DINSDAG 18 DECEMBER 1928.
2/5
begrootingrede van 1927, waarin hij met nadruk betoogde,
dat de menschen eerst beter moeten worden, alvorens de
heilstaat, dien Dij voorstaat, kan worden ingevoerd. Dit is een
zeer merkwaardige bevestiging door de S. D. A. P. van het
standpunt der Heilige Schrift. Zooals de heer van Eek weten
kan, is de Heilige Schrift voor den anti-revolutionnair het
richtsnoer voor het geheele leven.
Nagaande wat deze kenbron hem geeft als maatschappe
lijk richtsnoer, vindt men, dat het z. g. kapitalisme en de
door de S. D. A.P. gesmade winstmakerij niet foutief, doch
integendeel geboden is.
Naar anti-revolutionair beginsel heeft ieder de peisoonlijke
roeping om te zorgen voor zich en de zijnen door noesten
arbeid, vlijt en spaarzaamheid en zelfs om te sparen voor de
toekomst en om, zooals de heer van Eek zegt, winst of
kapitaal te maken. Hierin ligt dus volgens anti-revolutionair
inzicht de oorzaak der ellende niet.
In het dagelijksch leven werkt echter de zonde verwordend
en gaat de mensch eenzijdig-egoïstisch zorgen en vervalt hij
daardoor tot het verderfelijk individualisme.
Er ontstaat dan een winst maken en een persoonlijk ver
bruik van dien winst in den verfoeilijken zin van het woord
kapitalisme en de individualist onthoudt of ontneemt in dat
geval den zwakkeren medemensch wat dien toekomt.
Deze zonde van individualisme, welke eiken mensch, ook
den S.D.A.P.-er eigen is, is niet de oorzaak der ellende, maar
mede één der vele oorzaken der maatschappelijk verkeerde
toestanden als vruchten der zonde. En weer volgens de Heilige
Schrift heeft God de Overheid als Zijne dienaresse in het
leven geroepen om onder meer dit eenzijdige individualisme
in te perken en den zwakken mensch tegen dit gevaar te
beschermen.
Erkent men nu, dat de Overheid is een instelling om dei-
zonde wil, dan volgt daaruit, dat haar invloed niet mag gaan
over hetgeen behoorlijk functionneert. Grijpt de Overheid in
op terrein, dat niet het hare is, dan doet dit noodwendig
schade aan het maatschappelijk leven, niet alleen aan den
z.g. kapitalist, maar aan het geheel, dus ook aan den z.g. arbeider.
Vanzelfsprekend erkent de anti-revolutionair een taak der
Overheid bij alle bedrijven van noodzakelijk monopolistisch
karakter en b.v. ten opzichte van het onderwijs. De heer
van Eek zal spreker een grooten dienstbewijzen door duidelijk
te maken, hoe een overheidsbedrijf gedreven in socialisti-
schen geest, in stand kan blijven zonder onder meer tot doel te
hebben het winstmaken.
De korte tijd dat spreker Raadslid is beeft hem buitengewoon
versterkt in de overtuiging, dat de Overheid zich niet moet
begeven op een terrein, dat het hare niet is. Spreker heeft
daarvan in de Commissie van Fabricage een voorbeeld mee
gemaakt, dat typeerend is voor het Overheidsbedrijf. Eenige
maanden geleden heeft die Commissie verschillende leden van
het personeel besproken; van den Directeur van een bedrijf
hoorde men toen, hoe treurig iemand in dit bedrijf zijn werk
deed. Spreker vroeg toen, of het mogelijk was daarin veran
dering te brengen, maar Wethouder en Directeur haalden
de schouders op en zeiden: hoe raak je zoo iemand kwijt; het
is geen particulier bedrijf; je zit er nu eenmaal mee. Spreker
heeft die mentaliteit al zoo vaak waargenomen, dat hij het
College zou willen adviseeren om toch zooveel mogelijk weg
te blijven van het particuliere leirein, waar dergelijke dingen
niet voorkomen.
Spreker acht het voor den persoon in kwestie ook niet
nuttig, dat hij altijd maar in hetzelfde gareel blijft loopen en
nooit een opwekking krijgt, die hem opfrischt. Bij zoo iemand
komt de noodige energie er nooit in.
Het geneesmiddel geeft de heer van Eek aan in zijn derde
geloofsartikel, luidendlk geloof in een hoogeren maatschappij-
vorm. Hoe dit te rijmen is met zijn uitspraak, dat de men
schen natuurlijk beter moeten worden en met de verkon
diging van den klassenstrijd, is spreker een raadsel. De anti
revolutionair stelt daartegenover een ander middel, nl. de
gehoorzaamheid van den mensch aan de geboden Gods,
waaronder ook het gebod den naaste lief te hebben als zich
zelf. Wordt aan deze eischen voldaan, dan ontwikkelt de
arbeider van zelf grooten ijver en betoont de patroon energie,
niet uitsluitend ten eigen bate, maar ten bate van het geheele
bedrijf, waarin hij zich slechts ziet als rentmeester, aangesteld
door zijn Schepper.
Spreker meende verplicht te zijn, deze beginselen tegenover
die van den heer van Eek te stellen.
Thans nog enkele opmerkingen over de voorstellen van de
S.D.A.P. Hij meent, dat deze een verhooging van uitgaven
beteekenen van ca. 500.000.
De heer Sijtsma Dat heeft u van den heer de Reede
afgeluisterd.
De heer Parmentier vindt dit een flauwe opmerking. Daarbij
komen nog de voorstellen, die de heer Schüller in portefeuille
heeft betreffende de asfalteering van straten, die hij krachtiger
wil aanvatten en waarvoor dus veel geld noodig is. Als men
hiertegenover stelt twee uitingen van den heer van Eek, nl.
Ie. dat de financiëele toestand der gemeente ernstig te noemen
is en 2e. dat het vertrek der gegoeden uit Leiden een niet te
onderschatten gevaar beteekent, dan is daarmede duidelijk
aangetoond, dat de uitvoering dezer voorstellen eenvoudig
onmogelijk is. Welk nut heeft het dan, dergelijke voorstellen
te doen?
Buitengewoon verbaasd is spreker over het voorstel om de
omgeving van Leiden tot een tuinbouwstreek te maken. Hij
wist, dat de heer van Eek een idealist is, maar een dergelijk
idealisme is hem onverklaarbaar. Als de heer van Eek voor
stander van het overheidsbedrijf is, waarom kiest bij dan een zoo
slecht loonend bedrijf als den tuinbouw? Spreker zou hem
willen adviseeren, liever andere takken van bedrijf te kiezen,
b. v. de gloeilampen-industrie.
De Voorzitter: Moet men daar] geen verstand van hebben
De heer Parmentier: Dat is voor den heer van Eek be
paald een klein kunstje. Men stelt eenvoudig een ingenieur aan
en stelt een aantal werkloozen te werk. Kapitaal is er genoeg.
Spreker had ook gedacht over een kunstzijdefabriek of b.v.
een fabriek van stofzuigers, allemaal bedrijven, die beter loonend
zijn dan de tuinbouw.
Lagen er nu groote uitgestrektheden grond rondom Leiden,
die ontgonnen moesten worden, of kon door demping van
waterplassen grond gewonnen worden, dan zou spreker het
voorstel van den heer van Eek steunen, maar nu wil de heer
van Eek de veeteelt, want anders heeft men in den omtrek
van Leiden niet, wegnemen, de arbeiders omvormen en er
tuinbouw van maken. De heer van Eek moet nog eens aan-
toonen wat men daar beter mee wordt, wanneer men het vee
en zijn producten wegneemt en daarvoor in de plaats brengt
kool, druiven en pruimen. Dit voorstel is naar sprekers
meening het toppunt van idealistisch getheoretiseer en van
een kamergeleerdheid, die van de practijk van het leven niet
de minste notie heeft.
De heer van Tol zal geen breed betoog houden. Het antwoord,
dat spreker op zijn vraag in de secties omtrent de verbetering
van den Haarlemmerweg gekregen heeft, is nog steeds hetzelfde
als dat van verleden jaar, n.l. dat deze zaak onder het oog
gezien ^al worden bij eventueele plannen voor den aanleg
van een nieuwe veemarkt; als men daarop moet wachten,
duurt het zeker nog een 10 jaar vóórdat deze plannen ver
wezenlijkt zullen worden, gelijk spreker reeds het vorige jaar
heeft betoogd. Spreker ziet de eerste jaren daarin nog geen
verbetering gebracht worden. De toestand van dien weg is
reeds bekend genoeg en spreker zal hem niet opnieuw
schilderen; 14 dagen geleden was hij absoluut onbegaanbaar.
Spreker heeft toen onderzocht, of het mogelijk was, die tuintjes
in eigendom te krijgen, maar tot nog toe is dat afgestuit op
den onwil van verschillende eigenaren. Spreker heeft reeds
betoogd, dat de helft van die tuintjes toch eigendom van de
gemeente warende Wethouder was daarvan nog niet over
tuigd, maar in elk geval is nog niet gezegd, dat dit niet waar is.
Waarom zouden anders die bewoners retributie moeten
betalen aan de gemeente? De toestand opdien weg is onhoudbaar
en daar de bewoners recht hebben op een goeden toegang
tot de stad, waarvoor zij toch belasting betalen, moet die
verbetering zoo spoedig mogelijk ter hand genomen worden
en niet gewacht worden tot de plannen voor de veemarkt
voor den dag zijn gekomendat zal zeker nog eenige jaren duren.
In verband met den toegang tot den Haarlemmerweg door
de stad wil spreker even zijn aandacht schenken aan de
demping van de Mare, waarmede spreker mee kan gaan. In
den toestand op de Mare moet verandering komen; eerstdaags
staat men toch voor de verbetering van de St. Nicolaasbrug en
de Touwersbrug, die beide vernieuwd moeten worden.
Als men op de vernieuwingskosten der brug iets toelegt,
dan kan men den toestand zeer goed maken door het dempen
van de Mare. Door den aanleg van de Vrouwenkerkkoorstraat,
de voormalige Brandewijnsteeg, is men aan het verkeerde eind
begonnen. Men had eerst de Mare moeten dempen en dan
de Vrouwenkerkkoorstraat verbreeden.
Aan het slot van zijn betoog beweerde de heer van Eek,
dat de Christelijke arbeiders steeds hebben medegewerkt aan
de verwerping van de voorstellen der S. D. A. P. De werkwijze
der Christelijke arbeiders is niet als die van de S. D. A,P.
en zij kunnen zich met de voorstellen dier partij niet ver
eenigen. Zij beschouwen de zaken niet alleen uit het oogpunt
van één partij, maar uit dat van het algemeen belang. Zij
zijn niet alleen vertegenwoordigers van de arbeiders, maar
van de geheele burgerij. Zij moeten dus alle voorstellen
beschouwen uit het oogpunt van het gemeentebelang.
De heer Verweij merkt op, dat men het voorstel van zijn