288 WOENSDAG 49 DECEMBER 1928. De heer Splinter dankt den Voorzitter voor diens vrien delijke woorden en de leden van den Raad voor de instem ming, die zij daarmede hebben betuigd. Spreker zal behandelen de afdeeling Fabricage volgens het algemeen verslag, daar hij vreest met de verschillende onder werpen in de war te raken, wanneer hij de sprekers op den voet zou volgen. Met den Voorzitter is spreker dankbaar voor de hulde ge bracht aan het College van Burgemeester en Wethouders. Alleen heeft het spreker gehinderd, dat één lid meende, dat de Wethouders niet voldoenden tijd voor hun ambt beschik baar stelden en dat dit lid er bezwaar tegen maakte, dat de Wethouder van Fabricage alleen op Zaterdag spreekuur houdt. Spreker wil dit punt even rechtzetten, want het is hem onbegrijpelijk, dat eenerzijds hulde wordt gebracht en dat men anderzijds omlaag haalt. Hij zou het op prijs gesteld hebben, als het betrokken lid zich ook in deze vergadering had be klaagd over den geringen tijd, dien de Wethouders en speciaal spreker aan hun ambt geven. Zou men meenen, dat een Wethouder, die maar één uur per week spreekuur houdt, overigens geen tijd aan zijn functie zou geven? Spreker weet niet wie de opmerking gemaakt heeft. De heer Sijtsma zegt: dat ben ik geweest, maar dat begrijpt spreker niet, want de heer Sijtsma is begonnen met Burgemeester en Wet houders hulde te brengen voor hun werk. De heer Schriller heelt gesproken over het ontbreken van een werkplan, dat hij noode in de begrooting had gemist. In de Commissie voor Fabricage is den heer Schüller echter uiteengezet, dat het opmaken van een werkplan onmogelijk is, en toen heeft hij in die uiteenzetting berust. De heer Romijn klaagde over onvoldoende onderhoud der schoolgebouwen. Ieder jaar worden door de hoofden van scholen de herstellingen aangegeven, die zij wenschelijk achten, en daaraan wordt, indien het geen al te groote financiëele offers vraagt, zooveel mogelijk tegemoetgekomen. Het dage- lijksch onderhoud wordt geregeld door onze opzichters nagegaan. De heer Bosman heeft gesproken over de mogelijkheid van uit besteding van het onderhoud der plantsoenen. Deze kwestie is ook in de Commissie van Fabricage ter sprake gekomen en toen is toe gezegd, dat bij de reorganisatie van den plantsoendienst, die hangende is, de kwestie nader onder de oogen zal worden gezien. De heeren Baart en Sijtsma schrikken misschien van het denkbeeld alleen al terug. Maar als blijken zou, dat het goed en goedkooper zou kunnen geschieden door uit besteding, dan is spreker geen voorstander van eigen beheer en zal hij trachten de zaak te regelen in het belang der gemeente Leiden. De heer Baart zou de wachtdiensten in de plantsoenen willen opdragen aan werkloozen. Daarvoor zijn echter geen werkloozen noodig. Terecht heeft de heer Baart gezegd, dat spreker een voorstander is van 48 uur werken in de week, vooral ook omdat de wet geen langeren arbeid toestaat. Nu heeft spreker geconstateerd, dat door de wachtdiensten en andere diensten bij Gemeentewerken een groot aantal overuren werden gemaakt, waartegen niemand der werklieden bezwaar bad, maar dat bracht zooveel kosten mee, dat spreker den tijd gekomen achtte om met dat stelsel te breken. In 1920 b.v. is niet minder dan ƒ27.530.— aan overuren uitbetaald, en bij den plantsoendienst alleen reeds ƒ2700.of ƒ2800.Spreker heeft daarom zooveel mogelijk getracht dat in te krimpen en hij heeft geprobeerd van die wachtdiensten af te komen, die nu worden verricht door de politie. Nu is gezegd, dat de politie het niet goed doet, inaar noch in de rapporten van de parkopzichters, noch in die van de politie wordt geklaagd, dat er vernieling zou plaats hebben in de parken en dat de politie de wachtdiensten niet goed verricht. Wanneer er klachten zijn, dan komen ze uit het Kooipark. Nu wil de heer Bosman de bewoners van het Kooipark voor het onderhoud en het toezicht zelf laten zorgen, doch daar komen juist de meeste klachten over vernieling vandaan, waaruit valt af te leiden, dat de bewoners zeiven tegen die vernieling niet krachtig genoeg optreden; ook de heer Baart heeft wel eens klachten vernomen, maar waar het Kooipark in hoofdzaak gemaakt is voor de buurtbewoners, kunnen zij althans toch wel eens uitkijken, dat er geen vernieling plaats heeft en eventueel de politie opbellen. Spreker komt thans tot Hoofdstuk VI, Leiden als woonstad, meer in het bijzonder met betrekking tot de verkeerswegen. De heer Huurman heeft gesproken van het architecten bureau Granpré Molière, dat volgens hem geen voldoende waarborgen heeft gegeven, dat het uitbreidingsplan op tijd klaar zou zijn. De Voorzitter heeft terecht opgemerkt, dat de heer Granpré Molière wel heeft gezegd, dat het een jaar zou duren, maar dat Burgemeester en Wethouders onder de bestaande omstandigheden niet door het opleggen van boete het verschijnen van het plan kunnen bespoedigen. Spreker is het met den heer Huurman eens, dat het uitbreidingsplan zeer lang op zich laat wachten. Betreffende de verbetering van den overweg bij het Station heeft de Voorzitter reeds met een enkel woord den heer Romijn beantwoord, maar de heer Huurman heeft gevraagd, of er geen goedkoopere oplossing mogelijk is, al was het maar een tunnel voor voetgangers. Deze zaak verkeert reeds in een vergevorderd stadium en het verheugt spreker, dat de heer Huurman hierin nu mee zal gaan, want eenigen tijd geleden heeft hij gezegd, dat de toestand daar zoo erg niet was. De heer Mandeis heeft een voorstel ingediend in zake de verkeerswegen te land en te water, waaromtrent intusschen is gebleken, dat het daarin belichaamde denkbeeld niet juist in het sectie verslag is opgenomen, maar waarvan de heer Manders thans de juiste bedoeling heeft weergegeven. Deze kw estie zal echter vanzelfbij het nieuwe uitbreidingsplan onder het oog wor den gezien. Voor Leiden wordt een geheel nieuw uitbreidingsplan ontworpen en in samenwerking en in overleg met het Gemeente bestuur wordt een studie gemaakt van de behoeften, welke de stad met het oog op hare ontwikkeling en vooruitgang noodig heeft. Daarbij wordt aan alle belangen van de industrie aan dacht geschonken. De bestemming als «industrieterrein" van daartoe bij uitstek gunstig gelegen terreinen wordt op het uitbreidingsplan vastgelegd en met de tracé's van nieuw aan te leggen, of van te verruimen bestaande wegen, wordt daarbij rekening gehouden. Het net van de stedelijke verkeers wegen houdt overigens niet alleen met de zuiver locale belangen rekening, doch dient aan te sluiten aan de interlocale verbindingen. De reeds aanwezige hoofdwegen en de door het Rijk en de Provincie nieuw ontworpen wegen (voorkomende op het Rijks- en op het provinciale wegenplan) bieden hiervoor in de eerste plaats het aanknoopingspunt. Doch tevens is overleg noodig met de omliggende gemeenten, welk overleg bereids door de Gedeputeerden is voorgeschreven. Aldus komt men vanzelf tot het gewestelijk uitbreidingsplan, waarbij in den ruimsten zin met de belangen van een geheele streek en niet met de uiteraard meer beperkte belangen van een bepaalde gemeente wordt rekening gehouden. Naar het instellen in elke provincie van een commissie voor gewestelijke uitbreidingsplannen, die dergelijke vraagstukken als door den voorsteller bedoeld in studie neemt, moet het heen. De provincie Noord-Holland is in dezen reeds voorgegaan; daar is reeds eenige jaren geleden een zoogenaamde «Vaste Commissie voor Uitbreidingsplannen in Noord-Holland" ingesteld. Er bestaan aanwijzingen, dat ook de provincie Zuid-Holland wel spoedig zal volgen, doch uiteraard behoort het initiatief daartoe uit te gaan van het provinciaal bestuur. Er bestaat onder deze omstandigheden geen aanleiding voor Burgemeester en Wethouders om afzonderlijk tot het instellen van een door den voorsteller bedoelde studiecommissie over te gaan. Spreker komt thans tot de verbreeding van den Haarlem merweg. De heer van Tol heeft gezegd, dat Burgemeester en Wethouders niet voldoende aandacht schenken aan den Haarlemmerweg en de leden wegsturen met het praatje, dat zij maar moeten wachten tot de nieuwe veemarkt er komt, hetgeen volgens den heer van Tol wel 8 of 9 jaar zou kunnen duren. De heer van Tol kan gerust zijn. De plannen zijn wat voor bereiding betreft in een vergevorderd stadium; het zal dus geen 8 of 9 jaar meer duren. De heer van Tol heeft het ook gehad over de tuintjes en gezegd: maak het eerste gedeelte dan maar in orde, het gedeelte van den Haarlemmerweg tot aan de Musschenbroekstraat.. Daar is spreker indertijd mee bezig geweest, maar de zaak is afgestuit op den onwil van een aantal eigenaren, die de voortuintjes niet wilden afstaan, terwijl anderen vroegen 12, 20 en zelfs 24 gulden per M*., terwijl van één eigenaar heelemaal niets gehoord werd. Maar, zegt de heer van Tol, neem dan de helft maar. Maar die sloot is niet van de gemeente; door een enkele wordt wel recognitie betaald, maar daar staat het hek iets meer op gemeentegrond dan de sloot vroeger reikte, maar de heele sloot is eigendom van de aanliggende eigenaren. Het zou een partieele verbetering zijn, waaraan men niet veel zou hebben, terwijl, als het uitbreidingsplan aan de orde komt, deze zaak van zelf in orde moet komen, zoodat Burgemeester en Wet houders in overweging geven dit voorstel terug te nemen. Spreker is bereid den Directeur van Gemeentewerken op te dragen, zoolang de weg niet is verbeterd, daaraan zijn bijzondere aandacht te schenken. De heer de Reede vond het gelukkig, dat het voorstel lot verbetering van den Stationsweg is terug genomen. Op zich zelf kan spreker zich daarover niet zoo verheugen, want er zijn nieuwe onderhandelingen geopend met de N.Z. H.T.M. omtrent de door haar te verleenen bijdrage in de kosten van asfalteering en dat kan geruimen tijd ophouden. Toen spreker dat voorstel terugnam, was hij er niet voldoende van doordrongen, dat daar de centrale rioleering doorheen moest en dat eerst daarna tot asfalteering kan worden over gegaan. Dat zal misschien zeer veel oponthoud geven. In het algemeen is het de bedoeling, om, als het niet te veel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 8