MAANDAG 30 APRIL 1928. 77 leiding meende slapheid bij de agenten op dit punt te moeten opmerken en daarom is een andere instructie ingevoerd. Men heeft de agenten op allerlei dingen gewezen en, spreker denkt hier weer aan zijn rector, men zal ook wel hebben ge zegd als gij nooit een proces-verbaal maakt, hebt gij zeker nooit behoorlijk opgelet. Uitgegaan wordt altijd van de praemissede verordeningen moeten worden nageleefd en overtredingen moe ten achterhaald worden. Spreker acht het best mogelijk, dat bij de besprekingen wel eens door een inspecteur is gezegd: er moeten meer ver balen zijn. Men moet hierbij echter verstaan, dat de agenten beter moesten opletten, en dat processen- verbaal er dan wel het resultaat van moesten zijn. Dit heeft tengevolge gehad, gelijk te verwachten was volgens spreker bij een dergelijken maatregel, dat het aantal processen-verbaal in de week aanzienlijk is gestegen en dat het is gekomen van 10 of 12 tot 90. Spreker acht dit meer dan noodig was, waaruit z. i. wel bleek, dat bij de agenten niet de juiste ge dachte voorzat, welke overtredingen wel en welke niet moesten worden achterhaald door een proces-verbaal. Spreker wil enkele processen-verbaal mededeelen: het rijden in een verboden straat. Spreker acht het goed, dat dit van tijd tot tijd eens op die wijze achterhaald wordt om de desbetreffende bepalingen weer in de herinnering te brengen. Dan het rijden zonder licht, een zeer nuttige bepaling; door proces-verbaal moet er voor gezorgd worden, dat men daaraan de hand houdt. Dan het rijden op de kleine steentjes, dat een enkele keer gebeurt, doch als regel niet geverbaliseerd wordt. Vervolgens had men het rijden van 3 personen naast elkaar, het niet betaald hebben van de Wegenbelasting, het ontbreken van nummer en rijbewijs; verder was niet in orde een melkkar, waarop meer dan een zekere hoeveelheid melk vervoerd werd; de instrumenten om te roeren en de maten waren niet in orde, proces-verbaal was opgemaakt wegens onjuiste aanspanning van trekhonden. Die groote stroom van verbalen is toen geluwd, doordat door de inspecteurs er op gewezen is, dat verbalen gemaakt werden, die onnoodig waren. Het is teruggeloopen tot op het oogenblik 30 a 35 per week. Spreker kan zeggen, dat het effect heeft gesorteerd en dat de hand gehouden wordt aan de verschillende verordeningen. Dat het niet-verbaliseeren door de politie gedurende eenige jaren geen gunstig effect heeft gehad, blijkt wel hieruit, dat voortdurend verordeningen overtreden worden. Spreker heeft meermalen z. i. ernstige overtredingen gezien, b.v. het rijden met een motorfiets in de Diefsteeg, bet rijden met fietsen in de Pieterskerkkoorsteeg; agenten, die het zagen, dachten er niet aan proces-verbaal op te maken of zelfs maar om den persoon er op te wijzen. Nu wordt aan den heer Wijk verweten, dat hij een keer op weinig kiesche wijze den agenten verteld heeft wat zij doen moeste Volgens de mededeeling in het politieorgaan heeft de heer Wijk daarbij gezegd: »Het lijkt wel of jullie een beetje angstig zijn geworden om een verbaal te maken. Ge kunt dat gerust doen, want je moet je er maar niets van aantrekken, al kijkt een Leienaar je een beetje leelijk aan. Vooral de jongeren moeten daar mede een beetje rekening houden, want die zijn nog niet vast aangesteld." Spreker kan zich niet voorstellen, dat dit onkiesche uitdruk kingen zijn, wanneer een inspecteur jonge agenten instrueert en zegt, dat zij tegen overtredingen moeten optreden en hoe zij tegenover het publiek zich hebben te gedragen. Nu worden hierbij nog meer verkeerde voorstellingen van zaken gegeven. Er wordt ook verweten, dat bij de theorie, die gegeven is, allerlei dingen gezegd zijn, die er heelemaal niets mee te maken hebben. De Raadsleden zijn allemaal intellectueel genoeg om te begrijpen, hoe dat zit; bij een bespreking van dergelijke zaken haalt men het als voorbeeld aan. Wanneer een inspecteur zegt, dat in een gezin ook discipline behoort te bestaan, dan dient dat om het duidelijk te maken aan de jonge agenten. In de voorstellingen, die gegeven zgn, kan spreker geen aanleiding vinden te meenen, dat de inspecteur verkeerd is opgetreden of dat er aanleiding zou zijn tot ongerustheid. Wat de quaestie van de overplaatsing bij de recherche betreft, doet het spreker leed, dat de heer Sijtsma hier der gelijke dingen durft zeggen en volhouden, al doet hij het, wat spreker gaarne aanneemt, met de beste bedoelingen. Spreker meent, dat daar zeer veel kwaad door wordt gedaan aan de politie, en vraagt welk onderscheid er is tusschen een inspecteur, die straatdienst heeft, en een, die bij de recherche is. Is het eerste werk minderwaardig vergeleken bij het tweede? Spreker vraagt zich af, welke opvattingen de heer Sijtsma van den dienst heeft als hij zegt: de inspecteur, die overgeplaatst is naar den straatdienst, is vernederd geworden. Indertijd zijn verschillende inspecteurs aangesteld, die gelei delijk zijn gekomen bij den straatdienst en bij de recherche. De laatste is geplaatst bij de recherche, omdat daar twee inspecteurs noodig waren en hij heeft daar 8 jaar gezeten. In een van de bladen is gezegd, dat het zoo plotseling is gebeurd, maar spreker kan mededeelen, dat ongeveer drie maanden geleden de zaak in zijn kamer is besproken. Het is in het belang van den dienst, omdat het naar sprekers oordeel niet gewenscht is om de menschen altijd in één branche te laten werken. Bij aanstelling moet er op gelet worden of de menschen bij alle takken van den politiedienst ervaring heb ben. Als men van iemand, die solliciteert, zou hooren, dat hij den straatdienst beneden zich acht, gelooft spreker niet, dat hij veel kans zou maken. Spreker acht het hoogst ver keerd een onderscheid tusschen de beide diensten te gaan maken, waardoor zijns inziens de politie neergehaald wordt. Spreker is dan ook voornemens zooveel mogelijk te verwis selen, opdat men er op bedacht is, dat de beide diensten vol waardig zijn. Spreker acht het ook onnoodig met die mutatie te wachten tot er een nieuwe commissaris van politie komt. Drie maanden geleden is die zaak al tusschen spreker en den waarnemenden commissaris besproken en zes weken geleden is het aan den belanghebbende medegedeeld. Dat degenen, die zich daarover beklagen, niet bij spreker komen, kan deze zich zeer goed begrijpen. Spreker zou, indien een inspecteur zich daarover zou komen beklagen, misschien wel antwoordenik zal overwegen, of u wel bij den straatdienst behoort. Die dienst staat hoog bij spreker aangeschreven. De benoeming van den commissaris van politie blijft zeer lang uit; dat spijt spreker, al is hij er zelf voor een deel schuldig aan. Spreker had daarvoor evenwel als nieuwe Bur gemeester redenen; juist door den toestand, dien spreker bij de politie aantrof, was het een zaak van groot gewicht. Na geruimen tijd de zaak bekeken te hebben is spreker tot de conclusie gekomen, wie voor benoeming in aanmerking kwam en de benoeming zal dezer dagen wel verschijnen. Er is dus geen enkele reden voor den Raad om bij den Minister op haast aan te dringen. Spreker meent hiermede alle inlichtingen gegeven te hebben, die van hem verwacht konden worden. Spreker heeft ze onverplicht gegeven en kan er geen debat over toelaten. Wat betreft de vraag van den heer Baart, indien spreker verzoeken van de organisaties krijgt om over die verschillende zaken te spreken, zal spreker die met genoegen beantwoorden. De heer Sijtsma dankt den Voorzitter voor zijn mede- deelingen, maar omgekeerd zal de Voorzitter hem dankbaar moeten zijn, meent hij, dat spreker hem in de gelegenheid gesteld heeft zich hierover uit te spreken. Spreker heeft den Voorzitter niet, zooals deze meende, verwijten willen maken. Wellicht zal nu de ongerustheid, die werkelijk bestond en nog bestaat, minder worden. Spreker wil het hopen. Spreker veroorlooft zich over de verbalen nog een enkel woord. Wanneer men het zoover gebracht heeft, dat slechts 10 processen-verbaal per week worden opgemaakt en men slaat dan tot een ander uiterste over, zoodat er weer geremd moet worden, dan ontbreekt er toch zeker wat aan de leiding. Die was dan eerst te slap en heeft er later weer te veel kracht achter gezet. Onwillekeurig heeft men daardoor, zooals ook uit de pers gebleken is, de vrees bij de agenten gewekt: als je niet met processen-verbaal aankomt, kon het wel eens zijn, dat je (de tijdelijk aangestelde agent) geen vaste aan stelling krijgt. Men kan in gedachten ook onwillekeurig wel eens een fout maken, maar als dan een agent zegt: ik moet er bij zijn, want anders loop ik in de gaten, dan wordt het publiek daarvan de dupe. De opvoeding van de agenten door de hoogere ambtenaren blijkt dus niet in den haak geweest te zijn. Spreker wil, zooals de Burgemeester meent, den straatdienst niet in een minder gunstig daglicht stellen, maar de eene inspecteur heeft aanleg voor dien dienst en de ander voor den anderen dienst, eri wanneer men af en toe eens een paar goede recher cheurs naar den straatdienst verwijst, dan doet men daarmede de politie geen goeden dienst. In den straatdienst zijn andere eigenschappen noodig, die behoeven daarom nog niet minder te zijn, dan bij den recherchedienst. Wanneer het zooals hier 8 jaar goed is gegaan, dari moet men het zoo laten. Ook uit het oogpunt van den dienst acht spreker deze verandering niet goed. De Voorzitter meent, dat de heer Sijtsma het dan maar anders zou moeten doen, als hij er iets over te zeggen had. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Buiten de agenda om werd nog behandeld een interpellatie van den heer Schiiller in verband met den brand in de Oegst- geesterlaan (blz. 72).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 21