77
bedoeld in artikel 102 der Lager Onderwijswet 1920, over
het jaar 1924, vast te stellen in totaal op ƒ5.999.14 en wel
voor den cursus in de school:
aan de Hoogewoerd 57, op780 71
aan de Hooglandsche Kerkgracht 20a, op 1.397.06
aan de Middelstegracht 119, op2.301.04
aan de Pasteurstraat 2b, op1.520.33
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Wetli. van Leiden.
N°. 143.
Leiden, 16 Juli 1928.
Naar aanleiding van de door enkele besturen van bijzon
dere scholen ingediende aanvragen om toekenning van een
bijdrage ten behoeve van het door hen gedurende 1925
gegeven vervolgonderwijs, deelen wij U mede, dat blijkens
de bij de stukken in de Leeskamer gevoegde berekening,
over het dienstjaar 1925 ter zake van het openbaar vervolg
onderwijs 6.907.71 ten laste van de gemeente is gebleven.
Aangezien het openbaar vervolgonderwijs in dat jaar door
gemiddeld 187 leerlingen werd gevolgd, bedroegen de netto-
kosten van dat onderwijs derhalve gemiddeld 36.94 per
leerling.
Voorts deelen wij U nog mede, dat in 1925 van 1 Januari
31 Maart en van 1 October31 December gedurende 8 uren
per week openbaar vervolgonderwijs is gegeven.
In verband met een en ander geven wij U, met verwijzing
naar de in de Leeskamer ter inzage gelegde stukken, in over
weging de bijdrage, bedoeld in artikel 102 der Lager Onder
wijswet 1920, over het jaar 1925 vast te stellen in totaal op
ƒ6.168.98 en wel voor den cursus in de school:
aan de Hoogewoerd 57, op480.22
aan de Middelstegracht 119, op2.216.40
aan de Pasteurstraat 2b, op2.216.40
aan de Hooglandsche Kerkgracht 20a 1.255.96
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 144.
Leiden, 17 Juli 1928.
Bij Uw besluit van 8 Augustus 1927, waarbij aan de
Onderlinge Vereeniging voor Ziekenhuis verpleging en aan de
afdeeling Ziekenliuisverpleging van de Coöperatie „Vooruit"
voor het jaar 1927 een bijdrage van 1.per patient en
per verpleegdag werd toegekend voor die leden, wier verpleeg-
kosten, zoo zij geen lid der vereeniging waren, voor rekening
van de gemeente zouden zijn gekomen, werd o. m. bepaald,
dat in dit jaar, na de indiening van de rekening over 1927,
zou worden overwogen, of verdere subsidieëring nog noodig
of wenschelijk is.
De ingezonden rekeningen hebben ons thans in staat gesteld
opnieuw een blik te slaan in de finantieele gestie van de
beide vereenigingen, die zich de verzekering tegen de kosten
van ziekenhuis verpleging ten doel stellen.
Het zeer te waardeeren doel van deze vereenigingen, haar
nuttig effect en het belang der gemeente daarbij betrokken,
kunnen wij thans, na ons uitvoerig praeadvies van 2 Augustus
1927 (Ingek. Stukken no. 171) en het op 18 Mei te voren
uitgebracht advies door de Commissie voor den Geneeskun
digen Dienst, stilzwijgend voorbijgaan.
Het gaat eigenlijk thans alleen om de in 1927 gemaakte
reserves.
En dan blijkt uit de ingezonden rekeningen, dat de
„Onderlinge" in 1926 2800.meer heeft gereserveerd
dan in 1925, doch in het jaar 1927 slechts 1100.meer
dan in 1926 en dat de afdeeling van „Vooruit" in 1927
slechts een luttele 125.meer heeft gereserveerd dan in
1926.
Bij een flinke aanwas van leden, is dus de groei van de
reserves verminderd.
De oorzaak hiervan is de Commissie voor den Genees
kundigen Dienst zegt het terecht het steeds grooter
wordende aantal aanvragen om ziekenliuisverpleging, Bönt-
genbestraling, Sanatoriumverpleging, enz.
Duurde deze toeneming steeds voort, dan zou er ten slotte
niet veel meer kunnen worden gereserveerd en vooral niet
als men bedenkt, dat het doel van de vereenigingen, n.l. de
verzekering tegen alle kosten van verpleging, operatie, enz.,
nog niet is bereikt.
Vrij zeker mag echter worden aangenomen dat na een
paar jaren een zekere stabiliteit is ingetreden, zoowel wat
het ledental als het getal aanvragen betreft.
Dan eerst zal men kunnen beoordeelen of de vereenigingen
de bijdragen kunnen missen; vóór dien tijd zal telkens moeten
worden overwogen, of subsidieering nog noodig is en zoo ja,
tot welk bedrag.
Wat nu de de reservekapitalen zelf betreft: wij meenen
dat een reservekapitaal van 25000.voor een vereeniging
met ruim 15000 leden absoluut niet voldoende is en evenmin
een kapitaal van 8500.voor een vereeniging met bijna
5000 leden.
Deze kapitalen zullen zeer zeker niet voldoende blijken,
om bij veel ziekten of epidemie aan alle leden die uitkeeringen
te kunnen geven, waarop zij krachtens statuten en reglementen
recht hebben.
En nu lijkt het ons in het welbegrepen finantieel belang
der gemeente veel beter om gedurende eenige jaren een be
trekkelijk klein bedrag aan subsidie te geven, dan bij e. v.
epidemie plotseling groote finantieele offers te moeten brengen.
Wij kunnen dan ook niet onderschrijven de meening van
een lid, vormende de minderheid van de Commissie voor
den Geneeskundigen Dienst, dat het niet rationeel is subsidie
te verleenen met het doel om reserves te kweeken. Die
meening moge in het algemeen juist zijnin het onderhavige
geval is zij het niet.
Immers, juist door het kweeken van reserves zullen de
vereenigingen in tijden van nood aan al hare verplichtingen
kunnen voldoen en zullen zij de gemeente behoeden voor
het moeten doen van groote uitgaven.
Overeenkomstig het gevoelen van de meerderheid der
Commissie geven wij Uwe Vergadering dan ook in overweging
aan de Onderlinge Vereeniging voor Ziekenhuisverpleging en
aan de afdeeling Ziekenliuisverpleging van de Coöperatie
„Vooruit" ook over het jaar 1928 een bijdrage van 1.
per patient en per verpleegdag toe te kennen voor die leden
dier vereenigingen, wier verpleegkosten, zoo zij geen lid
waren, voor rekening van de gemeente zouden komen, onder
mededeeling dat in 1929, na de indiening van de rekening
over 1928, andermaal zal worden overwogen, of verdere
subsidieering nog noodig of wenschelijk is en verder onder
dezelfde voorwaarden, als vermeld in Uw besluit van 8
Augustus 1927.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 145.
Leiden, 19 Juli 1928.
Tengevolge van het aan mejuffrouw A. E. Eevers verleend
eervol ontslag moet worden voorzien in de vacature van
leerares in Geschiedenis aan de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes.
In verband daarmede hebben wij de eer Uwe Vergadering,
na gepleegd overleg met den betrokken Inspecteur van- en
de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs,
ter benoeming tot leerares in Geschiedenis aan de Hoogere
Burgerschool voor Meisjes aan te bevelen:
1°. mej. L. WABNSINCK, leerares aan de Godelindeschool
te Hilversum;
2°. mej. A. E. SMELT, leerares aan de Gemeentelijke
Hoogere Burgerschool te Hilversum.
Wij geven U in overweging tot eene benoeming over te
gaan en bij eventueele benoeming van Mej. Smelt te bepalen,
dat de benoeming voorloopig voor den tijd van één jaar
geschiedt.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 146.
Leiden. 20 Juli 1928.
Het gereedkomen van de 174 woningen van de Vereeniging
tot Bevordering van den Bouw van Werkmanswoningen op
een terrein tusschen den Morschweg en den SpoorwTeg maakt
het noodzakelijk, de straten, welke thans aangelegd worden
in dit complex, van namen te voorzien.
Onder verwijzing naar het ter inzage gelegde advies van
de Commissie van Fabricage geven wij Uwe Vergadering in
overweging, aan de hieronder vermelde straten (hof, brug),
aangegeven op de hierbij overgelegde teekening, de navol
gende nameu te geven:
Straat A. President Steinstraat;
Straat B. Jouberts-traat;
Straat C. Lopsenstraat
Straat D. Paul Krugerstraat;