Ch. van Spall. 8 Jaarlijks op den len October treedt één hunner af, maar is dadelijk weder verkiesbaar. De rooster van aftreding wordt geregeld naar ouderdom van diensttijd. Indien een commissaris, tevens lid van den Gemeenteraad, uit den Raad treedt, houdt hij tegelijk op commissaris te zijn, tenzij van de commissarissen nog het in artikel I vereischte aantal raadsleden overblijft. Bij het gelijktijdig benoemen van meerdere commissarissen bepaalt het lot den tijd, waarop elk hunner zal aftreden." Artikel III. Uit artikel 4, derde lid, vervalt: „de waarneming van het voorzitterschap,". Artikel IV. In artikel 38, vijfde lid wordt in plaats van „een der" gelezen: „den Voorzitter van". b. het voorstel van den heer Bergers hiermede als afgedaan te beschouwen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Ondergeteekende stelt den Raad voor om de Commissie der Bank van Leening uit te breiden met twee raadsleden. Bergers. N°. 18. Leiden, 15 Januari 1929. Uwe Vergadering heeft op 21 Mei 1928 ons voorstel (In gekomen Stukken No. 98) tot het beschikbaar stellen van een bedrag van ƒ3000.voor het aanbrengen van verschillende verbeteringen nabij den ingang van de Stadshulpwerf aan de Oude Heerengracht aangehouden en om praeadvies in onze handen gesteld een voorstel van den heer Manders, om te zijner tijd tegelijk met de uitvoering van de werken tot verbetering van den toestand nabij den ingang van de werf het werfterrein zelve te verbeteren en daartoe o. m. een betonnen schoeiing te maken. Aangezien vast staat, dat ook laatstbedoelde werkzaam heden nuttig en noodig zijn en zij in ons aanvankelijk voor stel alleen daarom niet werden opgenomen, omdat de be doeling voorzat, het geheele werk over twee jaren te verdeelen, hebben wij er bij nadere overweging geen bezwaar tegen, dat thans de verbeteringen zoowel nabij den ingang van de werf als op het werfterrein zelve tegelijkertijd tot uitvoe ring worden gebracht. Aangaande de wijze van uitvoering van laatstbedoelde werken is het ook onze meening, dat een betonnen schoeiing aanbeveling verdient. Overigens is van deze gelegenheid gebruik gemaakt, het aanvankelijke plan betreffende de verbeteringen aan den ingang nog eenigszins om te werken, als uit de ter visie liggende rapporten en teekening nader blijkt, hetgeen echter op zichzelf niet tot verhooging van kosten leidt. De totale kosten worden thans geraamd op 8900.—. In overeenstemming met de Commissie van Fabricage, en onder intrekking van ons voorstel, opgenomen in Ingekomen Stukken No. 98 van 1928, geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging, ten behoeve van het afbreken van verschil lende opstallen aan de Oude Heerengracht, het opnieuw be straten van het daardoor vrijkomende terrein, het verlengen van den bestaanden walmuur nabij de Heerenpoortsbrug tot aan het werfterrein, en het plaatsen daarop van een gemetselde borstwering met ijzeren leuningwerk, het maken van een nieuwe afscheiding met urinoir tusschen de werf en het vrijkomende terrein, het egaliseeren van het werf terrein, het maken van 80 M. betonnen schoeiing langs en het opruimen van eenige loodsen op dit terrein, een bedrag van 8900.— te onzer beschikking te stellen. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven, waarvan bedoeld bedrag zal moeten ivorden afgeschreven, is nog 49.665.— beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 19. Leiden, 16 Januari 1929. Bij Uw besluit van 5 Maart 1928 (Ingek. Stukken No. 46) keurde Uwe Vergadering, met wijziging van het besluit van 30 Mei 1927 (Ingek. Stukken No. 113), goed, dat de Leidsche Duinwater-Maatschappij haren watervang onder de gemeenten Katwijk en Wassenaar vergroot door uitbreiding van het kanaal met een lengte van 1210 M., het plaatsen van 12 mammouthpompen en verlenging van de luchtpersleiding met bijkomende werken. Blijkens haar hieronder afgedrukt adres, meent de Maat schappij ook op de uitvoering van dit plan te moeten terugkomen en heeft zij, in de plaats daarvan, een nieuw plan ingediend, hetwelk ten aanzien van de vergrooting van den watervang van verdere strekking is. Het beoogt n.l. het graven van een kanaal ter lengte van 1670 M. in plaats van 1210 M., terwijl dit kanaal, (dat eveneens op eigen terrein van de Maatschappij (Groot- en Klein-Berkheide) is geprojecteerd, ook een grootere diepte zal verkrijgen, dan het vroeger ontworpene. In het kanaal zullen tot vermeerde ring van den watertoevoer en bij gebleken behoefte 18 putten met z.g. mammouthpompen worden geplaatst als vervolg van de in het bestaande kanaal aamvezige 24 over eenkomstige putten met pomp. Aldus wordt aan den watervang reeds dadelijk een zoo danige uitbreiding gegeven, als in de toekomst met het oog op het toenemend waterverbruik toch geleidelijk noodig zal blijken. Bovendien geeft de Maatschappij aan het thans ingediende grootere plan de voorkeur, omdat, in verband met een van haar aanneemster, de Amsterdamsche Ballastmaatschappij, ontvangen aanbieding, de uitiroering van het geheele werk in eens aanzienlijk lagere kosten met zich zal brengen, dan uitvoering bij gedeelten. Een en ander is in de ter visie liggende stukken nader aangetoond. Onder mededeeling, dat noch bij den Commissaris der ge meente bij de Leidsche Duinwater-Maatschappij, noch bij de Gezondheidscommissie tegen het gewijzigde plan bezwaar bestaat, geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging, met wijziging van Uwe besluiten van 30 Mei 1927 en 5 Maart 1928 ter zake, goed te keuren, dat de Leidsche Duinwater- Maatschappij haren watervang onder de gemeenten Katwijken Wassenaar vergroot door het graven van een kanaal ter lengte van 1670 M., zooals op de overgelegde teekening is aange geven, en het plaatsen, naar gelang van de behoefte, van 18 mammouthpompen in het kanaal, een en ander op de wijze als in haar adres en de daarbij behoorende toelich ting, vervat in hare missive van 2 November 1928 No. 1368, is aangegeven en verder onder de gebruikelijke voorwaarde, dat de Commissaris der gemeente bij de Leidsche Duin water-Maatschappij bevoegd zij, zich in de uitoefening van zijn toezicht op de uitvoering van de werken, te doen ver tegenwoordigen door den Directeur van Gemeentewerken, met dien verstande, dat op- en aanmerkingen slechts door tusschenkomst van den Commissaris bij de Directie der Maatschappij zullen worden aangebracht. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de Leidsche Duinwater Maatschappij alhier, dat zij zich veroorlooft andermaal terug te komen op haar vraag om goedkeuring aan het uitbreidingsplan in haren watervang in de Gemeente Wassenaar, oorspronkelijk ingediend bij rekest aan Uwen Raad dd. 14 April 1927 en gewijzigd bij rekest dd. 15 Februari 1928 op welk laatste zij Uw goedkeuring mocht ontvangen, ingevolge Uw besluit No. III 12/164 dd. 6 Maart 1928 dat zij van hare aanneemster, de Amsterdamsche Ballast Maatschappij, op haar verzoek een zeer voordeelige aan bieding heeft ontvangen om een belangrijk grooter werk, dat eerst binnen enkele jaren bij gedeelten tot uitvoering zou moeten komen, nu reeds te maken in plaats van het thans goedgekeurde dat dit werk bestaat uit het graven van een kanaal ter lengte van 1670 m. in hare eigendommen genaamd Klein- Groot Berkheide, als aangegeven op de hierbij gaaude teekening dat het de bedoeling is in dit kanaal, tot vermeerdering van watertoevoer en bij gebleken behoefte, 18 putten met z. g. Mammouthpompen te plaatsen als vervolg der 24 over eenkomstige putten met pomp in haar bestaand kanaal. Redenen waarom zij zich tot Uwen Raad wendt, met eerbiedig verzoek zijne goedkeuring wel aan dit werk te willen hechten. 'tWelk doende enz., De Leidsche Duinwater Maatschappij. Leiden, 2 November 1928.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 8