208
MAANDAG 29 OCTOBER 1928.
10°. Verzoek van de Vereeniging tot bestrijding der Tuber
culose, om verhooging van de subsidie voor 1929.
Zal worden behandeld bij de begrooting.
11°. Nader schrijven van J. Bijleveld in zake de onbewoonbaar
verklaring van zijn perceel Utrechtsche Jaagpad No. 39.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten
het schrijven ter visie te doen leggen.
12°. Adres van de afdeeling Leiden van den Bond van
Nederlandsche Onderwijzers, in zake het voorstel, betreffende
wijziging van de verordening, regelende het openbaar gewoon
lager- en uitgebreid lager onderwijs.
Zal worden behandeld bij punt 9.
De Voorzitter deelt verder mede:
dat Prof. Mr. G. André de la Porte door Burgemeester en
Wethouders is benoemd tot Regent van het Gereformeerd
Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis en dat hij
zich bereid heeft verklaard die benoeming aan te nemen.
De Voorzitter stelt ten slotte voor:
om het voorstel van de Commissie ad hoc, in zake de
jaarwedde en de wijze van pensionneering van de Wethouders,
te behandelen tegelijk met de Gemeentebegrooting.
Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem
ming besloten.
Aan de orde is alsnu:
I. Benoeming van een Ingenieur der Gemeentewerken.
(Zie Ing. St. No. 199.)
De Voorzitter verzoekt den heeren Meijnen, Bergers,
Kooistra en Parmentier het stembureau te vormen.
Wordt benoemd, in den rang van Ingenieur 2e klasse, de
heer Ir. Ch. C. van der Vlis met 25 stemmende heer Ir. J. H.
van der Griendt verkreeg 4 stemmen, terwijl 1 biljet in
blanco was.
(De heer van Stralen komt ter vergadering.)
De Voorzitter zegt bij den aanvang van de vergadering te
hebben medegedeeld, dat de heer van Stralen wegens onge
steldheid verhinderd was aanwezig te zijn. Nu de heer van
Stralen toch is kunnen komen, zullen, zegt spreker, de overige
leden zich met hem daarover verheugen. Spreker wenscht
den heer van Stralen van harte geluk met diens herstel.
(Teekenen van instemming
II. Benoeming van drie leden van het Burgerlijk Arm
bestuur.
(Zie lng. St. No. 205.)
De heer van Eck wenscht iets te zeggen over de voorziening
in de vacature, ontstaan door het bedanken van den heer
Planjer. Thans is er gelegenheid een onbillijkheid te herstellen,
welke bestaat in de samenstelling van het Burgerlijk Arm
bestuur. Tegen de bestaande gewoonte, om, wanneer leden
van een dergelijk College aftreden, personen van dezelfde
richting aan te bevelen, heeft spreker geen bezwaar, maar
het stelselmatig toepassen dier gewoonte kan tengevolge
hebben, dat niet voldoende rekening wordt gehouden met de
gewijzigde verhoudingen in de gemeente. Indien dit altijd
geschiedt, kan een richting, die langzamerhand meer invloed
krijgt in de gemeente, nooit naar billijkheid en voldoende in
zoo'n commissie vertegenwoordigd worden. Yoor dat feit staan
de sociaal-democraten voortdurend; vroeger beteekenden zij
politiek weinig en daarmede is bij de samenstelling der com
missies rekening gehouden, maar het kost hun nu zeer veel
moeite om den Raad de overtuiging bij te brengen, dat de
omstandigheden gewijzigd zijn. Natuurlijk maken zij er geen
aanspraak op in alle commissies vertegenwoordigd te zijn
naar evenredigheid van hun getalsterkte in den Raad en in
de gemeente; in sommige commissies treden de politiek-sociale
gevoelens der leden minder op den voorgrond, maar dit is bij het
Burgerlijk Armbestuur daarentegen inzonderheid wel het geval.
De socialisten zijn in dit opzicht geheel andere ideeën toe
gedaan dan alle burgerlijke leden; in dit opzicht bestaat er
een veel grooter verschil tusschen socialistische en burger
lijke leden dan tusschen links en rechts, en naar billijkheid
en goed gebruik moet de Raad daarmede rekening houden.
2 sociahstische op een totaal van 9 leden is een zeer bescheiden
vertegenwoordiging, maar spreker maakt voorloopig niet op
meer aanspraak. Spreker heeft dit al eens meer betoogd, maar
het heeft weinig ingang gevonden bij den Raad; alleen deed
een enkel lid een onzekere toezegging, maar tenslotte heeft
de Raad telkens de sociaal-democraten gepasseerd.
Nu wordt het den Raad bij deze bijzondere gelegenheid wel
gemakkelijk gemaakt, omdat het hier een vacature betreft,
geen herkiezing van een vrijzinnig lid; nog een ander lid is
de vrijzinnige beginselen toegedaan, zoodat men niet zou
kunnen zeggen bij benoeming van een sociaal-democraat, dat
de vrijzinnigen geweerd zouden worden. Spreker zou het dus
hoogst billijk achten een sociaal-democraat te benoemen
spreker heeft een feilen strijd moeten voeren om de socialisten
vertegenwoordigd te krijgen in de Commissies van Fabricage
en van het Grondbedrijf, waarin zij heelemaal niet waren
vertegenwoordigd en is zelfs overgegaan tot bedreigingen
natuurlijk gaat men daartoe alleen bij uitzondering over en
spreker zal nu zulke sterke uitdrukkingen niet gebruiken,
maar herinnert er aan, dat de nu heerschende partijen vroeger
onderlagen en dat, wanneer deze vroegen om vertegen
woordiging in commissies, gezegd werd: wij zoeken geschikte
leden en die waren toevallig alleen te vinden bij de boven
drijvende richting. De socialisten hebben hier echter nooit
zoo gehandeld en hebben ook wel eens de rechterzijde
gesteund, b.v. bij de verkiezing voor het Oude Mannenhuis. Zij
meenden toen, en zij houden dat vol, dat bij de samenstelling
van die Commissie zooveel mogelijk rekening moest worden
gehouden met de verschillende richtingen in de gemeente en
in den Raad, en dat is bij armenzorg in bijzondere mate het
geval. Spreker zou het grievend achten, indien de sociaal
democraten weer werden uitgesloten. Dezen krijgen het gevoel
alsof zij worden beschouwd als burgers tweede-rang, terwijl
zij toch zoowel in den Raad als in de commissies hun plicht
doen. Zij wenschen in de commissies en colleges behoorlijk
vertegenwoordigd te zijn en daarom dringt spreker er zeer
ernstig op aan, om in de vacature-Planjer een sociaal-demo
craat te benoemen. Hij wenscht als zoodanig aan te bevelen
mevrouw Braggaarde Does, die, zelve voortgekomen uit de
arbeiderskringen en daarin voortdurend levend, zeer goed op
de hoogte is van de nooden der arbeiders en die deze taak
eventueel met ijver en bekwaamheid zal vervullen.
De sociaal-democraten kunnen er geen genoegen mede
nemen, dat er wordt gezegd: gij moogt in de belangrijke
commissies wel vertegenwoordigd zijn, maar uw invloed mag
niet te groot worden. Zij wenschen hun denkbeelden op het
gebied van de armenzorg, welke andere zijn dan de over-
heerscbende, te kunnen doen hooren. Zij verhingen, dat in
het Burgerlijk Armbestuur aan hun richting een invloed wordt
toegekend, welke evenredig is aan de mate, waarin hun be
ginselen aanhangers vinden onder de burgerij, en dan moet
een tweede sociaal-democratisch lid in dat College worden
benoemd. In het belang van de goede verhoudingen en van
een goede samenwerking in den Raad hoopt spreker, dat aan
zijn billijk verzoek zal worden voldaan.
De heer Vallentgoed sluit zich aan bij het betoog van
den heer van Eck en wijst op de wenschelijkheid, om, waar
twee burgerlijke vrouwen zitting hebben in het Burgerlijk
Armbestuur, daarin ook een arbeidersvrouw te benoemen.
De heer Goslinga antwoordt, dat het Burgerlijk Armbestuur
zich bij het opmaken van de aangeboden aanbeveling op het
standpunt heeft gesteld, dat de leden van dat College zooveel
mogelijk moeten worden betrokken uit de kringen, die zich
met armenzorg bezig houden, zich daarop toeleggen en er
verstand van hebben. Het is niet bekend, dat te Leiden
eenige socialistische armenzorg bestaat, terwijl in vrijzinnige
kringen veel op dat gebied wordt gedaan, en daarom is, waar
de heer Planjer uitviel, in vrijzinnige kringen naar een ge
schikt persoon gezocht. De aandacht is toen gevallen op de
heeren Le Poole en Goudsmit, die beiden bestuurslid zijn
van de Leidsche Maatschappij van Weldadigheid, en Burge
meester en Wethouders hebben die aanbeveling overgeno
men. De Raad is echter vrij om te benoemen wien hij wil.
Er is evenwel geen enkele reden, waarom de Raad van
die vrijheid zou gebruik maken. De vergelijking met de Com
missie van Fabricage gaat heelemaal niet op; dat is een
commissie van Raadsleden en daar gaat het over den invloed
ook van hun fractie in die commissie, maar het Burgeilijk
Armbestuur is geheel zelfstandig; hier gaat het niet om een
stuk invloed, maar om een stuk macht.
De heer van Eck eischt, dat ook met zijne beginselen op
het gebied van armenzorg rekening gehouden wordt. Er
kunnen evenwel leden zijn, die dat juist verderfelijk zouden
achten. De heer van Eck zegt uitdrukkelijk, dat zijn partij
geheel anders staat tegenover de armenzorg dan alle andere
partijen. Het hesluit, dat men hier moet nemen, is een stukje
strijd en spreker is er niet voor gekozen om de macht van
de S. D. A. P. te vergrooten. Of andere leden dat op grond van
billijkheid wel willen doen, moeten zij zelf weten. Het is een
quaestie van inzicht: wat is in het belang der gemeente; het
is een stuk politieke strijd, en het gaat er niet om, iemand
een pleizier te doen. Spreker adviseert niet in te gaan op
het verzoek van den heer van Eck en meent, dat het ge-