302
DONDERDAG 20 DECEMBER 1928.
een maatschappij te krijgen, die gegrondvest is op kame
raadschap, om aan een klein aantal de macht te ontnemen
de groote massa te onderdrukken, en de macht over de econo
mische hulpmiddelen, waardoor de anderen genoodzaakt zijn
voor een gering loon te arbeiden. Het doel is niet de boven-
zittenden er onder te krijgen, maar de klassenstrijd wordt
gevoerd om aan de klassen een einde te maken, om voor
allen te zorgen. De klassenstrijd is dus slechts middel.
De Voorzitter heelt er bezwaar tegen gemaakt, dat spreker
dit jaar weer zulk een uitvoerige rede gehouden heelt; dat
zou iedereen dan wel namens zijn partij kunnen doen. Dat
zou op zich zelf ook niet zoo ongewenscht zijn, wanneer ieder
verklaarde, welke zijn beginselen op het gebied der gemeente
politiek waren. Spreker acht dit evenwel vrijwel overbodig,
want tusschen de burgerlijke partijen bestaat betrekkelijk
weinig verschil. In Leiden is een groot rechtsch blok, dat
loopt van de Anti-Revolutionairen over Roomsch-Katholieken
en Christelijk-Historischen naar den Vrijheidsbonddie zijn
het met elkaar eens; verder is er één centrumman, de heer
Sijtsma, en dan komen de sociaal-democraten. Een andere
politiek dan door Burgemeester en Wethouders wordt ge
voerd, wordt door den Raad niet verlangd en wat zou het
dan voor zin hebben om hier uitvoerige geloofsbelijdenissen
af te leggen; dat zouden dan uitvoerige herhalingen worden
van hetgeen vorige jaren gezegd is. Voor spreker is dat iets
anders. In de begrooting behoeven de beginselen in zake de
gemeentepolitiek van Burgemeester en Wethouders niet uit
voerig uiteengezet te worden, want de begrooting is een
administratief stuk, maar aan den anderen kant verwacht de
bevolking toch, dat Burgemeester en Wethouders blijk geven
door welke beginselen zij worden geleid, waarom een bepaalde
houding wordt aangenomen. Burgemeester en Wethouders
plaatsen zich in het algemeen op het bezuinigingsstandpunt,
dat spreker hoogst verkeerd vindt. Men kan toch uiteen
zetten, waarom men meent, dat in het belang der welvaart
de belasting moet worden verlaagdde gemeentenaren hadden
toch in ieder geval verwacht een verdediging van het alge
meen beleid in de begrooting, waarbij Burgemeester en Wet
houders hadden moeten aankondigen wat zij het volgende
jaar zouden doen.
Ten aanzien van de handhaving van de Zondagswet heeft
de Voorzitter gezegd, dat er te Leiden een compromis is
geslotende Zondag is noch open, noch gesloten. Waarschijnlijk
is daarbij gedoeld op het toestaan van concerten, maar spreker
vindt de porties dan wel wat ongelijk verdeeld, want de
Zondag blijlt den geheelen dag ongeveer gesloten. Wanneer
sprekers voorstel wordt aangenomen, zou de verdeeling beter
zijnmen beschermt dan de Zondagsheiliging in den voor
middag en laat anderen vrij in den namiddag.
Aangaande sprekers voorstel omtrent het zingen op straat heeft
de Voorzitter opgemerkt, dat spreker eenige jaren geleden een
dergelijk voorstel heeft ingediend en het toen op andere gronden
heeft verdedigd dan nu. Spreker herinnert eraan, dat, als zijn
partijgenooten en hij op propaganda waren uitgeweest, en ge
zamenlijk een lied werd gezongen op straat, dit onmiddellijk door
de politie werd verboden. Maar spreker vraagt die vrijheid niet
alleen voor zich en zijn vrienden, doch voor iedereen. Spreker
heeft nu zijn voorstel verdedigd in verband met de vroolijkheid
op straat en de verdraagzaamheid. De bevolking moet worden
opgevoed in verdraagzaamheid, zoodat zij liederen van verschil
lende richting kan aanhooren. Nu is eigenlijk alleen toegestaan
het zingen door dronken menschen, die zich niet storen aan de
politieverordening, en het zingen van niet zeer verheffende
liederen op bepaalde feestdagen. Maar het aanheffen van een
mooi lied door een zangkoor is verboden
Naar sprekers meening moet het zingen op straat vrij zijn,
maar moet, wanneer b.v. door uitdagend zingen gevaar ont
staat voor ordeverstoring of onregelmatigheden, de politie daar
een eind aan kunnen maken. De beoordeeling daarvan moet
men aan de politie overlaten. Dat gebeurt ook bij de regeling
van het verkeer. Ook daar hebben de agenten van politie, de
j>ceremoniemeesters van de straat", te beoordeelen, wat het
verkeersbelang op een gegeven oogenblik eischt. Al zou er
misschien wel eens verschil van meening ontstaan, dan is dat
nog geen reden die vrijheid aanbanden te leggen.
De Voorzitter verwonderde er zich over, dat spreker reeds
zelf een wijziging had klaargemaakt: dat was de taak van
de Commissie voor de Strafverordeningen. Spreker gevoelt voor
die formeele bezwaren niet te veel. De heer de Gijselaar heeft
eens op sprekers vraag daaromtrent geantwoord, dat Burge
meester en Wethouders het ook konden doen. Spreker heelt
een volledig ontwerp gemaakt, opdat zijn bedoeling blijken
zou, maar zal zich niet tegen den wensch van den Voorzitter
verzetten en voorstellen, de Commissie uit te noodigen een
wijziging in de verordening te ontwerpen.
De Voorzitter heeft ook gezegd, dat niet alle bladen in de
politiebureaux ter lezing gelegd mochten worden, dat daar
voor een norm gesteld moest, worden en dat die daarin ge
vonden is, dat men alleen plaatselijke bladen toelaat. Spreker
neemt gaarne aan, dat het niet de bedoeling was, bepaalde
bladen te weren, maar in de practijk leidt het daartoe. Spreker
begrijpt, dat men niet alle dagbladen kan toelaten; dat zou
een bibliotheek worden, maar zou het niet zoo geregeld kunnen
worden, dat de agenten opgeven welk dagblad zij lezen en
dat zij dat ter lezing door hun collega's mogen laten liggen?
In de practijk werkt de tegenwoordige regeling onbillijk,
omdat verschillende agenten het Haagsche Volk lezen, dat toch
ook een blad is voor Leiden; zij vinden het onbillijk, dat hun
Katholieke en neutrale collega's wel hun bladen mogen laten
liggen, terwijl dat hun verboden is.
De heer Tepe heeft zich dit jaar minder gunstig uitgelaten
over de medezeggenschap dan verleden jaar; toen liet hij er
zich eenigszins welwillend over uit, maar nu gevoelt hij er
weinig voor. De heer Tepe is opgekomen tegen sprekers uit
drukking, dat een slaafsch werker minder waard is dan een
vrije medewerker en zeide, dat die slaafschheid toch niet
bestaat. Spreker heeft er mede bedoeld, dat iemand in een
bedrijf werkzaam, die van den gang van het bedrijf niets al
weet, niet het recht heeft te vragen, waarom iets gebeurt,
feitelijk een arbeidsslaaf in dat bedrijf is; niet dat zijn per
soonlijke vrijheid is ingekort, maar dat hij niet kent de be-
teekenis van de verschillende maatregelen, dat hij niet heeft
het recht om inlichtingen te vragen, maar dat hij alleenzijn
onmiddellijken chef moet gehoorzamen.
Wanneer men invloed toekent, aan de arbeiders en dit
is van veel beteekenis bij de medezeggenschap brengt
dit tegelijk mee een zekere verantwoordelijkheid. Er ontstaat
een band tusschen degenen, die de medezeggenschap hebben,
en het bedrijf. Die medezeggenschap bestaat al in Duitsch-
land, waar zij wordt uitgeoefend door vertegenwoordigers der
arbeiders, die verantwoording schuldig zijn aan degenen, die
hen gekozen hebben.
Nu merkte de heer Heemskerk op, dat hij in een brochure
had gelezen, dat de medezeggenschap niet kan worden inge-
gevoerd zonder wetswijziging, en hij meent, dat de mede
zeggenschap is een zeer onbestemd begrip.
Medezeggenschap beteekent, mede invloed uitoefenen op
het bedrijf. Er zijn verschillende vormen van medezeggen
schap. In Duitschland, Oostenrijk en Tschecho-Slowakije is
de medezeggenschap wettelijk geregeld en voor invoering
van volledige medezeggenschap bij onze gemeentebedrijven zou
ook wetswijziging noodig zijn. Maar spreker heeft verleden
jaar al een middel aangegeven, waardoor onmiddellijk mede
zeggenschap kon worden ingevoerd. Tot de vergaderingen
van de commissies voor de bedrijven en diensten hebben
ook toegang de directeuren en eventueel adjunct-directeuren,
met adviseerende stem, en nu zou men tot die vergaderingen
ook toegang kunnen verleenen aan de vertegenwoordigers
van het personeel.
De heer Heemskerk: En meespreken zeker!
De heer van Eck zegt, dat ook de directeuren in die ver
gaderingen een adviseerende stem hebben.
Daarvoor is geen wetswijziging noodig. De vraag is slechts:
heelt men vertrouwen? Wie vertrouwen vraagt, moet ook
vertrouwen geven. Men moet vertrouwen stellen in de ver
tegenwoordigers van het personeel, dat zij mede goeden raad
zullen geven in het belang van het beheer van het bedrijf.
De heer Goslinga heeft gezegd, dat spreker den economi-
schen toestand te ongunstig heeft voorgesteld. Spreker heeft
zich gebaseerd op het aantal bij de arbeidsbeurs als werk
loos ingeschrevenen, maar bovendien zijn er tal van werk-
loozen, die niet als zoodanig staan ingeschreven. Het aantal
werkloozen is dus nog heel wat hooger dan uit de officiëele
cijfers blijkt.
De heer Goslinga heeft gezegd, dat dit hooge aantal werk
loozen wel in sprekers kraam te pas komt, waar hij voor
stander is van de Verelendungstheorie, en dus den toestand
zoo slecht mogelijk wil maken. Maar daar is geen enkele
sociaal-democraat voor en spreker zeker niet! Dit is een
misverstand. De sociaal-democraten moeten het integendeel
niet hebben van de arbeiders, die gedemoraliseerd zijn door
de ellende; dat worden geen goede socialisten en flinke
strijders. De sociaal-democraten wenschen de arbeiders te
beschermen tegen de demoralisatie van het kapitalisme, hen
krachtiger te maken, dan worden zij goede strijders; zij
moeten begrip hebben van wat de sociaal-democraten ver
kondigen en niet versuft zijn door de ellende. Hoe de heer
Goslinga dat kan zeggen, is spreker een raadsel; hij mag
eerst wel eens wat studie maken van de grondslagen van
het socialisme.
Spreker heeft niet gezegd, dat de ernstige wil om krachtig
op te treden ontbreekt, maar wel om krachtiger op te treden
spreker ontkent niet, dat er in de begrooting en in het alge
meen in het optreden van Burgemeester en Wethouders nota
wordt genomen van de minder gegoeden; spreker weet ook
wel, dat er tonnen voor worden uitgegeven, maar desondanks