26
MAANDAG 13 FEBRUARI 1928.
zich voor na dit arrest tegenover de daarin bedoelde en daar
mede gelijk te stellen voorwerpen te volgen?"
De heer Romijn dankt den Raad voor de gelegenheid hem
gegeven tot het stellen van zijn vragen, welke aldus luiden:
1. Hebben B. en W. kennis genomen van het arrest van
den Hoogen Raad van 2 November 1927 (W. 11746) waarbij
werd beslist dat de verordening der Gemeente Leiden
v an 8 Augustus 1921 regelend de heffing van een plaatse
lijke belasting voor het gebruik van openbare gemeentewer
ken en -bezittingen te Leiden voor wat aangaat het daarin
bepaalde omtrent uitsteekijzers, uithangborden en balcons
niet verbindend is?
2. Zijn B. en YV. van oordeel dat op grond van dit
arrest over het loopende en de daaraan voorafgaande jaren
restitutie van de te dezer zake ontvangen belasting behoort
plaats te vinden
3. Welke gedragslijn stellen B. en W. zich voor na dit
arrest tegenover de daarin bedoelde en daarmede gelijk te
stellen voorwerpen te volgen?
De heer Goslinga beantwoordt de vragen van den heer
Romijn.
Het antwoord op de eerste vraag luidt:
Burgemeester en Wethouders hebben kennis genomen van
het arrest van den Hoogen Raad van 2 November 1927.
Het antwoord op de tweede vraag luidt:
Burgemeester en Wethouders zijn van oordeel, dat nimmer
restitutie van betaalde belasting kan worden verleend, indien
door den aangeslagene niet binnen den bij de wet gestelden
termijn en op de wijze als in de wet en de verordening
omschreven, een bezwaarschrift tegen den belastingaanslag
is ingediend.
Een raadsbesluit tot het verleenen van teruggaaf van belas
ting, ofschoon tegen den desbetreffenden belastingaanslag niet
is gereclameerd, kan de vereischte goedkeuring niet verwerven.
Op de bezwaarschriften, tegen den aanslag over het jaar
1927 ter zake van het hebben van een balcon, een uithang
bord of een uitsteekijzer waaraan bevestigd een lamp, mits
tijdig ingediend, zal, met in achtneming van hetgeen in
vorenbedoeld arrest ten aanzien van die voorwerpen is over
wogen, worden beslist.
Het antwoord op de derde vraag luidt:
Burgemeester en Wethouders overwegen een zoodanige
wijziging van de betreffende gemeenteverordening, dat de
gegrondheid onzer heffingen niet door een arrest van den
Hoogen Raad kan worden achterhaald.
Heel spoedig, wellicht reeds in de volgende Raadsvergade
ring, zullen daaromtrent voorstellen den Raad bereiken.
De heer Romijn is het met den Wethouder eens, dat de
gemeente niet over kan gaan tot restitutie over afgeloopen
belastingjaren. Spreker heelt die vraag gesteld, omdat waar
schijnlijk meerdere verzoeken om restitutie door de burgerij
gedaan zullen worden en omdat het door het antwoord van
den Wethouder duidelijk geworden zal zijn, dat dat over
bodige moeite is. Wat het antwoord op sprekers derde vraag
betreft, het zal verstandig zijn af te wachten met welke
voorstellen Burgemeester en Wethouders zullen komen.
De Voorzitter verklaart hiermede de interpellatie voor
gesloten.
De Voorzitter doet vervolgens de deuren sluiten.
Na hervatting van de openbare vergadering stelt de Voorzit
ter namens Burgemeester en Wethouders spoedeischend voor
het perceel Vischmarkt No. 18 te Leiden, met uitzondering van
het beneden-achtervertrek, grenzende aan de Stadhuistoren-
poort, tot en met 30 April 1929, ingaande 1 Maart 1928,
tegen een huurprijs van f 750.per jaar, Ie verhuren aan
H. Scheffer, te Leiden, met bepaling, dat de huur verder
geacht wordt telkens voor den tijd van een jaar, tegen den
zelfden huurprijs en onder dezelfde voorwaarden te zijn
verlengd, indien zij niet drie maanden voor het eindigen van
den huurtermijn schriftelijk door een der partijen is opgezegd,
zullende de huur in elk geval eindigen op 1 Mei 1939 zonder
dat eenige opzegging daartoe wordt vereischt, en verder
onder de voorgestelde voorwaarden.
Nadat zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot
dadelijke behandeling is besloten, wordt eveneens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
De Voorzitter vraagt, of een der leden thans nog iets in
het belang der gemeente in het midden heeft te brengen.
De heer Verweij herinnert, hoewel hij weet, dat de afdeeling
Onderwijs overbelast is, aan het door den Bond van Onder
wijzers dd. 19 Juni 1927 ingezonden adres, waarin verzocht
wordt een regeling te treffen van de vergoeding voor de
diensten van het waarnemend hoofd en verzoekt spoed te
betrachten met het praeadvies daarop.
De Voorzitter zegt, dat deze zaak aanhangig is bij de
Commissie voor het Onderwijs.
De heer Verweij heeft daar niets van gemerkt.
De heer Heemskerk vraagt, wanneer van de zijde van het
College nadere voorstellen of een praeadvies zullen komen
naar aanleiding van de bij de gemeentebegrooting besproken
eventueele voorstellen tot wijziging van de ondersteuning aan
werkloozen. Er is toegezegd, dat daarmede zooveel mogelijk
spoed betracht zou worden; het is nu reeds Februari.
De heer Goslinga zegt, dat niet is toegezegd, dat het College
zoo spoedig mogelijk dat zou doen. Spreker heeft toen namens
het College gezegd, dat het de voorstellen van den heer van
Stralen in praeadvies nam, zonder tijdsbepaling. Het College
is overladen met werk overigens is deze zaak in behandeling.
De heer Heemskerk zegt, dat het bestuur van de vereeniging,
die ook in de vergadering van vandaag een verzoek heeft
gezonden om over te gaan tot den bouw van arbeiders
woningen, die eigendom worden van de arbeiders, reeds in
Augustus 1925 een adres heeft ingezonden, dat meer in het
algemeen over deze zaak handelt. Dat is ook om praeadvies
gegaan, maar er is nooit een praeadvies over verschenen.
Deze 2 adressen kunnen misschien tegelijk behandeld worden.
De heer van Stralen vraagt, of het mogelijk is reeds de
volgende Raadszitting praeadvies uit te brengen op het ver
zoek tot het instellen van een onderzoek naar de huurver-
hoogingen sinds de buitenwerkingstelling der Huurcommissie.
Dat adres is gegrond op bepaalde feiten en wanneer men de
zaak te lang uitstelt, wordt de bedoeling niet bereikt.
De Voorzitter zegt, dat het College den grootst mogelijken
spoed zal betrachten; er is evenwel zeer veel gaande.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Buiten de agenda om werd nog behandeld een interpellatie
van den heer Romijn in zake de uitvoering van de recognitie
verordening (blz. 25) en een voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot verhuring van het perceel Vischmarkt no. 18
aan H. Scheffer (blz. 26).
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.