76
Toch zou het onjuist zijn uit het groote overschot te
concludeeren, dat de gemeentelijke vergoeding te hoog zou
zijn integendeel blijken verschillende besturen en in het
bijzonder de besturen van de scholen voor U. L. O. voor
de instandhouding van hunne scholen meer noodig te hebben,
dan zij aan vergoeding van de gemeente ontvangen. Het
groote overschot is echter te verklaren uit het feit, dat in
1927 (zie Ingekomen stuk Ko. 69 van dat jaar) tengevolge
van een voor de besturen gunstige Koninklijke beslissing
wegens salarieering van vakonderwijzers, administratie
kosten etc., en de kosten wegens brandassurantie van de
schoolgebouwen een extra bedrag van 37.648.83 werd
uitgekeerd.
Intusschen is het ons zeer aangenaam te kunnen consta-
teeren, dat door het zuinig beheer van de bijzondere scholen
een aanzienlijk bedrag in de gemeentekas terugvloeit.
Verder kan thans ook de vergoeding wegens salarieering
van vakonderwijzers als bedoeld bij artikel 101, 9e lid der
wet over 1924 worden vastgesteld. Te dier zake heeft de
gemeente in dat jaar uitgegeven voor de scholen voor ge
woon lager onderwijs voor nuttige handwerken gemiddeld
95.24 (per wekelijksch lesuur per jaar) en voor lichame
lijke oefening 133,92 en voor de scholen voor uitgebreid
lager onderwijs voor lichamelijke oefening 129.33 en voor
wiskunde 160.50.
De vergoeding wegens salarieering van vakonderwijzers
wordt over een bepaald jaar toegekend voor ten hoogste
het gemiddeld aantal lesuren, dat in het onmiddellijk voor
afgaand kalenderjaar door vakonderwijzers aan overeen
komstige openbare scholen les is gegeven. Nu is gedurende
1923 aan de openbare scholen voor gewoon lager onderwijs
per week gemiddeld vakonderwijs gegeven in nuttige hand
werken 15,583 en in lichamelijke oefening 4,58 uren, en aan
de openbare scholen voor uitgebreid lager onderwijs in
lichamelijke oefening 12,50 en in wiskunde 10 uren. Deze
getallen gelden voor de uitkeering van de vergoeding der
halve als maxima.
Op grond van een en ander en met verwijzing naar de
ter inzage gelegde stukken, geven wij U mitsdien in over
weging:
I. de vergoeding, bedoeld in het 1ste tot en met 7e lid
van artikel 101 der Lager Onderwijswet 1920 over het jaar
1924 voor de besturen van de na te noemen bijzondere scholen
vast te stellen, voor de school voor:
l.o. aan de Krauwelsteeg, met 227 leerlingen,op 3.500.34
aan de Haarlemmerstraat 32/34, met 259
leerlingen, op3.993.78
aan de van der Werffstraat 98/100, met
266 leerlingen, op4.101 72
aan het Rapenburg 48, met 293 leer
lingen, op4.518.06
aan de Pelikaanstraat 20, met 239 leer
lingen, op3.685.38
aan de Haarlemmerstraat 240, met 378
leerlingen, op5.828.76
aan het Koordeinde 1, met 142 leer
lingen op2.189,64
aan de Middelstegracht 119, met 293 leer
lingen, op4.518.06
aan de Pasteurstraat 2b A, met 246 leer
lingen, op3.793.32
aan de Pasteurstraat 2b B, met 290 leer
lingen, op4.471.80
aan de Pieterskerkgracht, met 220 leer
lingen, op3.392.40
aan het Koordeinde 40, met 360 leer
lingen, op5.551.20
aan de Hooglandsche Kerkgracht 20a, met
217 leerlingen, op3.346.14
aan de Stadhouderslaan 1 b, met 195 leer
lingen, op3.006.90
aan de Lusthoflaan2,met2721eerlingeu,op „4.194.24
aan het Levendaal, met 161 leerlingen, op 2.482.62
aan de Oosterstraat 16, met 140 leerlin
gen, op2.158.80
aan de Munnikenstraat la, met 119 leer
lingen, op1.834.98
aan de Oude Vest 193/195, met 275 leer
lingen, op4.240.50
aan den Heerensingel 27 (Jongens), met
172 leerlingen, over het tijdvak van 1 Sep
tember tot en met 31 December, op 884.08
aan den Heerensingel 27 (Meisjes), met
134 leerlingen, over het tijdvak van 1 Sep
tember tot en met 31 December, op 688.76
aan Caeciliastraat 11/15, met 154 leer
lingen, over het tijdvak van 1 September
tot en met 31 December, op791.56
u.l.o. aan het Levendaal, met 34 leerlingen, op 892.16
u.l.o. aan de Haarlemmerstraat 32/34, met 72
leerlingen, op1.889.28
aan het Pieterskerkhof 4, met 85 leer
lingen, op2.230.40
aan het Koordeinde 40, met 83 leerlingen op 2.177.92
aan de Hooglandsche Kerkgracht 20a,
met 59 leerlingen, op1.548.16
II. Overeenkomstig het 8ste lid van het sub I genoemd
wetsartikel
a. het door de besturen van de na te noemen bijzondere
scholen over de jaren 1922 t/m 1924 in de gemeentekas te
storten bedrag te bepalen op ƒ34.885.715 en wel voor de
school voor:
1. o. aan de Krauwelsteeg, op
Haarlemmerstraat 32/34, op
van der Werfstraat 98/100, op
Pelikaanstraat 20, op
Haarlemmerstraat 240, op
Middelstegracht 119, op
u.l.o.
b. het
aan
Pasteurstraat 2b A, op
Pasteurstraat 2b B, op
Pieterskerkgracht, op
Hooglandsche Kerkgracht 20a
Stadhouderslaan 1 b, op
Lusthoflaan 2, op
Levendaal, op
Levendaal, op
Pieterskerkhof 4, op
oi
2.755.345
1.807.345
3.261.855
2.835.225
6 817.83s
4.392.75s
891.35 s
1.344.02s
2.075.53s
402.41
2.492.47
4.978.—
35.70s
138.89
656.96s
de besturen van de na te noemen bijzondere
scholen over de jaren 1922 t/m. 1924 alsnog uit te keeren
bedrag te bepalen op 3.860.48 en wel voor de school voor:
1. o.
u.l.o.
de
het
de
362.06
635.64
750.20
697.44
1.077.76
337.38
aan het Rapenburg 48, op
Koordeinde 1, op
Koordeinde 40, op
Haarlemmerstraat 32/34, op
Koordeinde 40, op
Hooglandsche Kerkgracht 20a, op
ÏII. De vergoeding wegens salariëering van vakonderwijzers,
bedoeld in het 9e lid van het sub I genoemde wetsartikel
over 1924 voor de besturen van de na te noemen bijzondere
scholen vast te stellen op 13746.10 en wel voor de
school voor:
1. o. aan de Krauwelsteeg, op
het Levendaal, op
van der Werfstraat 98/100, op
Oude Vest 193/195, op
het Koordeinde op
de Middelstegracht 119, op
Pasteurstraat 2b A, op
Pasteurstraat 2b B, op
Pieterskerkgracht, op
het Koordeinde 40, op
de Hooglandsche Kerkgracht 20a
Lusthoflaan 2, op
u.l.o
Stadhouderslaan 1 b, op
Oosterstraat 16, op
Munnikenstraat la, op
het Levendaal, op
Koordeinde 40, op
de Hooglandsche Kerkgracht 20a, op
oi
1.484.15
625.95
1.484.15
818.55
613.35
717.70
868.40s
1.041.02 s
965.06
533.27
1.034.76
415.70
178.56
189.13s
251 36s
1.002.19
957.78
565.—
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
K°. 142.
Leiden, 16 Juli 1928.
Kaar aanleiding van de ingediende aanvragen om toe
kenning van een bijdrage, als bedoeld in artikel 102 der
Lager Onderwijswet 1920, ten behoeve van het bijzonder
vervolgonderwijs, over 1924, brengen wij, voorzooveel noodig,
in herinnering, dat bij Koninklijk besluit, dd 1 Februari
1926, n°. 24, is uitgemaakt dat de gemeentelijke bijdrage
over een bepaald jaar moet worden berekend naar de netto-
kosten van het openbaar vervolgonderwijs, welke over dat
zelfde dienstjaar, i. c. 1924, ten laste van de gemeente zijn
gebleven.
Aangezien over het dienstjaar 1924 een totaal bedrag van
/7.068.59| voor rekening van de gemeente is gebleven en
het openbaar vervolgonderwijs werd gevolgd door gemiddeld
172 leerlingen kwam over 1924 derhalve per leerling gemid
deld een bedrag van ƒ41.09 ten laste van de gemeente. Wij
voegen hier nog aan toe dat in 1924 8 uren per week open
baar vervolgonderwijs is gegeven gedurende de tijdvakken
1 Januari31 Maart en 1 October31 December.
Op grond van een en ander geven wij U, met verwijzing
naar de in de Leeskamer ter inzage gelegde stukken, in
overweging de bijdrage in het bijzonder vervolgonderwijs,
JJ J*
jj
JJ JJ
j?
;J JJ
jj
JJ JJ
jj
JJ JJ
jj
Jj JJ
jj
JJ JJ
jj
JJ JJ
jj
JJ JJ
j*
jj
JJJ
jj
JJ
JJ
IJ
JJ