MAANDAG 5 MAART 1928. 31 dan zou de Raad het moeten doen. Het standbeeld staat op een tamelijk ruime plaats; men kan het op zijn gemak be zichtigen. Elke vreemdeling ziet het daar staan, maar wanneer men het verplaatst, zullen wel de studenten en de zieken het zien, maar misschien zullen dan de vreemdelingen het niet zien. Het gewijzigd voorstel van Burgemeester en Wethouders, strekkende om ten behoeve van de verplaatsing van het standbeeld van Hermanus Boerhaave naar het kopeinde van het middengazon in de Oegstgeesterlaan, met bijkomende werken, door vaststelling van den desbetreffenden begrootings- staat een bedrag beschikbaar te stellen van 3000.wordt verworpen met 20 tegen 9 stemmen. Tegen stemmen: de heeren Burgerjon, Kuivenhoven, de Reede, Romijn, Sijtsma, van Stralen, Heemskerk, Wilbrink, Groeneveld, Huurman, van Eek, Schüller, Parmentier, mevrouw Braggaar—de Does, de heeren Verweij, van Tol, Kooistra, Eikerbout, Baart en van Es. Vóór stemmen: de heeren Reimeringer, Tepe, Splinter, Goslinga, Wilmer, Manders, Spendel, Bergers en Meijnen. (De heeren Groeneveld en Huurman waren inmiddels ter vergadering gekomen). XIV. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de kosten van verbouwing van het Raadhuis en het perceel Vischmarkt No. 11 en het aanbrengen van centrale verwarming in het Raadhuis. (Zie Ing. St. No. 53.) De heer Manders dankt het College, dat het zoo welwillend geweest is de leden van den Raad in de gelegenheid te stellen op Zaterdagmorgen j.l. het Raadhuis te zien. Het meerendeel van de bezoekers zal het er wel mede eens zijn geweest, dat de uitbreiding van localiteiten geen overdaad was en veranderingen en herstellingen dringend noodig waren. Zij hebben gezien, dat het dak en de zolderbalken, waarvan het onderhoud blijkbaar vrij veel te wenschen heeft overgelaten, in een zoodanigen toestand verkeeren, dat het niet onmogelijk was geweest, dat tijdens een Raadsvergadering de leden het geheele dak op zich hadden gekregen. Spreker is geheel voor de voorgestelde verbetering, doch het geraamde bedrag ad 41800.— lijkt hem een weinig aan den lagen kant. Het zou spreker spijten, indien de noodige herstellingen niet behoorlijk werden uitgevoerd, en daarom mag men z. i. niet op een klein bedrag kijken. Het is onmo gelijk vooruit te bepalen, hoeveel dit kosten zal. Waar het onderhoud van de geheele constructie van het gebouw eenigszins is verwaarloosd, dient daarmede bij de veranderingen en herstellingen rekening te worden gehouden. De heer Schüller zegt het op prijs te hebben gesteld, dat Burgemeester en Wethouders de Raadsleden in de gelegenheid hebben gesteld kennis te nemen van de werkzaamheden, waar voor zij gelden zouden moeten toestaan, maar verzoekt het College om in de toekomst in dergelijke gevallen bij hun uit- noodiging rekening te houden met het feit, dat de Raadsleden een maatschappelijken werkkring hebben, en bij voorkeur dergelijke bijeenkomsten op Zaterdagmiddag te beleggen. Wat de kwestie zelf betreft, de heer Manders verwart de zaak. Deze wenscht een hooger bedrag uitgetrokken te zien met het oog op den toestand van den zolder, maar als men zijn oogen den kost heeft gegeven en goed heeft geluisterd naar de voorlichting der deskundigen, dan zal men moeten toestemmen, dat een bedrag van 41800.voor het ver bouwen der lokalen ten eenenmale onvoldoende is. Spreker heeft het reeds eenmaal medegemaakt tijdens zijn lidmaat schap van den Raad, dat in de stad algemeen werd gemompeld, dat de zaak niet in den haak was, toen een raming ernstig was overschreden, en daarom zou hij ter voorkoming van geruchten, dat er met geld wordt gesmeten, genoemd bedrag van 41800.verhoogd willen zien. Het bedrag is heel zuinig berekend; voor everitueele tegen vallers, die men niet kan berekenen, zullen misschien groote bedragen moeten uitgegeven worden. Spreker zou daarom het bedrag willen verhoogen, niet in deze Raadszitting, maar nadat het College zich met den Directeur van Gemeente werken beraden heeft. Het doel is, het dak te ontlasten en het dan voorloopig zoo te laten. Het is evenwel schromelijk verwaarloosd, in plaats van telkens behoorlijk 'vernieuwd, reeds gedurende 15 of 20 jaren. "Wanneer het behoorlijk onderhouden was, zou men nu niet voor zoo'n verschrikkelijke uitgave staan. Spreker vestigt tegelijk de aandacht op de Raadszaal, die te klein is; als de leden werk van de zaken maken, is de ruimte voor hen veel te klein; de pers zit hier en daar neer gegooid. Spreker geeft derhalve het College in overweging een andere gelegenheid voor de Raadszittingen te zoeken. De heer Wilbrink vraagt, of bij de meerdere ruimte voor de onderbrenging van de verschillende diensten rekening gehouden is met de toekomstige reorganisatie van Gemeente werken en van Bouw- en Woningtoezicht. De zaken worden bij die diensten niet zoo gauw afgedaan als wel wenschelijk is. Zal men nu na de reorganisatie niet meer zoo lang behoeven te wachten op het verleenen van bouwvergunningen? Het is voor een bouwondernemer in Leiden vaak zeer moeilijk om aan den slag te gaan. In de naburige gemeenten worden de vergdnningen in 8 van de 10 gevallen binnen de 2 weken verleend; in Leiden is het een uitzondering, wanneer zij binnen 9 weken verleend wordt. Is nu, in verband met die toegezegde reorganisatie, daarmede rekening gehouden bij de beschikbaarstelling van de ruimte? De heer Schüller zegt: er zijn praatjes rondgegaan, dat bij een vorige gelegenheid zoo met het geld gesmeten was, en om dat te voorkomen wil hij nu zelf hier met geld gaan smijten. Hij zegt: heeren, gij zijt een beetje aan den zuinigen kant, wij zullen er een schepje op leggen, dan kunt ge daar mede wat royaler te werk gaan, en als gij dat niet doet, dan kunt gij in elk geval uitkomen. Spreker ziet althans het gevaar, dat men de menschen te veel in handen geeft, daar zij altijd geneigd zijn het toch uit te geven. Burgemeester en Wethouders moeten blijven aandringen op een zuinige raming. Later kan men dan altijd nog zien. Dan kan men een apart bedrag uittrekken, dat eventueel dan kan verwerkt worden. De heer van Es is een van degenen geweest, die Zaterdag middag een kijkje hebben genomen, en hij kan niet zeggen, dat dit met groot genoegen is geweest. Er is heel wat, dat spreker, evenals den heer Schüller, niet aanstaat. Het bezoek heeft plaats gehad op Zaterdag, dus kort voor de Raadsver gadering, waarvan spreker het College geen verwijt zal maken, maar hij zou Burgemeester en Wethouders in overweging willen geven om het voorstel tot de volgende vergadering aan te houden. Dan kan men als niet-deskundige eenig licht ontvangen van meer deskundigen. De heer de Reede wenscht over den financiëelen kant van de kwestie nog iets te zeggen. Spreker heeft bij het advies van de Commissie van Financiën een aanteekening gemaakt, dat hij de aflossing van dit kapitaal in 40 jaar wel een beetje erg aan den gevaarlijken kant acht voor de gemeente. Spreker ziet in deze verbouwing en in den aanleg van centrale verwarming, die hoogst noodzakelijk is, geen volle kapitaaluitgaaf. Hij is het met den heer Schüller eens, waar deze zegt, dat met het onderhoud veel te slecht is omge sprongen. Men heeft een achterstallig onderhoud in te halen en dat behoort op den gewonen dienst en niet op den buiten gewonen, Wat betreft de verandering der kantoorlokalen, daarmede is wel een verbetering te bereiken, maar voor hoelang die dienstig zal zijn hangt nog in de lucht. Over 40 jaar kunnen er andere behoeften zijn en de kantoorlokalen wel een andere bestemming hebben, b.v. voor archiefruimte. Wat de centrale verwarming betreft, hiervan staat het vast, dat zij stellig in 20 jaar moet worden afgeschreven, ook volgens het advies van de firma de Vries en Stevens. Spreker meent, dat in alle opzichten de vorm van aflossen onvoldoende is en er is geen waarborg, dat de gemeente werkelijk het bedrag op den gewonen dienst brengt, wat noodig is om kapitaalverlies in de toekomst te voorkomen. Men zal zeggen, dat men bij de aflossing een gemiddelde heeft, in het eene geval te veel en in het andere te weinig afschrijft dat er zelfs in sommige gevallen een besparing is, zooals bij grondaankoop maar die opmerking kan spreker niet bevredigen. Het zou waar zijn, indien men grond aan kocht en behield en in 40 jaar afloste, dan zou het een spaarpotje voor de gemeente worden, maar wanneer die grond verkocht moet worden als bouwgrond is er geen sprake van een spaarpotje; dan komt dat geld op buitengewoon en dient weer voor aflossing of nieuwe kapitaaluitgaven van geheel andere strekking. Bij het veranderen van de begrootingsvoorschriften in 1924 hebben Gedeputeerden uitdrukkelijk gezegd: men moet de netto-methode invoeren, en dat wil niet zeggen bij de begrooting in haar geheel, want dat zou geen nut hebben gehad, maai bij de verschillende hoofdstukken, want daardoor krijgt men een zuiver inzicht in de kosten der onderdeelen van het gemeentebeheer. Men kan alleen berekenen de kosten daarvan per jaar voor de gemeente door het systeem der geünifor meerde afschrijvingen los te laten en de afschrijvingen voor ieder onderdeel te berekenen. Thans is het onoverzichtelijk en kan men niet beoordeelen, of de gemeente een overschot heeft dan wel aan het verarmen is. De Raadsleden kunnen dat allemaal niet uitzoeken; zij moeten technisch voorgelicht worden en men komt nooit tot een resultaat. Dergelijke zaken moeten beter onder de oogen gezien worden en wellicht zal

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 5