MAANDAG 21 MEI 1928.
87
Spreker wijst er den heer Baart op, dat men het streven
der arbeidersorganisaties fnuikt, indien men de wachtdagen
blijft uitbetalen. Men grijpt storend in de werkloozen-ver-
zekering in.
Spreker komt thans tot den heer Heemskerk, die gevraagd
heeft, of het woordje «aanvankelijk" verband hield met dit
voorstel. Spreker kan daar bevestigend op antwoorden. Burge
meester en Wethouders gevoelen iets voor de verbetering
van de steunregeling in den zin, zooals door den heer van
Stralen is voorgesteld, maar de verkeerde toestand, die er is,
moet eerst verbeterd worden. Alvorens men die verbetering
aanbrengt, moet eerst de zaak gezond worden gemaakt, opdat
de steunverleening wordt een zuiver verlengstuk van de
werkloosheids-verzekering.
Spreker verzekert, dat Burgemeester en Wethouders voor
nemens zijn het nominale bedrag te verhoogen, zooals de heer
van Stralen wenscht, en bovendien den kindertoeslag te ver
hoogen, zooals de heer Heemskerk in overweging heeft ge
geven. Burgemeester en Wethouders zijn er ook voor om het
vrijgestelde bedrag der gezinsinkomsten en het bedrag van
de huurbons te verhoogen, hoewel niet geheel op dezelfde
wijze als door den heer van Stralen is voorgesteld.
De heer Heemskerk heeft zeer teekenachtig opgemerkt, dat
er verbeteringen moesten worden aangebracht niet alleen ten
opzichte van de uitkeering, maar ook ten opzichte van de
controle. Spreker verzekert den heer Heemskerk, dat de geheele
steunregeling aan een onderzoek zal worden onderworpen,
en er zullen verschillende verbeteringen en wijzigingen in
worden aangebracht.
In hoofdzaak zullen die verbeteringen gaan in de richting
van hetgeen de heeren van Stralen en Heemskerk wenschen,
maar laatstgenoemde zal het met spreker eens zijn, dat het
voor Burgemeester en Wethouders, met dat voornemen voor
oogen, dubbel geraden was om eerst die verkeerde woorden,
in de verordening voorkomende, daaruit te verwijderen. De
wijziging van het reglement geschiedt volgens de verordening
door Burgemeester en Wethouders, maar daarover zal eerst
de Commissie voor Sociale Zaken worden gehoord en ook de
georganiseerde arbeiders zullen alle gelegenheid krijgen de
voorstellen van Burgemee'ster en Wethouders te bekijken en
eventueel wijzigingen voor te stellen.
Spreker meent de verschillende opmerkingen te hebben
beantwoord. Hij hoopt, dat de Raad dit voorstel van Burge
meester en Wethouders, dat geen verslechtering, doch slechts
een zuivering van de steunregeling zal brengen, zal aannemen.
Heelt de gewijzigde verordening eenigen tijd gewerkt, dan
zal de heer Baart met zijn vrienden met deze wijziging zeer
ingenomen zijn.
De heer Baart komt er tegen op, dat de heer Wilbrink
blijkbaar alleen arbeiders, die bij een organisatie zijn uitge
trokken, als bona fide arbeiders beschouwt.
Spreker ontkent, dat de arbeiders uitsluitend als lid van
een organisatie toetreden om gebruik te kunnen maken van
de bepaling, dat zij dan na drie maanden aanspraak kunnen
maken op een uitkeering in geval van werkloosheid. Zij, die
zich bij de steuncommissie aanmelden, moeten een bewijs
overleggen, dat zij wegens slapte zijn ontslagen, zoodat het
niet zoo is, dat een arbeider, als hij 13 weken bij zijn
organisatie heeft gecontribueerd, bij werkloosheid eenvoudig
naar het Levendaal kan gaan en zeggen: geef maar eens
centen. Het is begrijpelijk, dat menschen, die drie maanden
lid van een organisatie zijn, bij werkloosheid gebruikmaken
van de desbetreffende bepaling in de ver ordening, maar daarom
mag niet gezegd worden, dat zij lid van een organisatie
worden om van den steun te trekken.
Als de heer Wilbrink, sprekende over het uitbetalen van
wachtdagen, zegt, dat er arbeiders zijn, die wel eens graag
acht dagen vacantie nemen, stelt hij de zaak geheel verkeerd
voor. Die wachtdagen worden niet uitbetaald, als hij vooraf
geen wachtdagen heeft gemaakt, maar als hij, na b.v. zeven
weken werkloos te zijn geweest en daarna weer een week
aan het werk te zijn gezet, zich bij zijn organisatie aanmeldt
en dan opnieuw wachtdagen moet maken. Hij wordt dan in
plaats van met 13.met 6.50 naar huis gestuurd, zoo
dat de heer Wilbrink niet moet denken, dat die man graag
zoo'n vacantie neemt.
Volgens den heer Wilbrink hebben de organisaties het zelf
in de hand of zij al dan niet door hun leden wachtdagen
moeten laten maken, maar, als men in den Haag een werk-
loozenreglement voorlegt, volgens hetwelk geen wachtdagen
meer behoeven te worden gemaakt, is men daar nog niet
klaar. Er wordt daar voorgeschreven, hoe een werkloozenkas
moet werken en het gebeurt meermalen, dat organisaties
maanden achtereen tevergeefs trachten den uitkeeringstermijn
verlengd te krijgen, omdat in een bepaald vak een zoo groote
werkloosheid is geweest, dat daardoor de werkloozenkas te
zwak is geworden.
Indien er gesproken wordt van een organisatie, die zelf
heeft voorgesteld de arbeiders een jaar lid te doen zijn,
alvorens zij in aanmerking komen voor steun, dan is het
mogelijk, dat die organisatie daartoe verplicht was door den
toestand van haar financiën.
Ook is de opmerking gemaakt, dat sprekers fractie op het
standpunt zou staan om alle menschen over te hevelen naar
den dienst van Sociale Zaken. Niets is echter minder waar
dan dat. De verhoudingen zooals die thans bestaan behooren
te blijven, daar er geen verbetering in het groote^ werkloo-
zen-vraagstuk is gekomen. De heer Goslinga meent, dat er
wel eenige verbetering is gekomen, en heeft dat aan de hand
van het bedrag der uitkeeringen trachten aan te toonen.
Spreker had echter liever gezien, dat de Wethouder zich
bepaald had tot de cijfers van het aantal werkloozen, zooals
spreker heeft gedaan aan het begin van zijn betoog. Spreker
heeft zich toen bepaald tot de officiëele cijfers, die door de
arbeidsbeurs zijn verstrekt. Uit die cijfers blijkt, dat er bijna
geen daling is in het aantal werkloozen.
Het bedrag van de uitkeeringen zegt echter niets. Indien
de Raad beslist om voortaan menschen, die drie maanden
lid zijn van een organisatie, geen uitkeering meer te geven,
dan wordt het uitkeeringscijfer minder, omdat die menschen
niet meer op de uitkeeringslijst voorkomen, maar niet ver
mindert het aantal werkloozen.
Spreker meent, dat er geen aanleiding is om een verslech
tering voor de arbeiders in het voorstel te brengen. Spreker
heeft de overtuiging gekregen, dat, indien een maatregel werd
voorgesteld, die op verbetering voor de arbeiders aanstuurde,
men er aan den anderen kant weer wat trachtte af te halen.
Spreker heeft medegemaakt, dat de wachtdagen nog geheel
werden uitbetaald. Indertijd is gepoogd een steunverbetering
tot stand te brengen in verband met den huurtoeslag, maar
daarnaast werd gezegd: maar nu krijgen de menschen niet
alle wachtdagen uitbetaald. Thans krijgt men een voorstel,
dat wellicht een kleine verbetering inhoudt, maar daarnaast
wordt weer gezegd: de menschen moeten 6 maanden lid zijn
van een organisatie en er worden geen wachtdagen meer
uitbetaald. Dat is geven en weghalen.
Spreker heeft den heer van Stralen gevraagd, hoe hij over
het voorstel dacht, en deze zeide: als ik in de Raadsvergadering
was, dan zou ik mij er stellig tegen verzetten, omdat het nooit
in de bedoeling heeft gelegen de steunregeling te verslechteren,
maar te verbeteren.
Spreker geeft toe, dat er eenigszins wordt toegegeven aan
het voorstel van den heer van Stralen. De heer Goslinga heeft
gezegd, dat het nominale bedrag zal worden verhoogd, en ook
de kindertoeslag. Men spreekt ook van het vrijstellen van de
gezinsinkomsten, maar hoe dat zij, als de voorgestelde regeling
van Burgemeester en Wethouders daarbij gehandhaafd blijft,
ziet spreker niet in, dat het een zoo beduidende verbetering
zal zijn, omdat tal van arbeiders, als zij weer een week of
veertien dagen hebben gewerkt, wachtdagen moeten maken
en ook zeer vele arbeiders nog geen 6 maanden lid van hun
vakorganisatie zijn, wanneer zij werkloos worden.
Wordt dit voorstel aangenomen, dan zal het niet zijn uit
gesloten, dat een metaalbewerker, die 9 maanden lid van eeu
organisatie is, in geval van werkloosheid toch geen aanspraak
kon maken op een uitkeering van de gemeentelijke steunver
leening. Men zegt, dat iemand 26 maal zijn contributie der
vakorganisatie moet hebben betaald, maar dat is niet geheel
juist, want hij moet ook 26 weken hebben gewerkt en wan
neer nu in die 26 weken, dat hij lid van zijn organisatie
is, tijdsbestekken van werkloosheid voorkomen, kan hij na
het verstrijken van de 6 maanden nog geen aanspraak
maken op een uitkeering van de gemeentelijke steunregeling,
omdat hij nog geen gelegenheid heeft gehad uit de kas
van zijn organisatie steun te verkrijgen en dus niet uitge
trokken kan zijn.
Spreker dringt nogmaals aan op verwerping van dit voor
stel en op het aanbrengen van de noodige verbeteringen in
de steunregeling.
De Voorzitter dringt bij de sprekers op kortheid aan,
opdat het niet noodig zal zijn een avondvergadering te
houden.
De heer Elkerbout wijst er op, dat, terwijl er is gezegd,
dat honderden arbeiders de dupe zouden worden van aanne
ming van dit voorstel, uit de door den Wethouder genoemde
cijfers is gebleken, dat het zich tot 63 arbeiders bepaalt,
omdat onder de 238 nieuwe steuntrekkers in 4927 er slechts
63 waren, die den steun vroegen op grond, dat zij drie maanden
lid van een organisatie waren. Uok vroeger, zelfs onder
Minister Treub, gold de bepaling, dat men drie maanden bij
een vakorganisatie moest zijn aangesloten om een uitkeering
uit een werkloozenkas te kunnen krijgen, maar dat was een
overgangsbepaling, strekkende om de menschen zooveel mogelijk
tot de vakorganisaties te brengen, en nadien heeft men dien
termijn gaandeweg uitgebreid.