312
DONDERDAG 20 DECEMBER 1928.
Maar nu heeft men iemand genomen, die reeds een werk
kring had en verlof heeft gekregen van zijn werkgever.
Wanneer het werk door een werklooze kan worden gedaan,
moet het niet aan een arbeider worden gegeven, die een
vaste betrekking heeft.
De heer Reimeringer heeft in zake het Badhuis aan de van
der Werfïstraat zeer in het kort gezegd: de meerderheid van
de Commissie heeft zich daarvoor uitgesproken en hij achtte
het niet erg, dat die man aan het werk bleef, maar daarbij
heeft hij geheel verwaarloosd sprekers argumentatie en het
arrest van den floogen Raad; die uitspraak legt hij dus
naast zich neer. Volgens spreker is dit in strijd met de wet;
het had op andere wijze moeten gebeuren. Nu zegt de Wet
houder, dat spreker het vroeger had moeten bespreken en
dat het al 8 jaar zoo is; maar wanneer spreker dat eerder had
geweten, had hij het ook eerder besproken, dat is de Raad wel van
hem gewend. Het gaat er absoluut niet om, om dien persoon
te treffen, maar spreker is er een fel tegenstander van, dat
men in gemeentedienst langer dan 48 uur werkt, maar ook,
dat een ander arbeider het doet, die in een andere onder
neming werkzaam is. Wat zou het worden, als een bankwerker
van de centrale het b.v. in zijn hoofd zou krijgen op Zaterdag
middag in een andere onderneming te gaan werken, terwijl
men daarnaast een aantal werklooze arbeiders heeft, die ge
schikt voor dat werk zijn? Als het werk aan het Badhuis
niet door een werklooze gedaan kan worden, moet men een
regeling treffen met ander gemeentepersoneel, dat belast is
met het onderhouden van kachels of van centrale verwarming,
dat dan een vrijen middag daarvoor zou krijgen, zoodat niet
langer dan 48 uur gewerkt werd.
Spreker is er een tegenstander van, dat, zooals de heer
Splinter gezegd heeft, er zooveel aan overuren betaald wordt.
Spreker heeft in een persoonlijk onderhoud met den heer
Splinter gezegd, dat het niet de bedoeling was om die over
uren te laten maken door een gemeente-arbeider en om hem
daarvoor een extraatje te geven. Spreker hoopt dus, dat de
Raad zijn voorstel, om dit ongedaan te maken, zal aannemen,
ongeacht het feit, dat het al 8 jaar zoo is. De organisaties
hebben geijverd voor een 48-urige werkweek, die vastgelegd
is in de wet van 1919 en daarom moet hiervoor een andere
arbeider worden aangesteld.
Spreker sluit zich verder bij den heer Wilbrink aan, dat
de heer Bosman die zaak van de brugwachters te platonisch
opvat. Deze heeft denkbeelden, dat men zegt: waar gaat dat
heen? Volgens hem moeten de inenschen in het Kooipark
zelf controle uitoefenen op het plantsoen daar. Laat ze dan
maar zelf de straat aanvegen ook, zou spreker zeggen!
Als dat nog niet voldoende is, laat de politie dan maar
wegblijven en de menschen zelf de controle uitoefenen.
Spreker kan zich dus aansluiten bij het betoog van den
heer Wilbrink, dat men niet moet trachten, alles wat ge
meentebedrijf is aan den kant te zetten. Goedkooper kan het
altijd. De brugwachters doen, naast hun gewone werk, ook
politiediensten ten behoeve van het verkeer. Aan de haven
hebben de brugwachters zeer druk werk. Zij hebben ver
schillende bruggen te bedienen, er is daar een zeer drukke
vaart. En dan kan men niet zeggen: wij kunnen het goed
kooper uitbesteden. Dat zou alleen tengevolge hebben, dat
niet het werk gedaan wordt, dat gedaan moet worden en
dat de gemeente bij ongelukken daarvoor aansprakelijk wordt
gesteld.
De Wethouder Tepe heeft gezegd, dat spreker is gekomen
met zijn stokpaardje: het werkliedenreglement. Maar spreker
meent: de aanhouder wint en hij zal niet eerder rusten,
voor het werkliedenreglement is tot stand gebracht.
Wethouder Splinter heeft gezegd, dat de zaak van de straat
makers door hem in ernstige studie zal worden genomen eer
hij met een voorstel komt. Indien hij inlichtingen inwint bij
de verschillende gemeentebesturen zal hij tot de ervaring
komen, dat het loon voor de straatmakers niet overal even
hoog is, maar vaak hooger dan te Leiden wordt betaald.
Overlaten van dit werk aan het particulier initiatief zal naar
spreker meent niet goedkooper zijn en er zal niet veel van
terecht komen.
Spreker vertrouwt echter, dat deze zaak vanzelf niet zal
worden doorgevoerd, alvorens zij behoorlijk bekeken is en
spreker is overtuigd, dat hij zich wel driemaal zal bedenken
vóórdat hij er toe overgaat.
De heer Splinter zal zoo noodig nagaan in hoeverre het
noodig is, dat de menschen, die reeds jaren in dienst zijn,
vast aangesteld zullen worden. Spreker heeft niet vernomen,
of hij bereid is om nu reeds voor die menschen eenzelfde
regeling bij ziekte te treffen; het gaat niet op, dat de een
'100% uitkeering krijgt, een tweede 70% na 1 dag en een
derde 70% na 2 dagen. Deze arbeiders zijn allen reeds jaren
in dienst van de gemeente, sommigen reeds van 1919 af en
dan gaat het niet aan, ongeacht of zij nog niet in vasten
dienst zijn, hen te dupeeren door een andere regeling. Zij
moeten dezelfde rechten hebben als de anderen. Spreker hoopt,
dat de Wethouder die zaak nog eens onder de loupe zal
nemen en dien menschen de rechten zal geven, waarop zij
aanspraak hebben.
Spreker moet den heer Goslinga de illusie, dat door de
omvorming tot mètselaars allen werk hebben en niet zijn
uitgetrokken, ontnemen; van degenen, die den opleidings
cursus gevolgd hebben, zijn er op het oogenblik in de steun-
verleening. Spreker maakt hem daarvan geen verwijt; deze
inlichtingen zijn hem natuurlijk verstrekt door de ambte
naren, maar spreker heeft vandaag juist den penningmeester
gesproken en sommigen zijn reeds verleden week in den steun
opgenomen; hoeveel het er zijn heeft spreker niet precies
kunnen vernemen. Spreker heeft ook nagegaan, of degenen,
die den laschcursus hebben gevolgd, allen werk hebben ge
vonden, zooals de heer Goslinga zeide, maar hij heeft niet
precies alles gevonden. Het is evenwel teekenend, dat van
de 6, die in 1926 den cursus hebben gevolgd, 4 niet als
lasscher werk gevonden hebben 1 De een is als draaier naar
Rotterdam gegaan, de tweede is nog steeds werkzaam bij
de firma Boot in Leiden, de derde werkt bij een ander. De
vierde heeft een brief geschreven aan den Directeur van den
Dienst van Sociale Zaken. Nu zegt de heer Goslinga, dat
allen, die dien cursus hebben gevolgd, werk gevonden hebben,
maar spreker meent, dat, al heeft men dien cursus gevolgd,
men daarom nog geen lasscher is. Die man nu had Vrijdag
een aanbieding om als lasscher geplaatst te worden aan de
Hollandsche Constructiewerkplaatsen. Nu is het teekenend,
dat die brief luidt als volgt:
»Naar aanleiding van Uw schrijven van Zaterdag 15 Decem
ber j.l. met als gevolg geen plaatsing, gevoel ik mij verplicht,
U betreffende deze oproep iets te moeten meedeelen.
»Dat ondergeteekende aan de Arbeidsbeurs staat inge
schreven als lasscher komt voort uit het feit, dat onderge
teekende in 1926 een cursus in het autogeen lasschen door
bemiddeling van den Dienst van Sociale Zaken heeft gevolgd.
Daar ik sinds dien tijd niet in de gelegenheid ben geweest
en ook niet ben gesteld, om mij verdere routine in het las
schen bij te brengen, zoo gaat het mij als misschien vele
anderen, dat als ik een oproep krijg van de Arbeidsbeurs,
met als aanbieding lasscher, mijn illusie spoedig werk te
hebben gevonden, weer teniet gaat, omdat door den werk
gever een lasscher wordt verlangd, die in de practijk het
werk reeds heeft verricht".
Spreker wijst hierop, omdat dit is in tegenspraak met de
mededeeling van den Wethouder, dat allen, die in 1926 den
cursus hebben gevolgd, werk hebben gevonden. Er is er niet
één, die als lasscher is geplaatst.
Die menschen hebben naast het vak van bankwerker het
lasschen geleerd. De organisatie betaalt daaraan mee. Degenen,
die dit jaar een cursus hebben gevolgd, moesten f 0.25 per
week betalen. Daarop heeft de organisatie gezegd: wanneer
gij dien cursus volgt, zijn wij bereid die kosten te betalen.
Dat werkt bemoedigend. Er is een prikkel om te blijven
werken.
Maar de werkgever eischt nu eenmaal, een zekeren tijd de
practijk te hebben meegemaakt, anders wordt zoo iemand niet
als lasscher aangenomen.
De heer Goslinga merkt op, dat dit toch niet tegen den
cursus pleit.
De heer Baart heeft alleen willen betoogen, dat het orga-
niseeren van een cursus de menschen nog niet aan werk
helpt. Hij brengt ontwikkeling, de menschen hebben meer
kans, maar met den cursus alleen is de zaak niet klaar.
Wat de loonen aan den Leidschen Hout betreft, is er
beweerd, dat er werkloozen zijn, die daarbij ƒ24,per week
verdienen, maar het gemiddelde cijfer komt niet hooger
dan f 20.—.
De heer Goslinga. Er is ook een jongen bij van 12.
dat is de keeljongen.
De heer Baart vraagt in gemoede of allen, die hier zitten
en die het schande vinden, dat die menschen op Zaterdag
middag niet willen werken, wel op Zaterdagmiddag naar dat
werk zouden gaan, als vaststond, dat zij op Donderdag van dat
geld toch niet meer te eten hebben? Loon verzoet den arbeid,
zegt men, maar die menschen hebben geen ambitie voor dat
werk, omdat zij crepeeren van de narigheid. Wanneer men
bittere armoede lijdt en een loon van f 20.— heeft, geeft
men den Zaterdagmiddag daaraan niet op. Wanneer het werk
behoorlijk werd betaald en niet, zooals op het oogenblik, een
loon werd gegeven van 42 cent per uur, dan zouden de
arbeiders geneigd zijn beter hun best te doen dan nu, nu
van tevoren vaststaat, dat zij met 18.zooals de vorige
week, naar huis zullen gaan en moeten rondkomen, dikwijls
met 3 a 5 kinderen. Iem.and met 5 kinderen heeft aan spreker
gevraagd, of het niet mogelijk was, dat er iets toegevoegd