DINSDAG IS DECEMBER 1928. 279 om rleze zaak in openbare zitting te behandelen, omdat de betrokkene daardoor wordt benadeeld. De heer Heemskerk: Hij heeft geen naam genoemd. De heer Baart: Dat werkt wel door. Men zal wel vragen, wie het is geweest en dat zal bij de superieuren wel door dringen. Men heeft er voor te zorgen, voor zoover dit in zijn macht ligt, dat de arbeiders hun plicht doen, maar spreker neemt niet aan, dat er geen maatregelen zouden bestaan om dien man op zijn plicht te wijzen. Wanneer men een arbeider flink op zijn plicht wijst en aantoont, dat, wanneer hij daar mede voortgaat, het niet uitgesloten zal zijn, dat daaraan nadeelen zijn verbonden, zal dit toch resultaten hebben. Spreker heeft ook gevraagd, waarom aan de Leidsche Zwemclub in do zomermaanden op Zondag vergunning tot zwemmen gegeven is en waarom dit niet aan de zwem- vereeniging de Zijl kan gegeven worden. Het vorige jaar is gezegd, dat het nadeelige gevolgen zou kunnen hebben, als het tarief van 5 op 3 cent werd gebracht en dat daaraan niet tegemoet gekomen kon wordenspreker prijst zich gelukkig, dat de heer Huurman hem bij de verlaging van het tarief van 5 op 3 cent is bijgevallen. Vele jeugdige arbeiders gaan op andere plaatsen zwemmen, omdat op Zondag in de Zijl niet gezwommen mag worden; daardoor gebeuren dikwijls ongelukken en zijn de ouders hun kinderen kwijt. Wat kan er tegen openstelling op Zondag zijn? In geen enkele andere plaats wordt een dergelijke maatregel getroffen. Nu zegt het College, dat het bestuur van de Zijl er niets voor gevoelt en er niet veel animo voor verwacht. Men moet zijn star standpunt wat verlaten. De Leidsche Zwemclub heeft wel gelegenheid, terwijl de zwemvereeniging de Zijl daarvan wordt uitgesloten. Nu zegt de heer Heemskerk: die ook maar dicht op Zondag. Spreker begrijpt niet, hoe een Katholiek zoo kan redeneeren. De heer Goslinga: Die vereeniging wil zelf niet. De heer Baart zegt, dat het bestuur van die vereeniging tot nog toe er niet veel voor gevoelt (zij heeft de leden daarin niet gekend), maar wanneer de wenschelijkheid wordt uit gesproken, zal het er zich toch niet tegen verzetten. Er zijn, voor zoover spreker bekend, bestuursleden, niet allen, die des Zondags misschien naar den Haag gaan om te zwemmen. Er moet een poging gedaan worden om de zwemgelegenheid wat meer de vrije hand te geven door ook de inrichting op Zondagmorgen open te stellen. Het door spreker ingediende voorstel betreffende de werk zaamheden aan het badhuis op Zaterdagmiddag is door den heer Wilmer zeer klein genoemd; deze gevoelde daarin misschien een poging om iemand persoonlijk te trefïen. Spreker staat op het standpunt, dat de 48-urige werkweek niet moet worden overschreden. Aangenomen, dat dit werk niet door een werklooze kan worden verricht, wat is er dan tegen, het te doen uitvoeren door een arbeider in dienst der gemeente? Thans wordt het verricht door iemand, die iri het particulier bedrijf werkzaam is en langer werkt dan de wet toestaat. Het verwondert spreker, dat Burgemeester en Wethouders dit jaren lang hebben toegelaten en dat de Arbeidsinspectie niet heeft ingegrepen. Dat deze toestand in strijd is met de wet, kan spreker aantoonen aan de hand van een uitspraak van den Hoogen Raad. Bij de be spreking van den plantsoendienst heeft spreker er reeds aan herinnerd, dat de Wethouder Splinter verklaarde, dat er niet langer dan 48 uur behoort te worden gewerkt. Toch keurt hij het goed, dat aan het badhuis iemand wordt tewerk gesteld, die, als hij dit werk gaat doen, reeds 48 uur of langer gewerkt heeft. De heer Wilbrink: Bij particulieren wordt niet zoo hard gewerkt 1 De heer Baart: De heer Wilbrink moge er een grapje van maken, maar er wordt hier in strijd met de wet gehandeld. Van den heer Wilbrink, die zich altijd op de wet beroept, verwacht spreker dus, dat hij den ernst van deze zaak zal inzien. De heer Splinter zeide, dat hij den wachtdienst had afgeschaft om de 48-urige werkweek te kunnen handhaven. De heer Goslinga: Voor de gemeente-arbeiders! De heer Baart: Men vindt het dus niet erg, wanneer een arbeider, die niet in gemeentedienst is, ten behoeve van de gemeente den 48-urigen arbeidstijd overschrijdt. Het betreft hier het gemeentelijk badhuis, zoodat het gemeentebestuur hierop invloed heeft. Wanneer het bij »de Eendracht" ge beurde, zou de heer Wilmer gelijk kunnen hebben. Bij de gasfabriek moeten de arbeiders werkuren verzuimen om de 48-urige werkweek niet te overschrijden. Spreker vraagt, of de Raad niet met spreker van meening is, dat hierin veran dering moet komen. De heer Wilmer: Laat u dan proces-verbaal opmaken! De heer Baart heeft de zaak onderzocht en is overtuigd, dat, als de heer Eskens actief is, de gemeente zal worden geverbaliseerd. Spreker vindt het erg, dat zij, die de wet moeten handhaven, zelf in strijd met de wet handelen. Voor het geval men aan de juistheid van sprekers opvatting mocht twijfelen, zal spreker de conclusie van de door hem bedoelde uitspraak van den Hoogen Raad voorlezen. Het betrof een slager, die van den eenen naar den anderen baas was gaan werken. De Ilooge Raad nu sprak als zijn meening uit, dat de logische consequentie van de door de Rechtbank aanvaarde opvatting zou zijn, dat een arbeider 8| uur in en 8| uur buiten een werkplaats zou mogen arbeiden, dus in totaal 17 uur, waaruit reeds de onhoudbaarheid van die opvatting bleek. Uit deze uitspraak van den Hoogen Raad blijkt, dat dit onmogelijk zoo kan doorgaan, en dat het in strijd is met de wet. Daarom heeft spreker dit voorstel inge diend en nu mag de Raad van meening zijn, dat er langer dan 48 uur gewerkt moet worden, maar deze arbeider is niet in dienst van een onderneming, maar van de ge meente, maar men kan het werktijdenbesluit, dat ingevoerd is, niet uitschakelen en hem langer dan 48 uur laten werken. Daargelaten nog, dat er genoeg andere mensehen voor ge vonden kunnen worden. Nu wordt gezegd: het is een hulp stoker, maar men vergeet, dat hij nog andere werkzaam heden verricht; hij werkt eerst 48 uur in zijn eigenlijke bedrijf, een tijdlang wegens overwerkvergunning zelfs 51 uur, en dan werkt hij daar nog des Zaterdags van 1.30 tot 10 uur namiddag. Hieraan moet een einde worden gemaakt; die werk zaamheden moeten door een ander persoon in gemeentedienst verricht worden. Spreker hoopt, dat de Raad zijn voorstel zal aannemen. De heer Meijnen zou bij deze algemeene beschouwingen niet het woord gevoerd hebben, indien hij daartoe geen aan leiding had gevonden in een eenigszins persoonlijk woord van den heer Verweij. Spreker sluit zich gaarne aan bij diens hulde aan een zoo uitnemend Wethouder als Mr. van der Lip was, maar heeft zich afgevraagd, waarin sprekers nalatig heid bestaan had; de heer Verweij sprak n.l. over dingen, die de heer van der Lip gedaan had en zijn opvolgers nage laten hadden. Tot die opvolgers kan spreker zich zelf ook rekenen en spreker zou van den heer Verweij gaarne willen vernemen, ter verhooging van zelfkennis, waarin die nalatig heid zou hebben bestaan. De heer van Eck stelt voor de vergadering te verdagen. De Voorzitter zegt, dat, als de Raad de behandeling van de begrooting a.s. Vrijdag wil beëindigen, het gewenscht is, den eersten termijn thans nog af te maken, opdat morgen een aanvang gemaakt kan worden met het antwoord van het College. Spreker vraagt, of de heer Koole nog lang denkt te spreken. De heer Koole antwoordt bevestigend. De Voorzitter wil nog even doorgaan. Het is nog geen half twaalf en gisteravond heeft de Raad tot over half twaalf vergaderd. De heer Huurman zegt, dat de Raad wel eens meer na 12 uur heeft vergaderd. Er zijn nog slechts twee sprekers ingeschreven. De heer van Eck handhaaft zijn voorstel. Het voorstel van den heer van Eck om de vergadering te schorsen wordt aangenomen met 16 tegen 13 stemmen. Vóór stemmende heeren van Rosmalen, Koole, Baart, Verweij, Groeneveld, de Reede, van Eck, mevrouw Braggaar de Does, de heeren Sijtsma, Schüller, Kooistra, Heemskerk, van Tol, Manders, Bergers en Kuiven hoven. Tegen stemmen: de heeren Parmentier, Wilmer, Wilbrink, Huurman, Meijnen, Eikerbout, van der Reijden, Romijn, Rei- meringer, Tepe, Splinter, Goslinga en van Es. (De heeren Bosman en van Stralen hadden de vergadering inmiddels verlaten). De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot Woensdag 19 December 1928, des namiddags te 2 uur.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 21