DONDERDAG 20 DECEMBER 1928. 291 Voortzetting van de geschorste openbare vergadering van 17 December 1938 op Donderdag 30 December 1938, des namiddags te 3 uur. Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN. Afwezig: de heeren van Es, Spendel, Wilbrink en Vallentgoed. Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor den dienst 1929. De heer Splinter zet zijn rede voort en zegt, dat de heer Schüller over de demping van het Levendaal een lang betoog heeft gehouden, dat hoofdzakelijk hierop neerkwam, dat demping noodzakelijk was wegens de vervuiling en om de Hoogewoerd als verkeersweg te ontlasten. Spreker wil een kort resumé geven van deze quaestie. Na 30 April 1923 is elk jaar aan de orde gesteld de demping van het Levendaal, waar later bijgekomen is de demping van de Mare. In de Memoiie van Antwoord betreffende de begroo ting voor 1927 is reeds medegedeeld, dat het vraagstuk der veilceerswegen de volle aandacht had van Burgemeester en Wethouders en dat zij zouden zien, of het verkeer niet om gelegd kon worden over den Zoeterwoudschen Singel. Op 22 November 1926 is door den heer Sijtsma c.s. een voorstel tot demping van het Levendaal ingediend, dat op 2 December d. a. v. met 17 tegen 15 stemmen is verworpen. In de Raads zitting van 26 September 1927 is voorts een verzoek inge komen van verschillende bewoners van het Levendaal om tot demping over te gaanin diezelfde vergadering is toen door den heer Sijtsma wederom een voorstel tot demping inge diend, maar tenslotte is zonder hoofdelijke stemming besloten dat voorstel bij de herziening van het uitbreidingsplan onder oogen te zien. Daartoe is op 18 Juni 1928 naar aanleiding van een verzoek van eenige bewoners van het Levendaal wederom besloten en daarom is het onbegrijpelijk, dat een tweetal Raadsleden nu weer voorstelt om tot demping over te gaan. Dit laatste besluit is nog maar van zeer recenten datum en bovendien verkeert de herziening van het uitbreidingsplan in zoodanig stadium, dat zij binnen wellicht niet al te langen tijd in den Raad kan worden behandeld. Hoe lang het nog zal duren, aan een voorspelling daarvan kan spreker zich niet wagen. De heer Schüller heeft geconstateerd, dat Burgemeester en Wethouders afwijzend zouden staan tegenover zijn voorstel; hij heeft dat uit de vroegere stukken meenen te kunnen opmaken. Spreker persoonlijk heeft echter nooit afwijzend gestaan tegenover de demping van het Levendaal, maar hij heeft zich altijd laten leiden door de argumenten van Burgemeester en Wethouders om voorloopig daarmede nog te wachten. Ook nu is het tijdstip voor behandeling van deze kwestie niet juist gekozen, omdat zij, zooals, nog afgezien van het door den Raad tot tweemaal toe genomen besluit, ook logisch is, in verband met het uitbreidingsplan moet worden behandeld. Alleen dan, wanneer tegelijk aan de orde komen alle verkeerswegen zoowel te land als te water, dus bij het uitbreidingsplan, achten Burgemeester en Wethouders den tijd voor behandeling van de demping van het Levendaal gekomen. Aan de hand van het rapport van den heer van den Steen van Ommeren heeft de heer Schüller een opsomming van een aantal argumenten voor zijn voorstel gegeven, maar dit rapport heeft niet alleen betrekking op het Levendaal, maar op alle grachten, die door de industrie worden vervuiid. Spreker gaat thans op die argumenten niet verder in, doch constateert alleen, dat de heer Schüller, zooals gewoonlijk, wel een prachtig uittreksel heeft gegeven van dat rapport, maar daaruit alleen gebruikt heeft datgene, wat hij voor zijn voorstel kon gebruiken; hij heeft b.v. vergeten wat op blad zijde 44 van het rapport staat, waar de heer van den Steen van Ommeren een beschouwing geelt over de vraag wat noodig zou zijn voor de verbetering van den toestand van het Levendaal en omgeving, en dan onderaan die pagina zegt: «Demping van het Levendaal wordt door mij niet voor gesteld. Het is een typisch Hollandsch grachtje, waarvan de demping het stadsbeeld ongetwijfeld zou schaden; behoudt dit beeld. Ook maken de groote lengte en breedte de demping zeer kostbaar, waarbij komt, dat naar mijn vaste overtuiging demping geheel overbodig is en op boven aangegeven veel minder kostbare wijze een afdoende oplossing te verkrijgen is." De heer Schüller heeft aan de hand van verschillende cijfers van dat rapport gezegd: De kosten van demping van het Levendaal zijn niet zoo groot, want als de grondduikers van 39.000.niet worden gelegd, hebben wij alleen te leggen 460 Meter stamriool, hetgeen 14.720.kost en dus een besparing geeft van 24.280. De cijfers van den heer Schüller zijn spreker niet geheel duidelijk geworden. Spreker vond wel grondduikers, een van 15.000.en een van 12.000.maar spreker heelt niet kunnen vinden, hoe de heer Schüller aan 39.000 kwam. Eigenlijk komt dit er ook niet op aan, omdat het van onder geschikt belang is, want al zou de heer Schüller gelijk hebben, dat men, door nu reeds met de demping te beginnen, die duikers niet noodig zou hebben, indien men al of niet tot demping overgaat, dan zouden toch de aan de centrale rioleering van het Levendaal verbonden kosten alleen reeds 63.600. bedragen. Maar met de demping van het Levendaal alléén zijn wij nog niet klaar; moet er bovendien een hoofdverkeersweg van worden gemaakt, dan zullen de kosten belangrijk hooger zijn dat moet men wel zeer goed in het oog houden. Wanneer men met betrekking tot het Levendaal zou gaan doen wat de heer Schüller op grond van het rapport wenscht, dan zou men nog veel meer grachten moeten gaan dempen, want bijna alle grachten staan door de industrie aan vervuiling bloot. Laten wij dus het voorstel van den heer Schüller niet aannemen, doch deze zaak bij het uitbreidingsplan be handelen. De heer Sijtsma wil dat ook; hij is wel 31(0 1923 met het doen van voorstellen daartoe begonnen, maar laat hij nog iets langer geduld hebben; spreker hoopt, dat de heer Sijtsma nog eens een mooien verkeersweg op het Levendaal zal zien tot standkomen! Het voorstel van den heer Eikerbout tot verbreeding van de Plantage houdt eenigszins met deze zaak verband. De heer Eikerbout heeft gezegd, dat de toestand bij de Plantage on houdbaar is, dat de Utrechtsche brug moet worden verbreed en dat de rooilijnen van de Plantage in het verlengde van die van den Hoogen Rijndijk moeten komen te liggen, zoodat een stuk van het Plantsoen zou moeten worden afgenomen. Zou men doen wat de heer Eikerbout wenscht, dan zou men daar mede niet verder kunnen gaan dan tot het huis van den heer Driessen; men stuit tegen dat huis, want men kan dat toch niet wegbreken, omdat men met de verbreeding toch niet verder dan de Hoogewoerd kan gaan. Spreker kan zich niet voorstellen, dat de heer Eikerbout dat zou wenschen. Laat hij dan ook dit voorstel terugnemen, want als men het Levendaal gaat dempen, dan moet de daar aan te leggen hoofdverkeersweg loopen door het Plantsoen tot aan de Utrechtsche brug. Ook deze zaak zal bij het uitbreidingsplan onder het oog gezien moeten worden; dat kan niet eerder. Het voorstel van den heer Eikerbout heeft overigens geen zin, want vanzelf moet men bij het uitbreidingsplan komen met een uitmonding van het Levendaal. In dat opzicht is het voorstel dus niet te laat, maar te vroeg; daarin moet spreker dus den heer Eikerbout een pluimpje geven. Vanzelf komt spreker hierna aan de demping van de Mare. Dit wordt zachljesaan een treurmare, want ook dit spel heeft al heel wat jaren geduurd, al is het dan niet zoo lang als bij het voorstel tot demping van het Levendaal. Spreker zegt dat wel, maar nu blijkt hem, dat ook reeds op 23 April 1923 voorgesteld is de Mare te dempen. Spreker heeft als Raadslid en als lid van de Commissie van Fabricage ertoe meege werkt, dat Burgemeester en Wethouders destijds voorge steld hebben de Mare te dempen, maar door de groote tegen dit voorstel gevoerde oppositie is eerst met 18 tegen 13 stemmen aangenomen een amendement van den heer Knuttel, om alleen te dempen het gedeelte vanaf de brug bij de Haar lemmerstraat tot Oude Vest, en daarna is het aldus geamen deerde voorstel met 17 tegen 14 stemmen verworpen. Het voorstel tot demping van het Levendaal is toen met 1 stem meerderheid verworpen. In zooverre kan spreker zich wel met het voorstel van den heer Schüller vereenigen spreker spreekt nu nog niet namens Burgemeester en Wethouders, maar meer persoonlijk, dat hij ook demping van het stuk vanaf de Haarlemmerstraat tot aan de Oude Vest wenscht. Over demping van het andere gedeelte tot den Stillen Rijn wil spreker het nog niet hebben; daarin ziet hij weinig nut; al heeft men de Mare tot aan den Stillen Rijn gedempt, wat heeft men dan aan het stukje Haarlemmerstraat tot Stillen Rijn? Bovendien zal het er daar niet mooier op worden, omdat de achterzijde van de huizen aan de straat een leelijk aanzien zal geven. Het uitzicht van dit punt echter zal, zoolang de toestand blijft zooals hij is, altijd interessant blijven. Nu zegt de heer Schüller, dat spreker nog geen half jaar geleden daar een schuinen hoek wenschte te maken met het oog op het verkeerspreker zal daarop niet ingaan, want dat zou de discussie maar rekken. Het voorstel tot demping van de Mare is toen evenwel niet aangenomen wegens de groote oppositie van verschillende schoonheidscommissies en audere vereenigingen en personen, ook zelfs van een partij genoot van den heer Schüller, den heer Polak; deze verklaarde zich tegen demping van de Mare en ook tegen demping van het Levendaal, als behoorende deze tot de mooiste grachten in deze stad. Nu zegt de heer Eikerbout: dempt verder ook maar de Mare van den Ouden Singel tot de Haai lemmertrekvaart toe.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 1