MAANDAG 5 MAART 19'28. 33 de plaats, waar een nieuw Stadhuis zal moeten verrijzen. Wanneer het College met plannen zou komen voor een nieuw en groot stadhuis, dan zou dat tonnen kosten, wat niet in het belang der gemeente zou zijn. In aanmerking genomen, dat het een oud gebouw is, in ouden stijl opgetrokken, vol doet het nog aan redelijke eischen. Geen enkele afdeeling, behalve Onderwijs en Bouw-en Woningtoezicht, heeft bijzonder over hare huisvesting te klagen en daarom zullen juist deze afdeelingen gehuisvest worden in de ruimte beneden, die men voldoende licht kan geven. Spreker stelt zich niet voor, dat men spoedig tot den bouw van een nieuw Stadhuis zal komen. Maar in ieder geval moet de nu leegkomende vleugel in orde gebracht worden; de strekking van dit voorstel is dan ook die lokalen geschikt voor den dienst te maken; zoo noodig zou men er later, naar gelang van de omstandigheden, ook de Rekenkamer of de Belastingen, in plaats van Onderwijs, in kunnen onderbrengen; het zijn zeer bruikbare kantoor lokalen. De voorgestelde verbetering is voor de veiligheid van het gebouw noodig en daarom zou spreker aanneming van het voorstel van den heer van Es betreuren. De heer Parmentier begrijpt niet, hoe het mogelijk is bij dit voorstel den bouw van een nieuw Stadhuis ter sprake te brengen dat heeft hier niets mee te maken; het gaat hier alleen om de de verbouwing van het voormalige politiebureau; dat is een verschrikkelijke toestand, die zoo niet kan blijven. Omdat het een oud gebouw is, kost dat kapitalen geld, maar het kan zoo niet blijven; het moet productief gemaakt worden. De heer Manders dankt den Wethouder voor zijn toezeg ging om zooveel mogelijk onder de oogen te zien, wat hier verbeterd moet worden. De reparatie van het benedengedeelte kan niet wachten, tot de Raad beslist of een nieuw Stadhuis noodig is. Het moet spoedig en terdege en goed verbeterd worden. Spreker begrijpt niet, welke zaken hij verward heeft, zooals de heer Schüller zeide. Volgens den heer de Reede is de wijze van afschrijving niet in orde, maar men moet niet vergeten, dat deze achter uitgang over veel meer dan 15 jaar, zooals daar straks gezegd is, geloopen heefi. Verwaarloosd is niet het juiste woord, het is slijtage door den tand des tijds over een tijdvak van 50 a 100 jaar, of zelfs langer, en men weet dikwijls geen raad, hoe met die herstellingen te handelen. Bovendien is er de laatste jaren zoo weinig geld beschik baar geweest om dergelijke dingen te doen, dat men bijna overal hetzelfde verschijnsel waarneemt. Alles bijeengenomen acht spreker het ongewenscht te wachten. De heer van Es zegt, dat de Voorzitter het niet juist voor stelt, als hij zegt, dat de bedoeling van sprekers voorstel is, dat men met een veel grootscher plan zou moeten komen. Spreker wil alleen tijd uitwinnen, opdat de Raadsleden met elkander van gedachten kunnen wisselen. Het is best mogelijk, dat hij over 3 of 4 weken met het voorstel van het College mee zou kunnen gaan. Zooals de Wethouder het thans aan geeft maakt het op hem den indruk, dat het lapwerk zal zijn. Wat er komt zal wel goed zijn, maar in verband met het geheel lijkt het spreker, dat het stukken en brokken worden. Waar het een belangrijke uitgave betreft, en men als Raadslid verantwoord moet zijn, meent spreker, dat men het voorstel van Burgemeester en Wethouders eenigen tijd moet aanhouden. De heer Huurman wil trachten een misverstand weg te nemen. Volgens den Voorzitter zou spreker hebben voorgesteld een nieuw Stadhuis te bouwen, maar waarom hij speciaal heeft gevraagd is het maken van een geheel nieuw plan voor de reorganisatie. De mogelijkheid zou misschien niet zijn uitgesloten, dat mede in verband met het inrichten van een nieuwe raadszaal en het onderbrengen van verschillende diensten, het maken van een nieuw gebouw goedkooper zou wezen. Spreker zou er niet aan denken lukraak voor te stellen een nieuw Stadhuis te bouwen, maar dat de voor gestelde verbouwingen geen verband zouden houden met het vraagstuk van het bouwen van een nieuw Stadhuis, ontkent spreker tegenover den heer Parmentier. Het is wenschelijk, dat men in verband met de aanstaande reorganisatie het geheel kan overzien. In tegenstelling met den heer Splinter is spreker van mee ning, dat herhaaldelijk aan het Stadhuis verbouwingen hebben plaats gehad. De atdeelingen Gemeentewerken en Bouw- en Woningtoezicht zijn uitgebreid, er is eeri winkelhuis gemaakt, waardoor het Stadhuis is ontsierd, en zoo zijn er meerdere verbouwingen geschied, die het geheel niet hebben verbeterd en verfraaid. Spreker vindt het denkbeeld van den heer van Es, om nog eens over de zaak na te denken, niet zoo verkeerd, al is het natuurlijk niet de bedoeling, dat reeds over 14 dagen of over drie weken een geheel nieuw plan gereed zal zijn. De heer Sciiüller gaat met het voorstel van den heer van Es accoord en geeft aan het College in overweging om nog eens overleg te plegen met den Directeur van Gemeente werken, daar de raming aan den zuinigen kant is volgens des kundigen. Spreker verzoekt dan een nadere opgave van het College. Of spreker is verkeerd ingelicht, of men durft het niet te zeggen. De heer Parmentier vindt het voorstel van den heer van Es zeer zonderling. Het voorstel van het College is op de gebruike lijke wijze toegezonden; de Raad behandelt zaken van veel meer importantie dan deze luttele verbouwing van een gedeelte van het Raadhuis, dat men op het oogenblik wel een gribus kan noemen, en hierover zou men nog drie weken moeten denken De heer Groeneveld is altijd voor een voorstel als dat van den heer van Es te vinden; de Raad heeft maar korten tijd voor de bestudeering gehad; Woensdagavond heeft hij de stukken ontvangen; Zaterdagmorgen heeft hij de voorgenomen verbouwing kunnen zien en daarna was geen gelegenheid meer om voorstellen of amendementen in te dienen; dus het is een doodgewone beleefdheid, dat dit voorstel op verzoek van één of meer Raadsleden wordt aangehouden, te meer waar deze zaak nog wel enkele weken kan worden uitgesteld. In tegenstelling met den Wethouder meent spreker, dat er geregeld aan het Stadhuis wordt verbouwd; enkele jaren geleden is o. a. de afdeeling «Belastingen" verplaatst en is dat sombere trouwkamertje gemaakt; dat heeft ook 13.000. gekost; ook is niet zoo lang geleden een teekenkamer gemaakt. Men blijft zoo aan den gang; het kost een massa geld en zoodoende is het Stadhuis een hokkenboel en een doolhof ge worden, waar men in verdwaalt; die toestand kan niemand bevredigen. Spreker is het niet met den Wethouder eens, dat deze verbouwing niets te maken heeft met een nieuwe Raads zaal; maar dat is juist altijd de fout geweest; nooit is met de toekomst rekening gehouden; men moet zich aan de toe komst aanpassen. Spreker zal misschien wel stemmen voor het voorstel van het College, maar ondersteunt het voorstel van den heer van Es om deze zaak aan te houden. De heer Wilbrink zou, indien de aanneming van het voorstel van den heer van Es een beleefdheidsvorm was, er zijn stem wel aan willen geven, maar hij kan dat nu niet doen, waar men blijkbaar wenscht, dat aan de hand van dit plan ook andere plannen, die eventueel aan de orde zullen worden gesteld, zullen worden bekeken, en de indruk is gewekt, dat het College over drie weken met een algemeen plan voor verbouwing van het Stadhuis zal komen. Met dit laatste zou ongetwijfeld minstens een half jaar gemoeid zijn en waar het uitstel niet is bepleit op grond van het feit, dat men niet voldoende op de hoogte is van hetgeen nu gaat gebeuren, ziet spreker de noodzakelijkheid van dat uitstel niet in. De heer Splinter wijst er op, in verband met de mede- deeling van den heer van Es, dat hij Zaterdag de gedachte kreeg om de zaak uit te stellen, teneinde haar op zijn gemak te kunnen bekijken, dat Burgemeester en Wethouders hebben gemeend in het belang van de Raadsleden te handelen door hen in de gelegenheid te stellen eens te zien, hoe de toestand was. Was alleen het Ingekomen Stuk ter tafel gebracht, dan zou de heer van Es zijn voorstel niet hebben ingediend, omdat hij zich dan als niet deskundige aan de zijde van het College zou hebben geschaard. Werd dat voorstel aangenomen, dan zouden Burgemeester en Wethouders over drie weken toch met hetzelfde plan moeten komen, want het is niet mogelijk een ander te maken dan het thans ingediende, waarin spreker op verschillende wijzen zijn eigen gedachten heeft neergelegd. Aan het politiebureau moet iets gebeuren; er zijn lokalen noodig voor Onderwijs en Bouw- en Woningtoezicht. De heer Schüller, die het geraamde bedrag van ƒ41800. te laag vindt, zou over drie weken een nadere begrooling overgelegd willen zien, maar spreker kan dat niet. De begrooting, welke vóór hem ligt, bevat een nogal hoogen post voor Onvoorzien en het zou hem bitter tegenvallen, indien hij later bij den Raad moest aankloppen met de mededeeling, dat het werk b.v. 10.000.meer bad gekost. Volgens den heer Groeneveld zijn er in den loop der tijden duizenden guldens aan de verbouwing van het Stadhuis besteed. Dat is juist, maar het Stadhuis is een eeuwenoud gebouw en telkens zijn die veranderingen aangebracht, waartoe de tijd dwong. Thans dwingt de tijd om het vrijkomende politie bureau te benutten om ten behoeve van verschillende diensten een belangrijke verbetering aan te brengen. Voor het betrekkelijk kleine bedrag van 41.800.zalmen lokaliteiten krijgen, waar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 7