212
MAANDAG 29 OCTOBER 1928.
dat zij geen bons meer zou krijgen, indien zij brandstoffen
over had en dat niet mededeelde, een dergelijke verklaring
afgelegd tegenover het Burgerlijk Armbestuur, maar bij de
steunverleening is het nooit voorgekomen, dat de werkloozen
de bons teruggaven, omdat zij cokes te veel hadden.
Nu heeft de Wethouder er op gewezen, dat voor de onder
steunden de kindertoeslag is verhoogd van ƒ1.— tot 1.25,
maar hij zal zich herinneren, dat bij de bespreking van de
maatregelen, ten aanzien van de steunregeling genomen, door
spreker is betoogd, dat de voordeelen, welke aan den eenen kant
werden gegeven, door andere maatregelen weer werden te niet
gedaan. Indien de Wethouder dat in aanmerking neemt, dan zal
hij moeten toegeven niet het recht te hebben te zeggen, dat de
werkloozen zoozeer in ondersteuning zijn vooruitgegaan, dat zij
wel een kwartje kunnen bijbetalen om een H.L. parelcokes te
krijgen. De menschen, die van de uitkeering moeten leven,
kunnen daarmede niet rondkomen en daarom is aanneming van
sprekers voorstel gewenscht.
De heer Wilbrink deelt den heer Baart mede, dat hij
meermalen heeft geprobeerd met een hoeveelheid cokes als
de werkloozen krijgen rond te komen en daarin goed te zijn
geslaagd, ook in een gezin met kinderen.
Mevrouw Braggaar—de Does zegt, dat dit geen verge
lijking is, want in het gezin van den heer Wilbrink heerscben
geheel andere toestanden dan in dat van een werklooze;
daar is dikwijls een tekort aan voeding en kleeding, hetgeen
bij den heer Wilbrink zeker niet het geval is.
Het amendement van den heer Baart wordt verworpen
met 23 tegen 10 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Meijnen, van der Reijden, Ber
gers, Spendel, Eikerbout, Wilmer, Wilbrink, de Reede, Par-
mentier, Romijn, Reimeringer, Tepe, Splinter, Goslinga, Heems
kerk, Kuivenhoven, van Es, Sijtsma, van Rosmalen, Huurman,
Manders, Bosman en van Tol.
Vóór stemmen de heeren Kooistra, Schüller, Vallentgoed,
Baart, Verweij, van Stralen, Groeneveld, van Eek, Koole en
mevrouw Braggaarde Does.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders be
sloten.
VIII. Voorstel
a. tot vaststelling van de vergoeding, bedoeld in het le tot
en met 7e lid van art. 101 der L.O.-wet 1920, over het
jaar 1925, aan de besturen van verschillende bijzondere
scholen
b. tot vaststelling van de bedragen, die, overeenkomstig het
8e lid van het sub a bedoeld wetsartikel, over de jaren
1923 tot en met 1925 door het bestuur van de bijzondere
school aan de Oude Vest 193/195 in de gemeentekas
moeten worden gestort, respectievelijk aan het bestuur
van de bijzondere scholen aan de Munnikenstraat la en
Oosterstraat 16 moeten worden uitgekeerd
c. tot vaststelling van de vergoeding, bedoeld in het 9e
lid van het sub a bedoeld wetsartikel, over 1925, aan
de besturen van verschillende bijzondere scholen.
(Zie Ing. St. No. 208.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloteD.
IX. Voorstel:
a. tot vaststelling van de verordening, houdende wijziging
van de verordening van 30 Juli 1923 (Gemeenteblad
No. 25), regelende het openbaar gewoon lager- en uit
gebreid lager onderwijs in de gemeente Leiden;
b. tot nadere aanduiding van de Centrale school voor het
7e leerjaar, met den naam »Ceritrale school voor het
7e en 8e leerjaar".
(Zie Ing. St. No. 203.)
Hierbij komt tevens in behandeling het desbetreffend adres
van de afd. Leiden van den Bond van Nederl. Onderwijzers.
a. De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer Verweij kan zich volkomen vereenigen met dit
voorstelspreker is zoozeer overtuigd, dat hetgeen hier be
handeld wordt goed is, dat hij van deze plaats af een woord
van dank wil brengen aan het hoofd van deze school voor
het mooie werk en voor de liefde, die hij bij dit voorstel
voor het openbaar onderwijs aan den dag heeft gelegd.
Spreker kan zich in het algemeen aansluiten bij de in het
adres van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers geuite
teleurstelling over het feit, dat hier de organisaties van het
onderwijzerspersoneel niet zijn gehoord. Al heeft de Raad,
en hebben dus ook anderen, niets met het leerplan te maken
het leerplan wordt door Burgemeester en Wethouders en
den Inspecteur van het Onderwijs, in overleg met het be
trokken schoolhoofd opgemaakt alleen het feit, dat de
verordening gewijzigd moet worden, is aanleiding, dat deze
zaak hier gebracht moet worden. Al heeft de zaak niet veel
om het lijf, toch is spreker van meening, dat het in het
algemeen gewenscht is aan het rechtmatig verlangen van de
betrokkenen om in belangrijke zaken, het onderwijs betref
fende, gehoord te worden, gevolg te geven. Spreker zal hier
over nog nader bij de begrooting spreken.
Wat den naam van de school betreft, kan spreker zich
aansluiten bij de meerderheid van Burgemeester en Wet
houders. De naam »Centrale school voor het 7e en 8e leer
jaar" is in overeenstemming met de werkelijkheid. Het onver
anderd laten van den naam zou niet strooken met de wijzi
gingen, welke met deze verordening worden doorgevoerd.
De heer Bosman sluit zich aan bij hetgeen de heer Verweij
heeft gezegd over het werk, dat het hoofd der betrokken
school heeft geleverd. De opzet lijkt spreker uitmuntend.
Spreker wil alleen een korte opmerking maken over den
naam van de school. Hij is het niet eens met den heer
Verweij, dat de naam, welken de meerderheid van Burge
meester en Wethouders de school wil doen dragen, voldoende
het onderwijs aanduidt, dat aan de school zal worden ge
geven, en hij prefereert dan ook den naam, welke allereerst
door het hoofd der school is voorgesteld, nl. «Centrale school
voor het zevende leerjaar en voor voortgezet lager onderwijs".
Verwarring wordt gevreesd met het u. 1. o., maar voor die
vrees bestaat geen reden. Het is geen opleidingsschool, maar
een school, welke in het 8e leerjaar het lager onderwijs
voortzet. Waar de titel, zooals die het eerst is bedacht,
precies weergeeft het onderwijs, dat op de school zal worden
gegeven, wil spreker voorstellen de school dien naam te
doen dragen.
De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Bosman op
art. I het volgende amendement is ingediend
«Ondergeteekende stelt voor art. I te doen luiden als volgt:
«In art. I, sub 1° b, wordt voor »7e leerjaar" gelezen
»7e leerjaar en voortgezet lager onderwijs".
Het is natuurlijk de bedoeling van den heer Bosman, dat
dit amendement ook de artikelen II en III geacht wordt te
betreffen. Er kan dus bij art. I over het amendement gestemd
worden; vereenigt de Raad zich er mede, dan wordt dezelfde
wijziging ook in de artikelen II en III aangebracht; wordt
het verworpen, dan wordt het ook ten aanzien van deze
artikelen als verworpen beschouwd.
De heer Tepe zegt alleen te behoeven in te gaan op de
opmerking van den heer Bosman omtrent het wijzigen van
den naam der school.
Spreker stelt voorop, dat het College van Burgemeester
en Wethouders die naamkwestie niet van zoo groote beteekenis
heeft geacht. Er was een minderheid, die er anders over dacht
dan de meerderheid, alleen omdat men meende, dat de naam
even goed onveranderd kon blijven met het oog op het
weinige belang van de zaak. Het komt niet aan op den naam
der school, maar wel op de beteekenis, welke de school straks
zal hebben voor het arbeiderskind in de stad.
Die reputatie is geenszins afhankelijk van den naam, maar
zal wel aan die school voorafgaandie zal de Leidsche
burgerij precies duidelijk maken wat die school beoogt. Aan den
anderen kant is er natuurlijk wel iets voor te zeggen, dat de
naam van welke inrichting ook zoo nauwkeurig mogelijk is,
teneinde verwarring te voorkomen. Nu meent het College, dat
er inderdaad aanleiding tot verwarring zou bestaan, indien
de naam der school zou luiden, zooals het hoofd der school
voorstelt. De Lageronderwijswet kent reeds verscheidene soorten
lager onderwijs; wanneer daar nu de naam «voortgezetlager
onderwijs" nog bijkomt, zou dat gemakkelijk aanleiding tot
verwarring gevenmen kan niet verwachten, dat het publiek
al die soorten lager onderwijs zal weten te onderscheiden en
daarom heeft het College de voorkeur gegeven aan den
voorgestelden naam.
Spreker ontving zoo juist bericht, dat de heer Bloemink
volkomen genoegen kan nemen met de door het College
voorgestelde naamsverandering; reeds vroeger had hij spreker
in een onderhoud toegegeven, dat er wel wat voor het voorstel
van Burgemeester en Wethouders te zeggen was.
Spreker was eerst van plan geweest op het adres van den
Bond van Nederlandsche Onderwijzers in te gaan, maar nu
de heer Verweij op deze quaestie bij de begrooting zal terug
komen, en nu deze zelf erkent, dat de quaestie niet heel veel