'286 WOENSDAG 19 DECEMBER 1928. standigheden, die den man misschien nopen om die werk zaamheden te verrichten en zij heeft dus geen aanleiding ge vonden om den man zijn eerlijk verdiend stuk brood te ont nemen en hem te ontslaan, terwijl de secretaris ons heeft medegedeeld, dat wij niet in botsing waren met de Arbeidswet. Spreker moet daarom adviseeren de motie van den heer Baart niet aan te nemen. Spreker kan zich niet voorstellen, dat men zou decreteeren: »Gij zult luieren", en houdt zich liever aan het oude »Ora et labora". In antwoord aan den heer de Reede zegt spreker verder, dat Burgemeester en Wethouders in den brie! van den Directeur van het slachthuis absoluut niets kwaads hebben gezien. De heer de Reede zou gelijk gehad hebben, indien men getracht had de klanten van den een naar den ander te brengen, maar aan ieder slachthuis is een dergelijke ijsfabriek verbonden. Men moet den Directeur loven, dat hij de belangen van de gemeente behartigt op een wijze, dat de inkomsten van het slachthuis worden vermeerderd en de lasten verminderd. Tegen een redelijke winst van het slachthuis kan toch geen bezwaar worden gemaakt, want als er verlies is, moet de gemeente het bijpassen, hetgeen al is voorgekomen. Namens de Commissie van Beheer over Endegeest wil spreker den wenk van den heer Heemskerk gaarne ter harte nemen, maar zij geldt tevens den Wethouder van Financiën. Hier botsen wel eens twee belangen en moet spreker wel eens vechten »pour sa paroisse". Spreker stemt den heer Heemskerk verder toe, dat de verpleegprijzen van de confessioneele gestichten lager zijn dan die van de openbare, maar ook de gestichten hier zijn aan den lagen kant, want hier is het bedrag ƒ850.terwijl het bij andere gestichten loopt tot ƒ1200.Zoo goedkoop als de religieuze gestichten kunnen deze het echter nooit doen in verband met hunne goedkoope arbeidskrachten. Het is logisch, dat de gemeente haar patiënten zooveel mogelijk naar haar eigen gestichten zendt, waar in hun religieuze behoeften ook is voorzien door de aanstelling van een predikant en een pastoor. Bij opneming in de gestichten van de gemeente geldt ongeveer dezelfde regeling als voor opneming in het Academisch zieken huis. Wanneer iemand in een ander ziekenhuis wenscht te worden opgenomen dan in het Academisch ziekenhuis, dan moet er worden bijbetaald. Zoo is het ook hier. Wanneer voor iemand opname verlangd wordt in een ander dan in het gemeentelijk krankzinnigengesticht, dan moet de familie aan de gemeente het verschil bijpassen. Maar het is in het belang van de gemeente, dat de patiënten zooveel mogelijk in Leiden of in Endegeest worden verpleegd, omdat de verpleegkosten dalen naarmate het aantal patiënten grooter is en het voordeel pas ontstaat boven een bepaald aantal patiënten. Komende tot de kwestie van de brugwachters zegt spreker, dat zijn partijgenoot, de heer Bosman, die zaak wel wat ruraal heeft bekeken. Er is geen sprake van in Leiden, dat de man alleen maar zijn pijpje zou zitten rooken. De heer Bosman heeft verder aangedrongen op een zoo zuinig mogelijke organi satie, maar daarnaar hebben Burgemeester en Wethouders ook steeds gestreefd. Men ziet dan ook, dat door één paar brugwachters een aantal bruggen wordt bediend. Voor ver pachting zou spreker nooit te vinden zijn, want brugwach ters zijn tevens belastingambtenaren en het is heelemaal uit den tijd om belastingen te verpachten, terwijl dit vroeger tot groote onaangenaamheden heeft geleid. Spreker wijst er verder op, dat men om brugwachter te worden een examen moet doen en kennis moet hebben van de verschillende verordeningen betreffende bruggeld, liggeld, tonnengeld en havengeld. Het is bovendien een soort politie corps en die taak kan nooit door particulieren worden overge nomen. De brugwachters dienen te blijven ambtenaren van de gemeente. Dan wenscht spreker een opmerking te maken over de veilingen. De veiling van groenten geelt natuurlijk een ont zettend obstakel. Maar het is een groote moeilijkheid om dadelijk een ander terrein te krijgen. Intusschen, de Wet houder van Fabricage overweegt deze zaak, zoodat de zaak spoedig in de Commissie voor het Marktwezen zal komen. In de Marktcommissie is unaniem besloten aan Burgemeester en Wethouders voor te stellen de bodewagens van de Hoog- landsche Kerkgracht te verplaatsen naar de Kaasmarkt. Daartegen bestonden twee bezwarende boomen en de menschen, die er profijt van hebben. Maar het is gebleken, dat de boomen toch zullen moeten vallen, terwijl er voor de menschen, die er profijt van hebben, wat op gevonden moet worden. Wat betreft de zaak van de schoolartsen, alle rapporten, die door Burgemeester en Wethouders zijn gevraagd, zijn bij hen ingekomen. Na de begrooting zal de zaak in het College worden behandeld en daarna in den Raad worden gebracht. Ten slotte de motie-van Eek. Deze gaat in de richting van de wenschen van den Vrijheidsbond. Toch zal spreker er zijn stem niet aan kunnen geven, maar als de heer van Eek gevolg zou willen geven aan den wenk van den Voorzitter en den Raad zou willen doen uitspreken een uitnoodiging aan de Commissie voor de Strafverordeningen om aan deze zaak haar aandacht te wijden, dan zal spreker daar gaarne voor stemmen. In het zingen op straat ziet hij geen gevaar, maar voor het toelaten van optochten met muziek en vaandels op Zondag zou hij niet voelen. Wel als de heer van Eek een ruimer standpunt innam en niet uitsluitend propaganda ten bate van de S. D. A, P. zou willen toelaten, terwijl alle andere muziek verboden zou zijn. De heer Tepe zegt, dat in het algemeen de verdraagzaamheid hier te lande nog niet zoo ver gevorderd is, dat de partijen links en rechts elkaar steunen bij maatregelen ten aanzien van het onderwijsbelang, ja zelfs nog niet zoover, dat die partijen elkaar vertrouwen. Des te meer verheugt het spreker, dat door twee sprekers van de linkerzijde vertrouwen in het onderwijsbeleid van Burgemeester en Wethouders is uitge sproken, terwijl ook van de zijde van de derde partij ter linkerzijde geen critiek van beteekenis is vernomen. Spreker verheugt zich daarin, omdat daaiuit blijkt, dat hij het ver trouwen van den Raad, dat hij het vorige jaar vroeg, toen hij zijn standpunt uiteenzette om de algemeene onderwijs- belangen naar beste weten te behartigen, niet heeft verbeurd. Van critiek op de onderwijspolitiek van Burgemeester en Wethouders was feitelijk geen sprake, behalve misschien van den heer Verweij, die critiek uitte ten aanzien van het hooren der organisaties. Verder zijn wel eenige wenschen geuit. Zoo heeft de heer Sijtsma gevraagd er voor te waken, dat de ouders, die de kinderen naar een openbare school zouden willen sturen, niet gedwongen zouden worden wegens plaats gebrek de kinderen te sturen naar een school, waar zij hen eigenlijk liever niet hebben, n.l. op een bijzondere school. Heeft de heer Sijtsma het oog op bepaalde gevallen? Spreker zijn zij niet bekend, evenmin als zij aan de Afdeeling bekend zijn. Wel kent men gevallen van het tegenovergestelde, te weten, dat kinderen, die naar de bijzondere school gingen, wegens locale omstandigheden door de ouders naar de open bare school gezonden werden. Maar in het algemeen is er in Leiden schoolruimte in overvloed, mits niet iedereen den eisch stelt, een school vlak tegenover zijn deur te hebben. Het kan natuurlijk gebeuren, dat ouders hun kind naar een bepaalde school willen zenden en dat zij die bezet vinden, zoodat zij het kind zouden moeten zenden naar een school, die misschien naar den smaak der ouders wat veraf gelegen is, zoodat zij hun kinderen naar de bijzondere school sturen. Dat moeten de ouders zelf weten, het Gemeentebestuur heeft dat niet in de hand. Als de ouders het niet eens voor hun principe over hebben om de kinderen een kleinen alstand te laten afleggen, ligt het niet op den weg der gemeente daarin ver andering te- brengen. Maar spreker wil den heer Sijtsma de verzekering geven, dat hij al het redelijke zal doen, om de ouders tevreden te stellen ten opzichte van het plaatsen hunner kinderen op de openbare school. Wat betreft de invoering van het Dalton- en Montessori- stelsel, verklaart spreker, dat hij geen groot voorstander is van stelsels op het gebied van het onderwijs, omdat hij meer hecht aan den onderwijzer dan aan het stelsel. Een goed onderwijzer, die den weg weet te vinden tot het hart en het verstand der kinderen, zal heel wat meer resultaat hebben met zijn onderwijs, ook al volgt hij geen bepaalde methode en zelfs methoden toepassen zonder het zelf te weten, die door een ander tot een beroemd stelsel zijn verheven, dan een onderwijzer, die de capaciteiten mist, ook met het mooiste stelsel, van het onderwijs zal terecht brengen. Intusschen ziet spreker met belangstelling de resultaten tegemoet van de proeven, die op het oogenblik in den Haag worden genomen, maar waarvan de Wethouder van Onderwijs heeft gezegd, dat zij nog te kort duren om definitieve resultaten te kunnen mededeelen. In dit verband is de opmerking gemaakt, dat Leiden altijd eerst de kat uit den boom kijkt, maar spreker meent, dat dit niet altijd zoo'n verkeerde methode is. Daaraan heeft Leiden bijv. ook zijn uitstekende tram te danken. Dat er in de schoolgeldregeling iets onbillijks zit, kan spreker den heer Manders niet geheel betwisten, omdat door sommige ouders meer wordt betaald dan het gemiddelde bedrag, dat de gemeente per kind uitgeeft. Spreker zal dit nader onder het oog zien, hoewel deze toestand pas intreedt bij een in komen van 7.000.—, terwijl pas bij een inkomen van 12.000.het maximum schoolgeld van 140.wordt betaald. Maar het blijft een onbillijkheid, die men ten slotte evenmin ten opzichte van de beter gesitueerden als ten op zichte van de minder goed gesitueerden mag goedkeuren, in verband met het aanhangige wetsontwerp op de schoolgelden zal spreker op zijn quivive zijn en wanneer zou blijken, dat een langdurig uitstel van de behandeling van dat ontwerp te verwachten is, zal spreker de zaak met des te meer animo ter harte nemen. Wat betreft de kwestie van de bewaarscholen is spreker het er volkomen mee eens, dat zij zoo spoedig mogelijk tot

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 6