224
MAANDAG 19 NOVEMBER 1928.
De Voorzitter verzoekt denbeer Parmentier zich te bepalen
tot het voorstel tot het geven van een Kerstgave aan de
werkloozen.
De heer Parmentier. Twee dagen later kon het wel en is het
uurloon verhoogd. Spreker weet niet, hoe dat mogelijk was, maar
hij vond het niet prettig; laat het dan onmiddellijk toege
staan worden. Nu zegt de heer Goslinga, dat hij in de be
trokken raadszitting gezegd zou hebben, dat het loon op 45
cent zou komen. Dit is echter onjuist. In dezen zin heelt de
Wethouder geen mededeeling gedaan.
De heer Wilmer heeft wel van den Wethouder vernomen,
dat aan het voorstel naar zijn meening geen gevolg zou kun
nen worden gegeven, aangezien het Rijkssubsidie daardoor in
gevaar zou kunnen worden gebracht, maar oppositie tegen de
bedoeling van het voorstel heeft spreker niet van den Wet
houder gehoord. Deze heeft wel gezegd, dat er nog heel wat
meer loontrekkenden in de gemeente zijn, die een loon krijgen
van 22.en 20.of minder en die geen Kerstuitkeering
ontvangen. Spreker zou het inderdaad zaak vinden, dat de
werkgevers, die, al dan niet gedwongen, een dergelijk loon
uitbetaalden, bij zichzelf te rade zouden gaan, of hun christen
plicht het niet noodzakelijk maakte aan hun loontrekkenden
althans met het Kerstfeest een extra uitkeering te geven.
Tegen de bedoeling van het voorstel is geen bezwaar ge
maakt en omtrent de mogelijkheid om het te verwezenlijken
is door den heer Huurman al een denkbeeld aan de hand
gedaan. Spreker kan zich echter niet voorstellen, dat het Rijk
tegen een uitkeering van 5.— per jaar, waarop het ten
slotte neerkomt, bezwaar zou maken.
Spreker zou willen voorstellen de motie maar zonder stem
ming aan te nemen en haar te brengen bij het bestuur van
de Leidsche Hout, opdat dit bestuur, rekening houdend met
hetgeen thans is besproken, ernstig zal overwegen, op welke
wijze het best aan den in den Raad uitgesproken wensch
kan worden tegemoetgekomen.
De Voorzitter acht het het beste, wanneer het College van
Burgemeester en Wethouders op zich neemt het denkbeeld,
in het voorstel belichaamd, ernstig te overwegen en met het
bestuur van de Stichting Ȇe Leidsche Houtte beraden op
welke wijze daaraan het best een oplossing is te geven. Het
subsidie mag niet in gevaar worden gebracht en men zal dan
trachten aan niet ongerechtvaardigde verlangens tegemoet te
komen. Spreker hoopt, dat de heer Baart er genoegen mede
zal nemen, wanneer het College toezegt zijn best te zullen
doen om in overleg met het bestuur van de Stichting deze
zaak zoo goed mogelijk op te lossen.
De heer Baart kan hiermede accoord gaan en trekt na
deze toezegging zijn motie in.
Aangezien het voorstel van den heer Baart is ingetrokken,
maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
VIJ. Voorstel tot het voeren van verweer tegen den eisch
door J. van der Veen Vonk tegen de gemeente ingesteld,
ter zake van schade door hem geleden bij den brand in perceel
Oestgeesterlaan 22a.
(Zie Ing. St. No. 218.)
De heer Schüller merkt op. dat de Raad in dergelijke
zaken meestal toestemming geelt aan Burgemeester en Wet
houders om zich te verweren, maar van de afwikkeling ver
neemt de Raad dan nooit meer iets. Alleen in de rekening
van het jaar, waarin daartoe is besloten, kan de Raad zien
welke bedragen voor een dergelijk verweer zijn besteed.
Spreker verzoekt Burgemeester en Wethouders om de afwik
keling van dit proces in de Leeskamer ter visie van den
Raad te leggen en tevens om het bedrag, dat het de ge
meente zal kosten, aan den Raad kenbaar te maken, zoodat
de Raad, wanneer hij in de toekomst dergelijke voorstellen
weer krijgt, kan beoordeelen, of het wel de juiste weg is
om Burgemeester en Wethouders te machtigen tot het voeren
van een proces, omdat men door een minnelijke schikking
wel eens meer iri het belang der gemeente kan bereiken
dan door een proces te voeren.
De Voorzitter zegt, dat er geenerlei bezwaar tegen is,
om de stukken, die over een proces gepubliceerd zijn, met
een opgave van de kosten, ter visie te leggen, teneinde den
heer Schüller behulpzaam te zijn, wanneer hij zich op de
hoogte wil stellen van de vraag, of het beter is een minne
lijke schikking te treffen dan een proces te voeren.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
VIII. Verordening, houdende wijziging van de verorde
ning van 27 Augustus 1923 (Gem.-blad No. 30), regelende
de heffing van eene belasting onder den naam van «Haven
geld" in de gemeente Leiden.
(Zie Ing. St. No. 219.)
De heer Wilbrink zegt, dat deze zaak in de Commissie
is besproken, maar dat in dit voorstel niet duidelijk tot
uiting is gekomen wat in de Commissie besproken is. In
artikel III wordt voorgesteld te lezen of tusschen de Schrij-
versbrug en de Blauwpoortsbrug langer te vertoeven dan
drie uren. Maar daarmede worden volkomen uitgeschakeld
de gedeelten van het havengebied buiten die beide bruggen.
Spreker zou het met een amendement kunnen verbeteren,
maar het is beter deze zaak onder de oogen te zien, teneinde
haar te rectificeeren.
De Voorzitter zegt, dat ook het College liever zou zien,
dat dit in de Commissie werd onderzocht en dat men daarna
een ander voorstel zou kunnen krijgen. Spreker hoopt, dat
de heer Wilbrink niet bedoelde, dat het rapport niet juist
is; het is een misverstand geweest, zoodat den ambtenaar
geen blaam treft.
Spreker stelt derhalve namens het College voor dit punt
van de agenda af te voeren.
Daartoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten.
IX. Voorstel tot het verleenen van eene jaarlijksche subsidie
aan de aid. Leiden van de Vereeriiging tot Verbetering van
het lot der Blinden in Nederland.
(Zie Ing. St. No. 212.)
De heer Baart is verheugd over dit voorstel van het
College, maar heeft bemerkt, dat de Raad daarin niets te
vertellen heeft en dat het aan een Commissie overgelaten
wordt om dit zoo goed mogelijk te verdeelen. Nu zal het
volgende jaar, om subsidie te verkrijgen, een begrooting
overgelegd moeten worden, maar als het niet behoorlijk wordt
uitgevoerd, wordt het volgende jaar gezegdwij moeten
eindigen en dan is het geld weggegooid. Het is daarom ge-
wenscht, dat het College daarop zijn volle aandacht blijft
vestigen en maatregelen neemt, wanneer het niet zoo blijkt
te gaan als het zou moeten gaan, om te zorgen, dat hetgeen
door de gemeente gesubsidieerd wordt en daardoor flink
doorgevoerd kan worden, eenige levensvatbaarheid zal ver-
toonen.
De Voorzitter zegt, dat het gemeentebestuur apprecieert
de bedoelingen van de commissie, die zich met de behandeling
van deze zaak zal belasten. De taak is niet gemakkelijk, doch
spreker is overtuigd, dat de commissie haar best zal doen
om deze zaak zoo goed mogelijk te behartigen. Door hetgeen
de commissie aan spreker zal mededeelen omtrent de ervaringen,
die zij zal opdoen, en door hetgeen spreker van de blinden
zelf pleegt te hooren, zal hij op de hoogte zijn of de zaak
goed marcheert. Als er verandering noodig mocht blijken in
deze regeling, welke als proef wordt genomen, zal die worden
voorgesteld. Het bedrag is nog een slag in de lucht, maar de
bedoeling is om de menschen zoo goed mogelijk te helpen.
Het is niet bedoeld om het bedrag te verdeelen, zooals de heer
Baart zeide, maar om den menschen zooveel mogelijk werk
te geven.
De heer Baart heeft in het Leidsch Dagblad gelezen, dat
slechts de Leidenaars worden opgewekt om zooveel mogelijk
dit borstelwerk te koopen. Spreker wijst er echter op, dat
ook de gemeentelijke reinigingsdienst en wellicht ook andere
diensten veel borstelwerk noodig hebben. De gemeente staat
misschien op het standpunt, dat centraal inkoopen voordee-
liger is, maar spreker vraagt, of aan de hoofden van dienst
niet een bericht kan worden gezonden om deze artikelen van
de blinden te koopen.
De Voorzitter acht dit overbodig, daar reeds door het
gemeentebestuur is besloten om den hoofden van dienst aan
te schrijven hiervan zooveel mogelijk partij te trekken. Ten
aanzien van de gestichten en de werkinrichting gebeurt het
reeds. Hierbij komt nu het werk, dat door de blinden wordt
gemaakt, dat, hoewel het zeer duur is, toch goedkoop zal
zijn. Hiervan zal dus gebruik worden gemaakt.
De heer Baart, voor de derde maal het woord verkrijgend,
erkent, dat hij, als de zaak zoo staat, een overbodige vraag
heeft gedaan, maar het was spreker niet bekend en dus heeft
hij gemeend deze vraag te moeten stellen.