MAANDAG 27 AUGUSTUS 1928. 171 gemeester en Wethouders begrijpelijk, dat zoo gehandeld was. Mijnheer de Voorzitter, den heer Spendel zal het nu wel duidelijk geworden zijn, dat niet spreker er naast is om deze zaak hier te behandelen, maar de heer Spendel zelf er naast is, als hij verklaart, dat deze zaak niet in den Raad behandeld dient te worden. Het is in de Commissie van Fabricage behandeld, en daar spreker de minderheid vormt inzake dit geval, meent hij het recht te hebben, omdat de zaak anders niet in den Raad behandeld zou worden, het op de wijze van een interpellatie in den Raad aan de orde te stellen. En als de heer Spendel meent het gemeentebelang te kunnen dienen met een bepaalde zaak aan de orde testellen in den Raad door middel van het houden vaneen interpellatie, zou hij zeer zeker dat niet laten. En ook spreker heeft van dit recht gebruik gemaakt en zal zeer zeker in de toekomst van dat recht steeds gebruik maken, indien spreker meent daar het gemeentebelang mede te dienen. Alhoewel spreker hedenmiddag wel duidelijk Ijeeft kunnen constateeren.dat Burgemeester en Wethouders met gemeente belang alleen bedoelen als het gaat om de financieën der gemeente, maar niet van dat harer inwoners. En aan het behartigen van dit gemeentebelang wenscht spreker niet mede te werken. De heer Elkerbout wil even vaststellen, dat volgens de mededeelingen van den Wethouder het tekort in de exploitatie rekening over de eerste vier jaren loopt. Na dien tijd zijn de huren twee keer verhoogd. De laatste jaren schijnt men geen tekorten te hebben gehad. Het gaat alleen over het achter stallige tekort, dat reeds of 8 jaren geleden is en dat een oplossing zou verkrijgen, indien men dat tekort voor rekening van de gemeente bracht, waarmede de zaak als afgedaan kon worden beschouwd. De heer Splinter zegt, dat het hem te ver zou voeren, indien hij de zaak ging uitleggen, en daarom g3eft hij den heer Eikerbout in overweging zich in verbinding te stellen met het bestuur van »Eensgezindheid". De heer Groeneveld zegt, dat de Wethouder, hoe hij ook kronkelt, er niet uitkomt. Het gemeentebestuur had, toen het dien brief van den Directeur-Generaal ontving, kunnen zeggen, dat het niet voor brievenbesteller wilde spelen, en den brief kunnen terugsturen aan den afzender, maar dat heeft het niet gedaan. Wel heeft het een vervalscht uittreksel van den brief doorgezonden. De heer Splinter: Met goedkeuring van den Directeur- Generaal. De heer Groeneveld acht dit niet een eerlijke manier om de zaak te behandelen. Afgescheiden of het gemeentebestuur op den raad van den Directeur-Generaal was ingegaan, had spreker gewild, dat de brief zonder meer was doorgezonden aan de woningbouwvereniging. Niet een afschrift, waarin niet de geheele waarheid stond. Wanneer de Raad het goed keurt, dat het gemeentebestuur op een dergelijke wijze omgaat met brieven, die voor een ander bestemd zijn, weet spreker niet waar men heengaat. Men kan het niet goedkeuren, dat op die manier een brief wordt onderschept, verduisterd of achtergehouden. De heer Splinter laat deze woorden geheel voor rekening van den heer Groeneveld, maar wil er nogmaals op wijzen, dat het College geheel is afgegaan op den brief van den Directeur-Generaal van 9 December, waarin hij mededeelde, dat hij zich met het standpunt van de gemeente wel kon vereenigen. De heer Schüller: Dat staat niet in den brief van 9 December; ik tart u dien voor te lezen. De heer Splinter: Ik kan er een paar regels van voorlezen, De heer Schüller: Laat de staart er maar af; die heeft met deze zaak niets te maken. De heer Splinter: Dan lees ik hem voor in zijn geheel. De heer Schüller: Mij goed, maar dan draagt u de ver antwoording er voor. Die persoonlijke kwestie heeft hier niets mede te maken. De heer Splinter deelt mede, dat er in staat: »Ik ben bereid zooveel mogelijk mede te werken tot een voor de gemeente minder bezwarende oplossing, die wellicht gevonden zou kunnen worden op de volgende wijze". Dan volgt een bespreking omtrent huurverhooging. Spreker meent, dat het College daaruit mocht afleiden, dat de Directeur-Generaal bereid was mede te werken tot een oplossing van deze kwestie op de wijze als door Burgemeester en Wethouders was voorgesteld. De heer van Rosmalen zal voor de motie stemmen, afge scheiden van al datgene wat daarbij behandeld is. Spreker zou alleen gaarne zien, dat de brief werd doorgezonden aan het bestemde adres. De heer Kuivenhoven sluit zich hierbij aan, maar had gaarne gezien, dat de brief aan het bestuur was doorge zonden met een begeleidend schrijven, dat Burgemeester en Wethouders het er niet mede eens waren. De motie van den heer Schüller wordt met 15 tegen 14 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Koole, van Tol, van Rosmalen, Kuivenhoven, Groeneveld, Baart, van Eek, Mevr. Braggaar— de Does, de heeren Verweij, Kooistra, Vallentgoed, Schüller, Heemskerk, Eikerbout en van Stralen. Tegen stemmen: de heeren van Es, Romijn, Bergers, Tepe, Wilmer, Huurman, Sijtsma, Meijnen, Spendel, Bosman, Rei- meringer, Splinter, Goslinga en Parmentier. (De heeren Manders, de Reede, van der Reijden en Wil brink hadden de vergadering inmiddels verlaten). De Voorzitter verklaart hierop de interpellatie voor ge sloten en vraagt of een der leden thans nog ietsin het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Baart zegt in het Leidsche Dagblad van Dinsdag 21 Augustus een advertentie te hebben gelezen, waarin een klerk 2e klasse werd gevraagd voor het gesticht »Endegeest". Hij heeft zich daarover verwonderd, niet alleen omdat hem bekend was, dat in een bespreking, welke had plaats gehad tusschen den heer Tepe en eenige leden van den Ambte- naarsbond, was verklaard, dat, wanneer er vacatures waren, de aandacht van alle hoofden van takken van dienst er op zou worden gevestigd, maar ook omdat daardoor werklooze arbeiders, die bij de Arbeidsbeurs waren ingeschreven, werden gepasseerd. Het is spreker gebleken, dat, nadat die adver tentie was geplaatst, aan de Arbeidsbeurs is gevraagd of er menschen waren ingeschreven. Spreker noemt het onnoodig geld uitgeven, als men een advertentie plaatst, terwijl er bij een gemeente-instelling, in casu de Arbeidsbeurs, personen zijn ingeschreven, geschikt om de bestaande vacature te ver vullen, daargelaten nog dat men andere menschen noode- loos een zegeltje laat koopen om te solliciteeren en bij hen ten onrechte verwachtingen opwekt. Spreker hoopt, dat de Commissie van »Endegeest" voortaan direct een keuze doet uit de werklooze arbeiders, zoodat dergelijke advertenties achterwege kunnen worden gelaten. Verder wijst spreker er op, dat bij het bureau der bevol king voor den buitendienst iemand is tewerk gesteld, die niet werkloos was, n. 1. de heer Bekooij, die bij de firma Driessen, een goudsmid, werkzaam is. Spreker vraagt, of'niet iemand had kunnen worden genomen, die bij den Dienst voor Sociale Zaken als werkloos stond ingeschreven, wat met tientallen personen het geval is. Hij noemt het een zonder linge manier van handelen om tot iemand, die bij een patroon werkt, te zeggen vraag een paar maanden vrij, dan kunt gij bij de gemeente komen. Hij hoopt, dat iets dergelijks zich niet meer zal voordoen en voortaan in de eerste plaats werklooze arbeiders te werk zullen worden gesteld. De Voorzitter kan mededeelen, dat de commissie, die de zaak heeft behandeld, heeft besloten een advertentie te plaatsen. Indien vergeten is voorat de bemiddeling van de Arbeidsbeurs te vragen, is dat een verzuim geweest. Intusschen heeft dit alsnog achteraf plaats gehad. Met betrekking tot den bevolkingsagent is wel degelijk de bemiddeling van de Arbeidsbeurs ingeroepen. De heer Groeneveld herinnert er aan, dat de heer Bergers in de vorige vergadering heeft gewezen op den gevaarlijken hoek van de Boerhaavestraat met de Morschstraal. Heden morgen heeft spreker kunnen constateeren, dat de heer Bergess gelijk had, want een auto had aldaar een zonnescherm stukgereden. Spreker ondersteunt dus het verzoek van den heer Bergers. Voorts is het spreker opgevallen, dat men het smalle brugje in den Haagweg bij de spoorweghaven, aan hetrepareeren en verven is, waaruit spreker opmaakt, dat men het voorloopig nog niet kwijt is. De Voorzitter zegt, dat deze zaak zijn volle aandacht heeft. De quaestie, in de vorige vergadering door den heer Bergers

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 17