CO
MAANDAG 30 APRIL 1028.
Het bedoelde perceel behoort aan de Gemeente Leiden.
Hierbij gaat ook een afschrift van het begeleidend schrijven,
dat ik mocht ontvangen van Heeren Burgemeester en Wet
houders.
Leiden, 30 April 1928."
De heer Schüi.ler vraagt, welke schikking het College dan
denkt te treffen, welke overeenkomt met de draagkracht
van de personen, wien deze zaak aangaat.
Werd dit adres in handen van Burgemeester en Wethou
ders gesteld ter afdoening, en mocht dan de wijze van
afdoening door het College adressanten niet bevredigen, dan
zou wellicht naar aanleiding van een nieuw adres van den heer
van Polanen de zaak wederom ter sprake komen. Ter bespoe
diging van een oplossing zou spreker gaarne vernemen, welke
maatregelen Burgemeester en Wethouders denken te treffen.
De Voorzitter antwoordt, dat, voorzoover er door de
betrokken bewoners bijzondere maatregelen of schikkingen
ten aanzien van de betaling der verschuldigde bedragen
worden gevraagd, die in overleg met de menschen zelf zuilen
worden getroffen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
Aan de orde is alsnu:
I. Praeadvies op het verzoek van G. Boetje, om eervol
ontslag als onderwijzer aan de school Duivenbodestraat A.
(Zie Ing. St. No. 78.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
(De heer Groeneveld was inmiddels ter vergadering gekomen.)
II. Praeadvies op het verzoek van A. J. P. Spiesz, om
ontslag als lid van de Schattingscommissie, bedoeld in art. 57
der Wet op de Inkomstenbelasting 1914.
(Zie lng. St. No. 79.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
III. Praeadvies op het verzoek van het bestuur van het
genootschap «Mathesis Scientiarum Genitrix", om het kosteloos
gebruik van eenige localiteiten van de Stadsgehoorzaal, voor
het houden van de algemeene vergadering en van de tentoon
stelling van door de leerlingen vervaardigde werkstukken.
(Zie lng. St. No. 80).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
IV. Voorstel tot verhuring van de garage met bovenwoning
van perceel Langebrug No. 99, alsmede een gedeelte van de
achter de garage gelegen open plaats, aan C. Meershoek.
(Zie lng. St. No. 84).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming'over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
V. Voorstel tot verkoop:
a. van een strook grond, gelegen achter de huizon aan de
Joubertstraat, Sectie L No. 944 ged., groot 30 M2, aan
A. Hak;
b. van een strook grond, gelegen achter de huizen aan de
Joubertstraat, Sectie L No. 944 ged., groot i 18 M2, aan
G. F. Bartelsman.
(Zie Ing. St. No. 85.)
De heer Schüller heeft geen bezwaar tegen den verkoop
van deze strooken grond, maar verzoekt of Burgemeester
en Wethouders willen overwegen om ten behoeve van de
ingezetenen, die na het doortrekken van de straat hun in-
en uitgang alleen over den Morschweg zullen hebben, een
behoorlijke brug te leggen over de sloot bij de Gevangenlaan,
zoodat die menschen over die laan de stad zullen kunnen
bereiken. Er staat op de teekening wel met een paar schrapjes
aangegeven, dat er een brug moet komen, maar spreker zou
gaarne zekerheid hebben, dat zij zal worden gemaakt..
De heer Splinter antwoordt, dat het inderdaad de bedoeling
is, otn, zooals ook op de kaart is aangegeven, ter plaatse een
voetbrug te maken, zoodat de bewoners over de Gevangenlaan
op den Morschweg zullen kunnen komen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
(De heer Burgerjon was inmiddels ter vergadering gekomen.)
VI. Voorstel tot verkoop van een perceel bouwgrond aan
den Hoogen Rijndijk hoek Roomburgerlaan, Sectie M, No. 4203
ged., aan de N. V. Leidsche Exploitatie-Maatschappij van
Onroerende Goederen te Leiden.
(Zie Ing. St. No. 86).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
VII. Voorstel tot verkoop van de perceelen bouwgrond op
het Raamland, ten noorden van de Fruinstraat, Sectie M,
No. 4058 ged., aan J. W. Reijneveld q.q.
(Zie Ing. St. No. 87).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
VIII. Voorstel om aan de besturen van verschillende bij
zondere scholen voor lager en uitgebreid lager onderwijs, over
het jaar 1926, een vergoeding krachtens art. 100 der Lager
Onderwijswet 1920, uit de gemeentekas te verleenen.
(Zie Ing. St. No. 88.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
IX. Verordening, houdende intrekking vaa de verordening
van 14 Januari 1915 (Gem.Blad No. 2), betreffende het toe
laten van kinderen tot lichtbeeldenvertooningen, laatstelijk
gewijzigd bij verordening van 30 Juli 1923 (Gem.Blad No. 21).
(Zie Ing. St. No. 74.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
Het eenig artikel en daarmede de geheele verordening
wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastge
steld.
X. Verordening tot wijziging van de verordening van 23
Mei 1912 (Gem. Blad No. 18) op het Rijden.
(Zie Ing. St. No. 75.)
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer Groeneveld herinnert er aan, dat toen dezelfde
verordening de laatste maal werd gewijzigd sinds 1912 is
zij elke 2 of 3 maanden gewijzigd is beloofd, dat bij de
eerstvolgende wijziging de verordening geheel zou worden
omgewerkt, en vraagt waarom aan die belofte niet is voldaan.
De Voorzitter zegt, dat niet is toegezegd, dat de verorde
ning bij de eerstvolgende wijziging geheel zou worden omge
werkt, maar alleen, dat het te zijner tijd zou gebeuren. De
heer Groeneveld had het oog op de talrijke afsluitingen, die
in de verordening voorkomen en als die aan de orde komen,
zal dat onder het oog worden gezien.
De heer Bosman zegt, dat, zooals de artikelen nu geredi
geerd zijn, men het slot net zoo goed kan weglaten. Er staat:
«waardoor de passage belemmerd wordt". Wanneer men ergens
een voertuig neerzet, wordt de passage altijd belemmerd.
In de toelichting staat ook, dat het de bedoeling is «ernstige"
belemmering tegen te gaan. Een dergelijk woord moet dan
óók in het artikel opgenomen worden.
De Voorzitter zegt, dat het niet wordt bedoeld in den
zin van den heer Bosman: als ergens een auto staat, kan
een mensch er niet door. De bedoeling is het publiek te
beveiligen tegen willekeurige processen-verbaal; men wil niet
treffen iemand, die een auto ergens neerzet, waar dit, met het
oog op den tijd en de plaats, geen belemmering veroorzaakt;
dat zal hier niet en daar wel het geval zijn en dat hangt
ook van den tijd af. Men moet de toepassing van deze ver
ordening aan de prudentie van de politie overlaten. De
redactie van een dergelijk voorschrift is heel moeilijk en de
Commissie voor de Strafverordeningen heeft de verschillende
redacties nagegaan en deze de beste gevonden. Door die
woorden in te voegen zou de waarde van de bepaling geheel
vervallen.