GEMEENTERAAD VAN LEDEN.
59
IIOEKOSEEÏ STÏTKKEX.
N°. 118. Leiden, 12 Juni 1928.
Ingevolge de begrotingsvoorschriften worden de pensioenen
en wachtgelden, de kosten van de ongevallen- en invaliditeits
verzekering, die van het toezicht op den gezondheidstoestand
der ambtenaren, beambten en werklieden, alsmede de daar-
tegenoverstaande ontvangsten, nadat zij op de daarvoor be
stemde verzamelposten zijn geraamd, over de verschillende
hoofdstukken en paragrafen der begrooting verdeeld.
De uitgaven ter zake over 1927, welke in totaal waren ge
raamd op 631.937.hebben bedragen 617.780.615 en
zijn dus 14.156.38® beneden de raming gebleven. De ont
vangsten, in totaal geraamd op 324.941.hebben bedragen
314.855.61 of 10.085.39 minder.
De over 1927 ten laste van de gemeente gekomen pensioen
kosten enz. hebben derhalve 14.156.38® 10.085.39
4.070.99® minder bedragen dan geraamd is. In verband
echter met de bovenbedoelde verdeeling moeten verschillende
wijzigingen in de begrooting voor 1927 worden aangebracht.
Hieronder treft U een overzicht aan van de voor elk der
bovengenoemde onderwerpen in totaal geraamde en uit
gegeven of ontvangen bedragen met vermelding of de uit
gaven en ontvangsten meer of minder hebben bedragen dan
geraamd was. Bovendien vindt U aan het slot van den hierbij
gaanden begrootingsstaat, model D, de bij de verschillende
verzamelposten behoorende verdeelingsstaten, waarin de op
de diverse hoofdstukken en paragrafen der gemeentebegrooting
ter zake gedane uitgaven en ontvangsten zijn aangegeven.
UITGAYEN.
Volgn. 196. Verzekering tegen on
gevallen en invaliditeit
De uitgaven ter zake, geraamd
op ƒ5.100.hebben bedragen
6.013.23®.
In de hoogere uitgaaf is begrepen
een bedrag van 470.01 wegens be
taalde premie ingevolge de Land
en Tuinbouwongevallenwet, waar
voor de gelden waren uitgetrokken
op volgn. 289 „Onderhoud van par
ken en plantsoenen", doch waarvan
de betaling, ter voldoening aan den
wensch van Gedeputeerde Staten,
ten laste van bovengenoemden ver-
zamelpost is gebracht (zie den ver-
deelingsstaat behoorende bij volgn.
196).
Volgn. 198. Uitkeeringen als be
doeld in art. 6 der verordening rege
lende het verleenen van wachtgeld aan
gemeenteambtenaren
De uitgaven hebben bedragen
14.433.50, zij waren geraamd op
14.034.(Zie den verdeelings
staat behoorende bij volgn. 198.
Volgn. 199. Pensioenen
De uitgaven, geraamd op
197.766.hebben bedragen
189.136.33.
De mindere uitgaaf is een gevolg
van het overlijden van eenige ge-
pensionneerden en de toekenning-
van minder nieuwe pensioenen, dan
waarop gerekend was (zie den ver-
deelingsstaat behoorende bij volgn.
199).
Volgn. 200. Bijdragen voor eigen
en weduwen- en weezenpensioen in
gevolge art. 36 der Pensioenwet 1922.
De uitgaven hebben bedragen
390.157.09zij waren geraamd
op 395.500.(Zie den ver-
deelingsstaat behoorende bij volgn.
200).
Volgn. 201. Bijdragen voor inkoop
van diensttijd voor pensioen inge
volge de artt. 41, 42a en 135 der Pen
sioenwet 1922
Aan inkoopsommen, berekend
naar de bepalingen van het Konink
lijk Besluit van 22 December 1922
913.23®
419.50
8.629.67
5.342.91
1.357.56
S. 684, gewijzigd bij Koninklijk
Besluit van 22 Maart 1926 S. 47
werd over 1927 door den Pensioen
raad gedeclareerd 7.642.44; de
raming bedroeg 9.000.(Zie den
verdeelingsstaat behoorende bij
volgn. 201).
Volgn. 202. Overige uitgaven ter
zake van de pensionneering van
ambtenaren
De uitgaven, geraamd op
2.600.-
hebben bedragen
2.544.31. (Zie den verdeelings
staat behoorende bij volgn. 202).
Volgn. 204. Kosten van toezicht
op den gezondheidstoestand der amb
tenaren, beambten en werklieden in
dienst van de gemeente
De uitgaven hebben bedragen
605.zij waren geraamd op
630.(Zie den verdeelingsstaat
behoorende bij volgn. 204).
Volgn. 207. Kosten ter zake van
het verleenen van een kindertoeslag
aan gemeenteambtenaren en werk
lieden
De uitgaven hebben bedragen
5.017.71zij waren geraamd op
5.096.(Zie den verdeelings
staat behoorende bij volgn. 207).
Totaal
1.332.73®
55.69
25.—
78.29
15.489.12
ONTVANGSTEN.
Volgn. 11. Verhaal van bijdragen
voor eigen en weduwen- en weezen
pensioen
De ontvangsten hebben bedragen
93.951.27®; zij waren geraamd op
96.220.j
De mindere ontvangst houdt ver
band met de lagere uitgaaf op
volgn. 200. (Zie den verdeelings
staat behoorende bij volgn. 11).
Volgn. 12. Verhaal van bijdragen
voor inkoop van pensioen ingevolge
de artt. 42 en 137 der Pensioenwet
1922
De ontvangsten hebben bedragen
1.241.59; zij waren geraamd op
2.100.—.
De mindere ontvangst houdt ver
band met de lagere uitgaaf op
volgn. 201. (Zie den verdeelings
staat behoorende bij volgn. 12).
Volgn. 13. Vergoeding van de be
drijven in de kosten van verzekering,
pensionneering enz. van ambtenaren
en beambten
De ontvangsten op dit uit ver
schillende onderdeelen bestaande
volgnummer hebben bedragen
216.318.12; zij waren geraamd op
f 221.685.—.
De teruggaaf door de bedrijven
van pensioensbijdragen, welke was
geraamd op 172.000.bedroeg
166.353.80 d. i. 5.646.20 minder,
die wegens betaalde wachtgelden en
uitkeeringen als bedoeld in art. 6
der wachtgeldverordening, geraamd
op 2.497.—,- 2.232".—, d. i.
265.minder. De mindere ont
vangst bedroeg dus in totaal
5.646.20 265.— f 5.911.20.
Daarentegen bedroeg de terug
ontvangst van de bedrijven van een
gedeelte der ten laste van de ge
meente gebleven pensioenen, welke
was geraamd op 43.848.
43.972.32, d. i. 124.32 meer, die
wegens inkoop van pensioen, ge
raamd op 3.200.3.598.d. i.
398.meer en die wegens be
taalde kosten van toezicht op den
gezondheidstoestand van ambte-
2.268.72®
858.41
5.366.88
Meer.
Minder.
Meer.
Minder.
Meer.
Minder.