134
een subsidie tot dat bedrag niet een sluitende rekening kan
worden gemaakt. De oorzaak hiervan is gelegen, eenerzijds
in uitbrei ling van de werkzaamheden, anderzijds in de
omstandigheid, dat de hulp welke van de zijde van de
Inspectie der directe belastingen, le afdeeling, welwillend
werd verstrekt, o. a. in den vorm van administratieven
bijstand en huisvesting, thans niet meer kan worden ver
leend, terwijl daarnaast nog op uitgaven moet worden ge
rekend, die 'aanvankelijk niet waren voorzien.
Blijkens de in de Leeskamer ter visie liggende begrooting
moeten de uitgaven thans worden geraamd op 10050.
waartegenover als eigen ontvangsten der vereeniging slechts
kan worden gesteld een som van f 5.550.zoodat boven
het tegenwoordig gemeentelijk subsidie van ten hoogste
750.nog in een bedrag van 3.750.moet worden
voorzien.
Nu heeft de vereeniging zich tot dekking van dat bedrag
in de eerste plaats tot het Rijk gewend om subsidie, wijl
dit bij het werk van den dienst uiteraard eveneens groot
belang heeft.
Na een aanvankelijke weigering van den Minister van
Financiën hetgeen de vereeniging aanleiding gaf haar
adres van 29 Augustus 1928 tot Uwe Vergadering te richten,
welk adres in Uwe zitting van 4 September j. 1. om. prae-
advies in onze handen werd gesteld verklaarde de Minister
zich nader bereid voor de jaren 1928 en 1929 subsidie uit
's h'ijks kas te verleenen, indien de gemeente als borg voor
de vereeniging tegenover de aangeslotenen optrad. Had
ons College aanvankelijk tegen dezen eisch, die gesteld werd,
om den dienst op één lijn te kunnen stellen met dien van
een openbaar lichaam, bezwaar, o. m. op grond, dat een
zoodanige borgstelling voor een vereeniging tegenover haar
eigen leden, die vrijwillig tot haar toetreden, een eigen
aardige figuur zou zijn, toen ons bleek, dat het verkrijgen
van rijkssubsidie daarvan afhankelijk werd gesteld, meenden
wij, om het voortbestaan van den dienst niet in gevaar
te brengen, onze bedenkingen te moeten laten varen. Het
belang, dat de gemeente heeft bij de, uit een prijzenswaar
dig particulier initiatief voortgekomen instelling, die zich
nog steeds verder ontwikkelt, rechtvaardigt o. i. wel dat
de gemeente de gevraagde garantie verleent, en te minder
bezwaar bestaat naar ons oordeel daartegen, waar het
risico van de borgstelling door de verplichte overstorting
van de opgehaalde gelden bij den gemeente ontvanger ieeds
zeer beperkt is en door goed toezicht op de gestie van den
dienst nog verder getemperd kan worden bovendien kan
de gemeente door het sluiten van een verzekering zich
tegen dit risico volkomen dekken.
Het rijkssubsidie zal bedragen ten hoogste 1 van de
voor het Rijk geïnde belastinggelden (hieronder begrepen
de gemeentelijke inkomstenbelasting en gemeente-opcenten
op de rijksbelastingen), voor zoover deze niet meer dan
250.000.bedragen Va van de geïnde belastinggelden
boven 250.000.tot 500.000.— en 1/i van de geïnde
belastinggelden boven f 500.000.
Het wordt voorloopig toegekend voor de jaren 1928 en
1929, terwijl tegen het einde van 1929 en eventueel tegen
het einde van ieder daarop volgend jaar nauwkeurig zal
worden onderzocht, of de dienst voordeel voor het Rijk ople
vert en naar den uitslag van dit onderzoek zal worden
beslist, of in het vervolg subsidie wordt verleend.
Aangezien aan de begrooting van den dienst een opgehaald
bedrag van 250.000 ten grondslag ligt, kan het rijks
subsidie op 2.500.worden gesteld. Het gemeentelijk sub
sidie zou dus van ƒ750.- op ƒ2.000.— moeten worden ge
bracht, om een sluitende begrooting te verkrijgen.
Ook deze verhooging van subsidie zouden wij der vereeni
ging, met het oog op het belang van de gemeente bij den
dienst, niet willen onthouden.
Met behoud van de degressie in het tarief, ware het sub
sidie thans aldus te bepalen:
l°/o van de geïnde sommen tot 100.000.
3A van de geïnde sommen boven 100.000.tot
ƒ200.000.—
1/i van de geïnde sommen boven 200.000.tot
250.000.met dien verstande, dat het subsidie, met
inachtneming van het maximum ad 2.000.niet meer zal
bedragen dan tot dekking van tekort, na aftrek van het
rijkssubsidie, benoodigd is.
De garantie en het gemeentelijk subsidie, welk laatste
thans tot wederopzeggens geldt, zouden, mede uit een oogpunt
van uniformiteit, verder kunnen worden verleend voor den
duur van het rijkssubsie, behoudens natuurlijk de bevoegd
heid der gemeente, om een en ander te beëindigen, wanneer
de dienst voor de gemeente naar haar oordeel geen voldoende
voordeel meer oplevert.
Kan de garantie alleen voor het toekomende werken, de
verhooging van het subsidie zal, evenals de bijdrage van
het Rijk, "dienen in te gaan met het jaar 1928.
Eindelijk zullen de voorwaarden op eenige punten moeten
worden aangevuld, ten einde de gemeente bij den nieuwen
stand van zaken meer middelen in de hand te geven tot
het uitoefenen van controle op de gestie van den dienst.
Onder mededeeling, dat de Commissie van Financiën zich
blijkens onderstaand advies met een en ander kan ver
eenigen, geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging,
te besluiten:
A, 1°. met wijziging van Uw besluit van 13 Februari 1928
aan de vereeniging Leidsche Belastingophaaldienst te Leiden
voor den duur, dat deze vereeniging op den voet, neerge
legd iu de missive van den Minister van Financiën van
6 November 1928, subsidie uit 's Rijks kas geniet, een sub
sidie toe te kennen van ten hoogste ƒ2.000,per jaar,
gerekend te zijn ingegaan met het jaar 1928, en berekend
naar het bedrag der jaarlijks opgehaalde belastinggelden, t.w.
1% van de geïnde sommen tot en met 100.000.
s/4 van de geïnde sommen boven 100 000.tot en
met 200.000.en 1/2 van de geïnde sommen boven
200.000.tot en met f 250.000.met dien verstande, dat
het gemeentelijk subsidie in geen geval meer zal bedragen
dan na aftrek van bedoeld rijkssubsidie tot dekking van
het tekort van de door Burgemeester en Wethouders goed
gekeurde rekening van den ophaaldienst vereischt wordt;
2°. voor gelijken duur als waarvoor het gemeentelijk
subsidie geldt, te waarborgen de overstorting ten kantore
van de rijks administratie van de door de vereeniging
Leidsche Belastingophaaldienst bij haar leden opgehaalde
belastinggelden en ons College te machtigen een verzekering
te sluiten tot dekking van het daaruit voor de gemeente
voortvloeiend risico
een en ander behoudens de bevoegdheid van de gemeente,
om de garantie en het subsidie te beëindigen, indien de
dienst naar het oordeel van de gemeente voor haar geen
voldoende voordeel meer oplevert en verder onder de voor
waarden, opgenomen in het in de Leeskamer ter visie lig
gende ontwerp-raadsbesluit;
B. vast te stellen den hierbij overgelegden begroolings-
staat, dienst 1928, model E, groot 1.250.Op den post
voor „Onvoorziene Uitgaven", waarvan dit bedrag wordt
afgeschreven, is nog 7.782.33J beschikbaar. Een voorstel
tot verhooging van den betrekkelijken post der begrooting
1929 zal worden gedaan bij de Memorie van Antwoord op
het Sectieverslag.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 7 November 1928.
De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe vergade
ring mede te deelen, dat zij 'zich kan vereenigen met het
voorstel van Burgemeester en Wethouders:
a. om het subsidie aan de vereeniging Leidsche Belasting-
Ophaaldienst te verhoogen tot ten hoogste j 2.000.per
jaar;
b. om te waarborgen de overstorting ten kantore der
rijksadministratie van de door die vereeniging bij haar leden
opgehaalde belastinggelden.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 214. Leiden, 12 November 1928.
Door de Haagsche Tramweg Maatschappij is indertijd een
bedrag van 7000.in de gemeentekas gestort als een
bijdrage in de kosten van de verbretding van den Sta
tionsweg, welke verbreeding noodzakelijk was geworden
ten gevolge van het in het jaar 1925 leggen door ge
noemde Maatschappij van een nieuwe spoorbaan naast de
reeds bestaande in dezen drukken verkeersweg; aan de be
schikbaarstelling van dit bedrag werd de voorwaarde ver
bonden, dat daarvan ƒ500.— zou worden gerestitueerd voor
ieder vol jaar, dat door de Maatschappij binnen 10 jaar van
het emplacement geen gebruik meer zou worden gemaakt.
Inderdaad werd de voor het rijverkeer in beide richtingen
tusschen de buitenste rail en den trottoirrand overblijvende
ruimte ter hoogte van perceel Stationsweg No. 55 (café
restaurant „Zomerlust") door het leggen van de nieuwe
spoorbaan teruggebracht tot een breedte van slechts 5.43 M.,
hetgeen onvoldoende moest worden geacht.
Hoever moest nu de voorgenomen verbreeding zich in de
lengte uitstrekken Aanvankelijk is alleen gedacht aan een
verbreeding van den rijweg vanaf perceel No. 57 (café-restau
rant „Zomerzorg") tot aan ongeveer perceel No. 25 (Dr. Kroon)
door verlegging van het Oostelijke trottoir (zijde Zomer
zorg) in Oostelijke richting, dus naar de huizenrij toe, waar-