MAANDAG 5
MAART 1928.
39
De heer Romijn geeft in overweging het voorstel van den
heer Kooistra in handen van Burgemeester en Wethouders
te stellen om praeadvies. Dan kan men alle consequenties
nog eens nagaan.
De Voorzitter zegt, dat het College vooralsnog geen reden
heeft om over deze zaak praeadvies uit te brengen.
De heer Heemskerk zegt, dat men toch volgens artikel 34
beroep heeft.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amendement
van den heer Kooistra, luidende:
»De teruggestelde heeft recht van beroep op de Commissie
van Beheer."
Het amendement van den heer Kooistra wordt voldoende
ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad
slaging uit.
De Voorzitter ontraadt aanneming van dit amendement;
men kan de consequenties niet overzien en nagaan, of het in
de verordening past.
De heer Kooistra bedoelt met dit voorstel alleen, dat
degenen, die teruggesteld worden, daarvan in beroep kunnen
gaan. Spreker ontkent, gelijk de heer Heemskerk nu zegt,
dat dit al in artikel 32 zou staan
De Voorzitter acht het onverstandig dit amendement nu
te behandelen; de stemming zou onzuiver zijn en men kan
er altijd nog op terugkomen. Deze zaak kan nog eens in de
Commissie gebracht worden en dan kan men altijd nog zien.
Spreker geeft den heer Kooistra in overweging zijn amendement
in te trekken.
De heer Kooistra ziet daar geen reden voor; de zaak is
zoo eenvoudig mogelijk.
De heer Baart verwondert er zich over, dat het College
zoo halsstarrig zich tegen dit voorstel verzet. Men zegt: men
kan de draagwijdte niet overzien, maar in laatste instantie
zou het er alleen op neerkomen, dat men door een Commissie
werd verhoord. Nu zegt men zelf: als het een straf is, heeft
die persoon recht van beroep op de commissie. De Voorzitter
heeft dat gezegd, toen hij dacht, dat hij den Raad dan kon
meekrygen om het artikel goed te keuren. Spreker ziet niet
in, waarom niet kan worden bepaald, dat die menschen bij
de Commissie van Beheer in beroep kunnen komen.
De heer Huurman geeft opnieuw in overweging de voor
gestelde verandering niet aan te brengen zonder vooraf den
Directeur, die de leiding heeft, te hooren. Volgens de concept
verordening, die door den Geneesheer-Directeur, een des
kundig man dus, is opgemaakt, kan op grond van verschil
lende feiten terugstelling plaats hebben en nu mceten de
Raadsleden als niet-deskundig er niet in gaan schrappen,
terwijl dat later zou kunnen blijken bezwaar op te leveren.
Spreker kan in deze zijn stem niet uitbrengen en wil daarom
worden voorgelicht. Na aanneming van deze verordening zal
door den heer Kooistra een voorstel tot wijziging van' de
artikelen 31 en 33 kunnen worden gedaandan kan dat wor
den bekeken door de Commissie, welke een praeadvies van
den Directeur kan vragen. Spreker wil niet medewerken tot
het aannemen van wijzigingen, waarvan hij de draagwijdte
niet kan overzien.
De heer van Stralen begrijpt de houding van den heer
Huurman niet, die in overweging geelt dit voorstel van den
heer Kooistra niet aan te nemen, terwijl besloten is een
soortgelijk voorstel van den heer Wilbrink in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen om praeadvies. De
heer Kooistra zal geen bezwaar hebben, dat het College over
zijn voorstel praeadvies uitbrengt, maar het bezwaar gaat
tegen het feit, dat Burgemeester en Wethouders het voorstel
geheel willen afwijzen.
De Voorzitter doet opmerken, dat de zaak in elk geval
via de Commissie van Beheer moet gaan, omdat Burgemeester
en Wethouders, wanneer het voorstel van den heer Kooistra
in hun handen wordt gesteld om praeadvies, zij advies vragen
aan die Commissie.
De heer Kooistra zou niet gaarne willen, dat verkeerde
maatregelen werden getroffen, vooral met het oog op het
belang van hen, voor wie deze verordening moet gelden. Hij
vreest, dat bij eventueele verwerping van zijn voorstel, dat
inderdaad rauwelings in de vergadering is gebracht, zal
worden gedacht, dat de Raad van oordeel was, dat zijn denk
beeld niet moest worden verwezenlijkt, en daarom is hij
eenigszins huiverig om te trachten zijn wil door te drijven,
maar anderzijds begrijpt hij niet, dat Burgemeester en Wet
houders halsstarrig blijven weigeren zijn voorstel om praeadvies
te nemen, terwijl dat met een ander voorstel wel is gebeurd.
Waarom wil het College het eene voorstel wel in handen van
de Commissie stellen om er advies over uit te brengen en
het andere niet, vraagt spreker?
De Voorzitter deelt mede, dat de heer Wilbrink een amen
dement heeft ingediend, strekkende om artikel 31 te lezen
als volgt:
«Indien blijkt, dat een verpleger 1ste klasse niet of niet
meer voor de aan zijn betrekking verbonden werkzaamheden
geschikt is, kan hij door de Commissie van beheer op voor
stel van den Geneesheer-Directeur worden teruggesteld."
Het amendement van den heer Wilbrink wordt voldoende
ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer Wilbrink verzoekt het College over zijn amendement
praeadvies uit te brengen.
De heer Sijtsma zegt, dat de wijze van behandeling van
deze verordening niet deugt. Waarom heeft men die voor
stellen niet eenige dagen eerder ingedienddan hadden Burge
meester en Wethouders inlichtingen kunnen inwinnen bij
de Directie van de gestichten en zoo noodig praeadvies kunnen
uitbrengen.
De Voorzitter zegt, dat het College bereid is praedvies
over deze amendementen uit te brengen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de amende
menten van de heeren Kooistra en Wilbrink in handen van
Burgemeester en Wethouders om praeadvies te stellen.
Artikel 31 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De artikelen 32 tot en met 38 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen,
waarna de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming
wordt vastgesteld.
De heer Groeneveld verzoekt de vergadering te schorsen
tot des avonds wegens het vergevorderde uur.
De Voorzitter heeft daar bezwaar tegenhet'duurt hoog
stens nog 20 minuten.
De heer Schüller stelt dan voor de vergadering te schorsen
tot vanavond.
Het voorstel van den heer Schüller wordt aangenomen
met 18 tegen 11 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Burgerjon, IvuivenhoveD, de Reede,
van Stralen, Heemskerk, Wilbrink, Groeneveld, Huurman,
van Eek, Mandeis, Spendel, Schüller, Mevrouw Braggaar
de Does, de heeren Verweij, van Tol, Kooistra, Meijnen en
Baart.
Tegen stemmen: de heeren Romijn, Sijtsma, Reimeringer,
Tepe, Splinter, Goslinga, Wilmer, Bergers, Parmentier, Eiker
bout en van Es.
De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des
avonds te 8V4 uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering
des avonds te 8V4 uur.
Thans zijn afwezig: de heeren Bosman, van der Reijden,
Vallentgoed, Wilmer en Bergers.
De Voorzitter geeft het woord aan den heer Baart tot
het stellen van eenige vragen aan Burgemeester en Wet
houders in zake hun beslissing op een verzoek van den
Nederlandschen Bond van Personeel in Overheidsdienst be
treffende inkoop van pensioen.
De heer Baart herinnert er aan, dat in de vergadering
van 17 October 1927 was ingekomen een verzoek van den
Nederlandschen Bond van Personeel in Overheidsdienst in zake
inkoop van pensioen en de Raad toen besloot daarover advies
te vragen aan het Georganiseerd Overleg. Spreker heeft ver
nomen, dat Burgemeester en Wethouders aan dat Raads
besluit geen gevolg hebben gegeven, en daarom wenscht hij
aan het College de volgende vragen te stellen
1. Is het juist, dat B. en W. op het verzoek van den Ned.
Bond van Personeel in Overheidsdienst dato 8 October 1927
inzake pensioen-inkoop afwijzend hebben beschikt?
2. Is het juist, dat B. en W. hebben genegeerd de uit-