268
DINSDAG 18 DECEMBER 1928.
bouwvereenigingen, zonder op de Regeering te wachten.
Tengevolge van de circulaires, die de Regeering gedurende
de laatste jaren heeft uitgevaardigd, staat de woningbouw
vrijwel stop.
De gemeente moet niet den weg opgaan, die in de circu
laires, welke .door de Regeering aan de gemeenten zijn ge
zonden, aangegeven is, maar zij moet trachten aan de bouw
vereenigingen de noodige gelden te verstrekken.
Sedert 1925 is aan geen enkele bouwvereeniging behalve de
Vereeniging tot bevordering van den bouw van Werkmans
woningen, die 174 woningen heeft gezet een voorschot verleend.
De woningen, die gebouwd zijn, zijn vooral geplaatst in
verband met de ontruiming van de terreinen van de gas
fabriek en de opruiming van krotwoningen.
In een van de rapporten van den Directeur van Bouw-en
Woningtoezicht staat, dat de particuliere arbeiderswoningbouw
in het geheel niet voldoet aan de behoefte, die elk jaar
ontstaat. De Regeering geeft dus niet voldoenden steun en
daarom moet de gemeente bijdragen verleenen.
In 1920 bedroeg het aantal woningen 13,590. Volgens de
verslagen van Bouw- en Woningtoezicht waren er aan het
einde van 1927 16,296 woningen. Het is zeer moeilijk na te
gaan, of dit aantal in de behoefte voorziet. Volgens de woning
telling, die in 1926 heeft plaats gehad, zouden er moeten
zijn 16,120 woningen.
De heer Splinter: Dan hebben wij nu over.
De heer Kooistra zal aantoonen, dat dat niet waar is.
De heer Splinter: Het is wel waar.
De heer Kooistra voortgaande, zegt: Den 21 Juni 1917
zijn voor het eerst woningen onbewoonbaar verklaard en
daarna zijn in den loop der jaren verschillende onbewoon
baarverklaringen gevolgd, in totaal betreffende 423 woningen.
Wanneer men het aantal van 16296 daarmede vermindert,
blijven over 15873. Zonder woningreserve heeft men behoefte
aan 16120 woningen, zoodat er een tekort is van 247 wonin
gen. Wanneer men een reserve verlangt van 2 van het
totaal aantal, dat is 322, dan bedraagt het tekort einde 1927,
596 woningen. De gemeente moet zeer zeker in dat tekort
voorzien, teneinde te voorkomen, dat de buren worden opge
dreven.
Dat de huren inderdaad stijgen, blijkt wel uit de volgende
gegevens, die spreker ontvangen heeft van Bouw-en Woning
toezicht. Van 1 Januari 1927 tot en met 30 September 1928
verminderde het aantal huren van 2.50 tot 4.met 239.
Zoo zijn van verschillende woningen, totaal 551, de huren
op verschillende tijden en met verschillende bedragen ver
hoogd. Daarin kan voorzien worden, wanneer de gemeente
een leening sluit om gelden te verstrekken aan bouwvereeni
gingen.
De gemeente kan dit zeer gemakkelijk doen, want er
bestaat voor haar geen risico, aangezien de huurders door
de huur de rente en aflossing betalen. Na verloop van jaren
worden de woningen het bezit van de gemeente.
Een ander voorbeeld is, dat de vereenigingen ook geld
kunnen krijgen van de verschillende bankinstellingen.
Spreker heeft zich indertijd als voorzitter van de federatie
van woningbouwverenigingen tot een bankinstelling te
Amsterdam gewend. Hij kon van haar geld krijgen, als de
gemeente zich voor de leening garant stelde.
De heer Splinter: Zóó kan ik het ook krijgen.
De heer Kooistra zegt, dat het inderdaad niet zijn bedoe
ling is het geld niet te krijgen, maar juist om het wel te
krijgen voor den bouw van woningen.
De heer Goslinga Die bankinstelling wilde een garantie
en zag dus wel eenig risico.
De heer Kooistra merkt op, dat men in de geheele maat
schappij bij het leenen van geld eenige garantie wil hebben.
Een bankinstelling in Amsterdam, kan niet zoo gemakkelijk
toezicht houden in Leiden, of zij zou daarvoor een ambte
naar moeten aanstellen. De gemeente kan dat toezicht door
middel van de besturen der vereenigingen zeer gemakkelijk
laten houden, als zijnde onbezoldigde gemeenteambtenaren.
Spreker weet zeker, dat, als de gemeente zich garant stelde,
ook in Leiden het geld gegeven zou worden.
Deze weg is niet zoo verkieslijk als de eerste, waarbij de
gemeente een leening zou kunnen sluiten, teneinde daar
door geld aan de vereenigingen te kunnen geven.
Het is zeer noodig, dat door de gemeente in de woning
behoefte wordt voorzien.
In 1921 werden gebouwd 220 woningen, waarvan 189 met
voorschotten van het Rijk en 31 door particulieren. In 1922
waren deze cijfers respectievelijk 391, 364 en 27; in 1923,
344 woningen, waarvan door bouwvereenigingen 264 en door
particulieren 80. In 1924 werden gebouwd 369 woningen,
waarvan 358 door vereenigingen en 11 door particulieren,
in 1925 060 woningen, waarvan 540 door bouwvereenigingen
en 120 door particulieren; en in 1926369 woningen, waarvan
298 door vereenigingen en 71 door particulieren. Over latere
jar en zijn geen cijfers beschikbaar. In totaal zijn in die jaren
2353 woningen gebouwd, waarvan 2013 door bouwvereeni
gingen en 340 door particulieren. Wanneer men wacht op
het particulier initiatief, zal dus gebrek aan woningen het
gevolg zijn. De heer Romijn zegt, dat particulieren dan
zullen gaan bouwen, maar dan is het te laat.
De heer Wilmer sprak den wensch uit, dat de gemeente
hypotheek zou verleenen om de menschen in de gelegen
heid te stellen, eigenaar te worden van hun woning. Spreker
is daarvan geen voorstander. Hij zou wenschen, dat er een
gemeentelijke hypotheekbank kwam, en dat die hypotheek
bank woningen zou laten bouwen, die bij de gemeente in
beheer zouden blijven. Het is beter, dat over 40 of 50 jaar
de woningen eigendom worden van de gemeente. Men moet
geen eigenaartjes kweeken.
Spreker hoopt, dat zijn voorstel gesteund zal worden door
de leden, die woningen voor groote gezinnen willen laten
bouwen.
De groote gezinnen moeten echter niet geïsoleerd, maar
over de bouwvereenigingen verdeeld worden. Indertijd, toen
het Rijk 2400.voorschot per woning gaf en de woningen
door de gemeente werden gebouwd, moesten de groote gezinnen
boven en de kleine gezinnen beneden wonen. Op die wijze
wordt voor de kleine gezinnen een onhoudbare toestand ge
schapen, dien men moet trachten te voorkomen.
De heer Huurman: Dan moet u eens in Amsterdam kijken.
De heer Kooistra wijst naar aanleiding van deze interruptie
op het verschil tusschen Leiden en Amsterdam. Daarbij moet
men ook letten op de eengezinswoningen, die Wethouder de
Miranda voor oude lieden heelt laten bouwen.
De heer Goslinga: Niet voor groote gezinnen.
De heer Kooistra beweert, dat die eveneens in Amsterdam
gebouwd zijn.
De heer Huurman vraagt, waar ze dan staan.
De heer Kooistra vindt dit een onmogelijke vraag. Men
zou even goed kunnen vragen: waar is het bruinvischje, dat
in zee zwemt 1
Amsterdam geeft voor de voorziening in de woningbehoeften
7 millioen, maar spreker betwijfelt het, of aan de overzijde
leden gezeten zijn, die zich bereid verklaren met gemeentegeld
woningen in Leiden te laten bouwen, zonder dat gewacht
wordt op de toestemming, die voor 120 woningen is gevraagd,
maar waarvan spreker niet weet, of ze spoedig zal worden
verleend.
Spreker hoopt, dat Burgemeester en Wethouders zijn voorstel
zullen overnemen.
In de secties is gesproken over de inning van huren bij
woningen, waarvoor door Rijk en gemeente wordt gesubsi
dieerd en gevraagd is, of er niet woningen leeg staan, omdat
de huren te hoog zijn, zoodat die huren moeten worden
verlaagd.
Het staatje, dat in de Leeskamer ter visie heeft gelegen,
leidt tot de conclusie, dat bij verschillende vereenigingen
huurschuld bestaat. Echter betalen de vereenigingen op tijd
de annuïteiten en zij hebben dus geen tekort. De vereeniging
»de Goede Woning" heeft een huurverlies door leegstaan van
ƒ2746.en »Tuinstadwijk" van meer dan 4000.—.Wanneer de
huren van de huizen, die voortdurend leeg staan, werden
verlaagd, zouden er huurders komen en zou dat verlies ver
minderen. «Tuinstadwijk" heeft gemiddeld 9.58 huur, «Eens
gezindheid" 7.91. Misschien willen Burgemeester en Wet
houders overwegen, of maatregelen kunnen worden genomen
om de leegstaande huizen te verhuren.
Het totaal aantal woningen, dat »de Goede Woning" heeft,
bedraagt 228 en in verhouding tot de andere vereenigingen
(met uitzondering van «Tuinstadwijk") heeft deze vereeniging
het grootst aantal leegstaande woningen. De huurprijs van
de woningen van «Eensgezindheid", «Ons Doel" en «Ons Belang",
is lager dan die van de vereeniging «de Goede Woning".
Indertijd, toen de coöperatie een huis wilde verbouwen,
waarvan de bovenverdieping werd bewoond door iemand, voor
wien ze tijdelijk een andere woning wilde hebben, heeft spreker
zich gewend tut het bestuur van «de Goede Woning". Op dat
oogenblik werd geconstateerd, dat vier woningen van deze
vereeniging leeg stonden. De coöperatie kon van deze ver
eeniging geen woning voor den-man krijgen; de oorzaak hier-