen." Dat is gevraagd en dat weet ook de heer Eikerbout. Zoo lang echter de Minister in gebreke blijft, moet de gemeente daarin bijspringen. De vorige week is den menschen een Kerstgave gegeven, maar diezelfde menschen zullen op 1 Januari teruggevoerd worden naar de organisaties, met het gevolg, dat zij Zaterdag 5 Januari een uitkeering zullen krijgen, die niet genoeg is en dat zij dus in de eerste week van 1929 met f 6.40 naar huis zullen worden gestuurd. Is dat een manier? vraagt spreker. Kan dat worden volge houden? De heer Eikerbout weet, dat alle organisaties hun best doen, die wachtdagen ongedaan te maken. De Minister heeft er bij de Christelijke organisatie op aangedrongen, dezelfde regeling te aanvaarden als die van den Roomsch-Katholieken Metaalbewerkersbond. Hij moet het niet doen voorkomen, alsof zijn organisatie ver uitgaat boven alle andere! Het is een onrechtmatige eisch, om van den een wachtdagen te vragen en van den ander niet. Men moet verder maar eens vragen, hoe de werkloozen van hun uitkeering rondkomen! De heer Heemskerk heeft gezegd: laten Burgemeester en Wethouders vooral niet afwijzend staan tegenover het verzoek van den heer Baart, 'laten zij niet zeggenhet gaat niet. Wanneer Burgemeester en Wethouders zeggen: wij zijn bereid de motie-Baart in praeadvies te nemen, en te over wegen, om aan hen, die in Januari werkloos worden de wachtdagen uit te betalen, zal spreker daarmee genoegen nemen. Wij hebben hier te doen met georganiseerde arbeiders, die getoond hebben, hun verzekering te willen betalen en die nu in de eerste week automatisch terugvallen op hun organisatie en wachtdagen moeten maken. Waar er deze week een Kersttoeslag wordt gegeven, kan spreker zich niet voorstellen, dat de Raad de motie zal ver werpen. Spreker vertrouwt, dat Burgemeester en Wethouders in elk geval ernstig zullen overwegen, wat er in deze ten bate der werkloozen kan worden gedaan. De Voorzitter schorst de vergadering tot Vrijdag 21 December 1928, des namiddags te twee uur. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 23