278
DINSDAG 18 DECEMEBR 1928.
haald zijn met allerlei beloften en nu wachten zij nog op een
aanstelling. Ook is de rechtspositie van die jeugdige straat
makers niet die, waarop zij aanspraak kunnen maken. Een
aantal behooren tot de derde groep, terwijl zij, wanneer zij in
aangenomen werk werken, tot de vijfde groep behooren en
daarnaar worden betaald. Sommigen hebben pas recht op
uitkeering wegens ziekte tot 70% van het loon, nadat zij
2 dagen ziek zijn geweest, anderen krijgen 70% van het
loon van den eersten dag af en een derde groep krijgt 100
van het loon bij ziekte. Spreker kan niet inzien, waarom bij
een dergelijken tak van gemeentedienst verschillende bepa
lingen gemaakt moeten worden voor arbeiders, die eenzelfde
beroep uitoefenen. Dit dient zoo spoedig mogelijk veranderd
te worden en voor die jeugdige straatmakers, waarbij er
zijn, die vanaf 1919, 1921, 1922 en 1924 in dienst zijn en
op het oogenblik volwaardig straatmakerswerk verrichten
en als zoodanig staan aangeschreven als zij in tarief werken
krijgen zij ook het volle loon uitbetaald, moeten dezelfde be
palingen gelden als voor de ouderen.
Het ligt misschien aan het feit, dat volgens den Wethouder
later gepoogd moet worden dit in particuliere handen te
stellen, maar dan zou die zaak van zelf hier besproken moeten
worden en dan zou het de vraag zijn, of dit doorgang kon
vinden. Het gaat evenwel niet aan om een zelfde onrecht als
ten aanzien van de pensioensbijdragen, dat in den Raad be
sproken is, hier te laten voortbestaan door voor een aantal
arbeiders in dienst der gemeente verschillende bepalingen te
laten bestaandat is niet in orde en daaraan moet zoo spoedig
mogelijk een einde gemaakt worden. De heer Eikei bout zegt
nu wie maakt den dienst dan uit, maar de verordening wordt
niet toegepast; Rurgemeester en Wethouders doen precies
wat zij goedvinden.
Op een vraag van spreker in de secties betreffende het
werkliedenreglement is geantwoord, dat hetgeen door spreker
was gevraagd vooral nu toch spoedig te wachten was. Er is
gezegdhet kan dooien en vriezen, maar zoo staat het met
dit antwoord ook. Verleden jaar is geantwoord: het zal wor
den besproken. Wanneer het in het College is geweest, meet
het nog naar het georganiseerd overleg toe en weer terug
naar Burgemeester en YVethouders, en het spreekt van zelf,
dat daarmede wel eenige tijd gemoeid zal zijn. Spreker ver
wacht, dat daaraan spoedig de hand zal worden geslagen en
dat het zoo vlug mogelijk zal worden gedaan. Deze zaak is
zeer urgent en wordt niet voor het eerst besproken; spreker
begint werkelijk benieuwd te worden, wanneer deze zaak
haar beslag zal krijgen.
Spreker zegt, dat de heer Wilmer de kwestie der mede
zeggenschap te eenvoudig heeft voorgesteld. Hij wilde deze
zaak verwijzen naar het georganiseerd overleg, maar spreker
gelooft, dat er niet één Raadslid is, dat dit met hem eens zal
zijn. Naar sprekers meening is medezeggenschap iets geheel
anders dan de heer Wilmer eruit heeft begrepen. Er is meer
overleg mogelijk en noodig dan alleen over de arbeidsvoor
waarden. Sprekers partij staat op het standpunt, dat er mede
zeggenschap moet worden gegeven omtrent het bedrijf zelf.
Uit het verslag eener vergadering van een Christelijken Vak
bond van Spoorwegpersoneel, gehouden op 24 Januari 1924,
blijkt, dat in Utrecht een congres is gehouden, dat zich in be
ginsel vóór medezeggenschap verklaarde. Als tot sprekers partij
van de overzijde het verwijt wordt gericht, dat zij zooveel over
medezeggenschap spreekt
De heer Wilbrink: Dat doen wij ook!
De heer Baart. Maar geef ze dan ookAan beloften heeft
men niets. Met enkel beloften zal ook de heer Wilbrink geen
genoegen nemen.
De heer Wilbrink: In de dienstcommissies kan het personeel
spreken over den gang van zaken en in het georganiseerd
overleg over de arbeidsvoor waarden.
De heer Baart: Maar als er moet worden beslist, wordt
het personeel achter de deur gezet! Zelfs in de Christelijke
vakbeweging wint de gedachte veld, dat men den arbeiders
op den duur de medezeggenschap niet kan onthouden. De
S.D.A.P. echter is nu eenmaal de sleepboot en de andere
organisaties zijn de trekschuiten.
Uit de geschiedenis der vakbeweging blijkt, dat alles wat
de S. D. A. P. voorstaat eerst belachelijk wordt gemaakt, terwijl
men er later aan meedoet. Spreker herinnert aan den revolutie
tijd van 1918 en wat daarvan van Christelijke zijde gezegd is.
Al dat gekraai, zegt spreker, zal toch niet helpen, want de
moderne vakbeweging groeit sterk. Zij gaat niet meer achteruit,
zooals enkele jaren geleden werd beweerd; de heer Eikerbout
zal zich dit wel herinneren. Zij groeit, of men het met haar
eens is of niet, en naarmate zij meer invloed krijgt op de
arbeiders, zal de Christelijke vakbeweging wel genoodzaakt
worden, dezelfde richting uit te gaan. Zoo niet, dan zal zij de
gevolgen moeten dragen.
De heer Elkerbout: Maar toch neemt zij u op sleeptouw.
Zie maar naar Vlissingen.
De heer Baart is blij, dat hier ruiterlijk wordt erkend, dat zij
die actie hebben afgebroken. Spreker weet wel, dat zij daar een
rol hebben vervuld, die tenslotte ook door de Katholieken niet
werd goedgekeurd. Zelfs in de Katholieke vakbeweging is
gezegd: wij weten van geen commissies, die buiten de andere
organisaties hebben gehandeld. De heer Eikerbout zegt nu, dat
spreker de klok heeft hooren luiden, maar niet weet waar de
klepel hangt, maar wat zoo even door hem is gezegd, dat
kan niet worden tegengesproken. Vast staat dus, dat de Chris
telijke vakbeweging daar precies dezelfde rol heeft vervuld
als altijd. Men mag op het oogenblik tegen medezeggenschap
zijn, maar op den duur kan men die toch niet tegengaan.
Spreker heeft ook gevraagd, of het niet gewenscht is, dat
vóórdat men tot al verteeren overgaat, om in verschillende
bladen sollicitanten voor gemeentebetrekkingen op te roepen,
men zich verstaat met andere diensten of hoofden van diensten,
en, als dit is uitgesloten, met de Arbeidsbeurs. Spreker be
doelt niet, dat, als men alleen bij de Arbeidsbeurs is inge
schreven, de zaak af is; men moet ook niet, zooals bij het
bevolkingsbureau gebeurd is, iemand nemen, die zich ex-
presselijk bij de Arbeidsbeurs had laten inschrijven, hoewel
hij reeds een betrekking had. Men mag toch verwachten, dat
in de eerste plaats het oog gericht wordt op degenen, die
werkloos zijn en als zoodanig ingeschreven staan bij de
Arbeidsbeurs.
De heer Wilmer: Dan moet men eerst werkloos zijn om
een betrekking bij de gemeente te krijgen.
De heer Baart zegt, dat men wel weet waar de schoen
wringt en daarom vliegt men er onmiddellijk op at. Het
geval, dat spreker heeft genoemd, is den heer Wilmer ook
bekend, want spreker heeft het den vorigen keer al genoemd.
Toen deze vacature ontstond, liet deze man zich twee dagen
van tevoren inschrijven en moest hij verlof nemen van zijn
baas om hier in betrekking te komen en toen hij een paar
weken in dienst was geweest kwam hij weer terug. Dat is in
het algemeen niet goed. Wanneer er menschen staan inge
schreven, die geschikt voor dien arbeid zijn, met voldoende
administratieve kennis, spreker heeft voor zoover mogelijk
nagegaan welke werkzaamheden op het bevolkingsbureau
verricht worden, laat de heer Wilbrink zich dan wijsmaken,
dat iemand met voldoende administratieve kennis, die bij de
Arbeidsbeurs staat ingeschreven, minder geschikt zou zijn?
Er is geen sterveling, die dat gelooft, en spreker legt er den
vinger op, dat iemand, die bij een goudsmid werkt en eenige
maanden vacantie genomen heeft, wordt aangenomen en iemand
met voldoende administratieve kennis wordt gepasseerd. Er
wordt doodleuk gezegd: u bent minder geschikt voor dat werk.
Spreker neemt dit maar niet voetstoots aan en vertrouwt
dus, dat Burgemeester en Wethouders de zaak in het vervolg
niet meer op deze wijze zullen aanvatten. Dat wil niet zeggen,
dat spreker tegen elke uitzondering zou zijn.
De heer Pannentier heeft hedenmiddag een opmerking
gemaakt, die hij naar sprekers meening beter achterwege
had kunnen laten. In de eerste plaats heeft hij een mede-
deeling gedaan uit de besprekingen der Commissie van Fabricage
en bovendien heeft hij gezegd, dat een der gemeentewerklieden
zijn werk niet goed doet. Als dit geval zich voordoet, moet
de betrokkene daarop natuurlijk worden gewezen. Wie rechten
wil, moet ook zijn plicht doen en als iemand in gemeentedienst
zijn plicht in die mate verzuimt, dat er aanleiding is om
hem te ontslaan, dan moet men daartegen niet opzien. Spreker
acht het echter gelukkig, dat dit in gemeentedienst niet zoo
gemakkelijk gaat als- in het particuliere bedrijf. In het
particuliere bedrijf volgt ontslag, als men uit den arbeider
niet meer voldoende halen kan, d. w. z. als de citroen leeg
geperst is. Oude menschen worden op straat gezet zonder
dat men er zich om bekommert, hoe het hun verder zal
gaan. Spreker is dus blijde, dat de betrokkene niet in dienst
is van den heer Pannentier, want die zou hem op straat
hebben gezet. De heer Parmentier moet hieromtrent maar
eens inlichtingen inwinnen bij den heer van Tol, die het
voorrecht heeft gehad, jaren lang bij één patroon te werken,
die zijn zaak heeft opgeheven.
De heer van Tol: Hij is gestorven!
De Voorzitter verzoekt, persoonlijke kwesties buiten het
debat te laten.
De heer Baart begrijpt, dat men het niet aangenaam
vindt, wanneer spreker met een voorbeeld aantoont, hoe men
in het particulier bedrijf optreedt. Spreker kan den heer
Parmentier desgewenscht tientallen van dergelijke voorbeelden
noemen. Spreker acht het een fout van den heer Parmentier