GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 129 INeEKOKEN STUKKEN. H°. 201. Leiden, 18 October 1928. Met de in de Leeskamer ter visie liggende beslissing van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, waarbij de aanslagen als werkforens in de plaatselijke inkomstenbelasting dezer gemeente, over de belastingjaren 1926/27 en 1927/28 opgelegd aan den persoon, genoemd op den bij die beslissing ge- voegden staat, werden vernietigd, kan ons College zich niet vereenigen, omdat het van oordeel is, dat de betrokkene behoort tot de personen, die op grond van artikel 244a, le lid, sub 3°, der Gemeentewet te Leiden belastingplichtig zijn. Onder verwijzing naar de vorenvermelde stukken geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging te besluiten tot het instellen van beroep bij H.M. de Koningin tegen de bedoelde beslissing van Gedeputeerde Staten dezer provincie. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. H°. 202. Leiden, 19 October 1928. De heer J. J. Paardekooper heeft aan de gemeente te koop aangeboden het hem in eigendom toebehoorend open terrein, grenzende aan de Westzijde van de Stadsgehoorzaal, ter grootte van 80 M2. Het bezit van dezen grond is, met het oog op zijn ligging, voor de gemeente wel van belang. Vooreerst ontstaat daardoor de gelegenheid om aan de Stadsgehoorzaal enkele zeer wenschelijke verbeteringen aan te brengen, zooals het vergrooten van de koffiekamer, doch tevens wordt dan de mogelijkheid afgesneden, dat b.v. bij bebouwing door derden de toetreding van licht wordt be nomen of op andere wijze de belangen van de gemeente als eigenaresse van de Stadsgehoorzaal worden geschaad. Ka langdurige onderhandelingen werd met den eigenaar, behoudens goedkeuring van Uwe Vergadering, overeenstem ming verkregen over een prijs van 50.per M2., welke prijs ons College in de gegeven omstandigheden aannemelijk voorkomt. Wordt de koffiekamer uitgebreid en worden de verder gedachte verbeteringen aangebracht ten behoeve waarvan wij ons voorstellen binnenkort een crediet bij Uwe Vergade ring aan te vragen dan zal een en ander aan de exploi tatie ten goede komen en mitsdien het rendement voor de gemeente verhoogen. Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie liggende stukken geven wij Uwe Vergadering mitsdien, in overeenstemming met het advies van de Commissie van Fabricage, in overweging: a. te besluiten tot den aankoop tegen den prijs van 50.per M2. van de strook grond, op de overgelegde kaart in roode arceering aangegeven, deel uitmakende van het perceel, kad. bekend gemeente Leiden, Sectie G, Ho. 65, groot 80 M3, onder voorwaarde, dat ten behoeve van deze strook grond en van het perceel Sectie G, Ho. 1599 en ten laste van het perceel Sectie G, Ho. 64 en het niet verkochte gedeelte van perceel Sectie G, Ho. 65 de erfdienstbaarheden van licht en uitzicht en van weg worden gevestigd; b. ten behoeve van dezen aankoop vast te stellen den hierbij overgelegden begrootingsstaat, model D, dienst 1928, groot, met inbegrip van de kosten van overdracht 4.175. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. H°. 203. Leiden, 20 October 1928. Bij zijn in de Leeskamer ter inzage gelegd schrijven geeft het hoofd van de Centrale school voor het 7e leerjaar als zijn gevoelen te kennen, dat, nu de groep leerlingen, die geheel vrijwillig langer dan één jaar zijn school pleegt te bezoeken wordt versterkt met een categorie leerlingen, welke krachtens de gewijzigde Leerplichtwet verplicht is langer dan één jaar het onderwijs aan die school te volgen, het oogen- blik is gekomen, om het onderwijs in het 8e leerjaar aan zijne school te regelen en daarbij de mogelijkheid te openen tot uitbreiding van het aantal vakken, dat thans aan de school wordt onderwezen. Die uitbreiding zoude z. i. moeten bestaan in de toevoe ging aan het leerplan van een der vakken Fransch, Duitsch of Engelsch, alsmede van de vakken Handenarbeid en Algemeene Geschiedenis. Zeer juist schijnt het ons gezien, dat het hoofd der school deze uitbreiding van het aantal vakken niet zonder meer wenscht te doen gelden voor alle leerlingen van zijne school. De leerlingen toch die niet langer dan één jaar het onder wijs aan die school volgen, zijn o. i. meer gebaat met her haling en eenige uitbreiding van de reeds opgedane kennis van de vakken, welke op de gewone lagere school worden onderwezen, dan met het onderwijs in een moderne taal. Het hoofd der school dan zou Handenarbeid uitsluitend wenschen te doen geven aan de jongens, Algemeene Ge schiedenis alleen in het 8e leerjaar, Fransch, Duitsch of Engelsch enkel aan die leerlingen, van wie hij met eenige zekerheid kan verwachten, dat zij twee jaren het onderwijs aan zijne school zullen volgen en van wie, op grond van hunne vorderingen bij de toelating tot de Centrale school, mag worden aangenomen, dat zij het onderwijs in de vreemde taal met vrucht kunnen volgen. Verder geeft het hoofd der school in overweging den naam van de school te veranderen in „Centrale school voor het 7e leerjaar en voortgezet lager onderwijs". In het algemeen kunnen wij ons met de bovenaange- geven uitbreiding van het leerplan der genoemde school zeer goed vereenigen. Haar onze meening zal het onderwijs aan die school daardoor aantrekkelijker en beter worden en zal de verandering medewerken, om voor meerdere leer lingen de kloof tusschen het verlaten van de school en het tijdstip, waarop een Arbeidskaart kan worden verkregen, te overbruggen. Met den door het hoofd voorgestelden naam van de school kunnen wij ons niet vereenigen; de meerderheid van ons College is wel van oordeel, dat er aanleiding bestaat om de school op andere wijze aan te duiden, doch zij vreest, dat de toevoeging aan den naam van de woorden „en voort gezet lager onderwijs" verwarrend zal werken, dat n. 1. zal worden gedacht aan uitgebreid lager onderwijs, dat is het op het gewoon lager onderwijs volgend lager onderwijs. Zij acht het juister de school den naam te geven van „Centrale school voor het 7e en 8e leerjaar". De minderheid in ons College vindt geen voldoende aan leiding om de bestaande benaming door een andere te vervangen. Ten slotte wijzen wij er nog op, dat alvorens bovenbe doelde veranderingen kunnen worden ingevoerd, wijziging noodig is van de Verordening regelende het openbaar ge woon lager- en uitgebreid lager onderwijs. De door ons ontworpen wijzigingsverordening vereischt, na het voren staande, o. i. geen nadere toelichting. Met verwijzing naar de ter inzage gelegde adviezen van den Inspecteur van het Lager Onderwijs, de Plaatselijke Schoolcommissie en de Commissie voor het Onderwijs, geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging: a. over te gaan tot vaststelling van de volgende veror dening: VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 30 Juli 1923 (Gemeenteblad No. 25), regelende het openbaar gewoon lager- en uitgebreid lager onderwijs in de gemeente Leiden, gewijzigd bij de verordening van 25 October 1926 (Gemeenteblad No. 15). Artikel I. In artikel 1, sub 1°, b, wordt voor „7e leerjaar" gelezen „7e en 8e leerjaar". Artikel II. In artikel 3 wordt achter het gedeelte betrekking hebbende op de scholen voor gewoon lager onderwijs ingelascht„Aan de Centrale school (scholen) voor het 7e en 8e leerjaar kan voorts onderwijs worden gegeven in één of meer van de vakken l, m, n, q en r, vermeld in evengenoemd wetsartikel". Artikel III. In het eerste lid van artikel 5, sub a, wordt voor „Cen trale school (scholen) voor het 7e leerjaar" gelezen: „Centrale school (scholen) voor het 7e en 8e leerjaar". Artikel IV. In artikel 13 wordt voor „de Inspecteur van het lager onderwijs en de Schoolopzieners in het district Leiden" in

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 1