MAANDAG 19 NOVEMBER 1928. 225 De Voorzitter achtte het overbodig de aandacht van het College daarop te vestigen, maar de heer Baart kon natuurlijk de vraag stellen. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. X. Voorstel: a. in zake het toekennen van een subsidie van ten hoogste 2000.— 's jaars, aan de Vereeniging »Leidsche Belasting ophaaldienst te Leiden" en het waarborgen vandeover- storting ten kantore van de Rijksadministratie van de door die vereeniging bij haie leden opgehaalde belasting gelden b. tot vaststelling van den desbetreffenden begrootingsstaat. (Zie Ing. St. No. 213.) De heer Wilbrink heeft bezwaar tegen dit voorstel, omdat twee lichamen, beide belanghebbende, het Rijk en de ge meente, deze zaak steunen, terwijl voor eventueele schade, die zou kunnen ontstaan, het Rijk borgstelling vraagt van de gemeente. Spreker zou het juister vinden, als ook het Rijk, evenals de gemeente, zijn eigen risico droeg, maar niet dat op de gemeente tracht over te hevelen. Er wordt nu wel f 2000.subsidie aangevraagd, maar geen geld om de ge meente tegen dat risico te dekken. Spreker heeft dus in de eerste plaats het bezwaar, dat de gemeente zich tegenover het Rijk moet borgstellen en ten tweede, dat wel gezegd wordtwij zullen het risico over dragen aan de verzekering, maar dat geen geld daarvoor wordt aangevraagd. Er wordt ook niet medegedeeld, hoe groot die uitgave zal zijn. Spreker kan zijn stem dan ook niet aan het voorstel geven. De heer Goslinga zegt, dat de voorstelling van zaken door den heer Wilbrink niet geheel juist is. Het Rijk staat af- keerig tegenover de subsidieering van particuliere ophaal diensten; er zijn hier en daar, zooals in Amersfoort en Am sterdam, wel eens verkeerde dingen mee gebeurd. Wel steunt het Rijk gemeentelijke ophaaldiensten, omdat het Rijk dan de zekerheid heeft, dat het nooit en nimmer er toe zal moeten komen om nog eens bij diezelfde belastingschuldigen dat zelfde geld te vorderen, m. a. w. het Rijk heeft daarin de meest absolute zekerheid, dat hetgeen aan die ophaal diensten betaald wordt, ook inderdaad op de belastingschuld van die personen wordt afgeschreven en dat het nooit in de bittere noodzakelijkheid komt die menschen voor den tweeden keer aan te spreken, hetgeen bij de verschillende particuliere ophaaldiensten wel eens het geval is geweest. Het Rijk kan niet hebben, dat de deelnemers aan een gesubsidieerden dienst voor den tweeden keer moeten betalen. Het Rijk heeft oorspronkelijk subsidie voor dezen dienst geweigerd, omdat die zekerheid ontbrak en toen stond het College voor deze moeilijkheid: moet men nu streng afwerend blijven staan tegenover dit overnemen van het risico? Deed men dit wel, dan ging de ophaaldienst te niet of er kwam aandrang uit den Raad om een gemeentelijken ophaaldienst op te richten; het zou allebei erg zijn, maar het allerergste zou zijn, als hij te niet ging. Het College heeft toen gemeend aan dit verzoek van het Rijk wel gevolg te kunnen geven, want het geld wordt opgehaald en dagelijks bij den kassier gestort, die het bij den Gemeente-ontvanger stort, die het naar den Rijksontvanger gireert. De gemeente loopt dus maar het risico over de ontvangsten van één dag, want gesteld, dat zoowel de boden als de kassier er van door gaan, is de ge meente nog maar de ontvangsten van één dag kwijt, tus- schen de 500.en 1000.Aan den ophaaldienst is als voorwaarde gesteld, dat hij dit risico door verzekering moest dekken; hij was daartoe bereid, maar had er nog geen geld voor. Die verzekering zal voor alle zekerheid worden gesteld ten name der gemeente, omdat de gemeente den waarborg overneemt en zal 60.per jaar kosten. De gemeente verzekert zich daarmede tegen fraude van den kant van de loopers van den ophaaldienst. Spreker herinnert er aan, hoe Burgemeester en Wethouders reeds bij de subsidieverlening van 750.— aan den ophaaldienst den plicht hadden opgelegd om zich tegen deze mogelijkheid te verzekeren. Om nu het Rijkssubsidie en daarmede het bestaan van den ophaaldienst in de waagschaal te stellen vonden Burgemeester en Wet houders wat al te formalistisch en om die reden hebbën zij zich tegenover den Minister bereid verklaard dit aan den Raad voor te stellen. De Minister heeft toen zijn bezwaar laten vallen en gezegd, dat de dienst dan voor subsidie in aanmerking komt. Spreker acht het niet juist te zeggen: het Rijk laat het risico over aan de gemeente. Het Rijk heeft gezegd: wij willen ƒ2500.geven, maar dan moeten wij zekerheid hebben, dat hetgeen er betaald wordt aan den ophaaldienst ook zeker in de kas van het Rijk terecht komt en die zekerheid kan alleen de gemeente verschaffen, want die zit er het dichtst bij. Spreker meent, dat men nu niet kan zeggen, dat het Rijk het risico op anderen legt. Het is een subsidievoorwaarde en z. i. had het Rijk gelijk die te stellen, terwijl het van den kant der gemeente slechts een formaliteit is om daaraan tege moet te komen. Het eenige principiëele verschil is, dat de polis nu komt ten name van de gemeente en in het eerste geval ten name van den ophaaldienst, want de fraudeverze kering moest er toch komen. Meer geld kost het niet. Het College is verheugd, dat de ophaaldienst, die zoo populair is, op deze wijze in het leven kan worden gehouden. De heer Wilbrink zal zich na de verklaring van den Wet houder niet tegen het voorstel verzetten, maar wil toch opmerken, dat, waar de gemeente toch door haar ambtenaren moet laten contróleeren, het Rijk evengoed zelf de controle in handen had kunnen houden en het risico had kunnen dragen, want het Rijk heeft zijn eigen ambtenaren kort bij zitten en dezen zijn evengoed geoutilleerd als die van de gemeente. Om de zaak echter niet in moeilijkheden te brengen en al mag spreker veronderstellen, dat de Raad toch niet met een voorstel van zijn kant zal medegaan, zal hij zich bij dit voorstel van Burgemeester en Wethouders neerleggen. De heer Goslinga kan niet toegeven, dat het Rijk evengoed deze controle zou kunnen uitoefenen. De dienst moet aan ver schillende subsidievoorwaarden voldoen, maar die controle wordt niet opgevangen door de fraudeverzekering. Tusschen het oogenblik, dat het geld wordt ontvangen van de belasting schuldigen en het oogenblik, dat het hij den Gemeente ontvanger wordt gestort, bestaat nog de mogelijkheid, dat het wegraakt door verlies of andere omstandigheden en tegen dat risico wordt verzekerd. Het kan hoogstens één dagontvangst bedragen. Spreker heeft er oorspronkelijk ook zoo tegenover gestaan en kan zich indenken, dat de heer Wilbrink het wat scheef vond. Principieel zou er wel wat tegen in te brengen zijn, maar waar het practiseh goed kan worden geregeld en het verder geen bezwaren oplevert, meent spreker, dat men eens een keer over den drempel heen moet kunnen stappen. De heer Schüller zal, waar de heer Wilbrink de toedracht van de zaak nog niet begrijpt, als bestuurslid van den ophaal dienst nog een aanvulling op het betoog van den Wethouder geven. Zelfs al zou de bode de ontvangsten van één dag ver liezen of er mede van door gaan, dan is hij bij fraude in de eerste plaats zijn borgstelling van 200.kwijt; het over blijvende bedrag wordt gedekt door verzekering tegen brand, verlies, aanranding enz. Het geld is dus altijd gedekt. Het gaat er om, dat de gemeente borg moet zijn tegenover het Rijk, omdat men anders geen subsidie krijgt, maar feitelijk was het niet noodig, omdat onder alle omstandigheden ver zekerd is, dat zoowel Rijk als gemeente hun geld krijgen. De heer Wilbrink is door het betoog van den heer Schüller niet veel wijzer geworden en meent, dat hij even goed had kunnen zwijgen. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XI. Voorstel a. tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de verbreeding van den Stationsweg Oostzijde, van den Stationsweg Westzijde en van de Rijnsburgerbrug, alsmede van de algeheele vernieuwing van de bestrating; b. om Burgemeester en Wethouders te machtigen tot over neming in eigendom van de voortuinen of gedeelten van voortuinen, c. q., met bij behoorenden bestraten grond van een 11-tal perceelen aan den Stationsweg en van het perceel Morschsingel 1 c. om Burgemeester en Wethouders te machtigen tot over neming in eigendom van de stoepen of gedeelten van stoepen van een 9-tal perceelen aan den Stationsweg, zoomede van een stukje grond nabij de Rijnsburger brug, behoorende tot het terrein van het oude Acade misch Ziekenhuis. (Zie Ing. St. No. 214.) De heer Splinter stelt namens het College voor dit voorstel van de agenda af te voeren, omdat hij zoo juist van den heel de Blauw gehoord heeft, dat de Directie van de Tramweg maatschappij bereid is opnieuw te onderhandelen over de eventueel door haar te verleenen bijdrage in de kosten van asfalteering van straten, waarin tramrails liggen. Zou dit overleg tot overeenstemming leiden, dan is het ook mogelijk den Stationsweg te asfalteeren en is het niet meer noodig hem van een klinkerbestrating te voorzien, zooals thans door Burge meester en Wethouders wordt voorgesteld. In verband hier-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 7